ECLI:NL:RBLIM:2017:12247

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 december 2017
Publicatiedatum
13 december 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 4155 en AWB - 16 _ 4156 en AWB - 16 _ 4157 en AWB - 16 _ 4158
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.M. Schelfhout
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing WW-uitkering wegens onwerkbaar weer door regenval voor dakdekkers

In deze zaak hebben vier dakdekkers beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvragen om een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) wegens onwerkbaar weer. De aanvragen werden afgewezen door de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) op basis van de stelling dat er op de opgegeven dagen geen sprake was van onwerkbaar weer. De rechtbank Limburg oordeelt dat de door het UWV gehanteerde maatstaf voor het vaststellen van onwerkbaar weer niet onjuist is, maar dat het interne beleid van het UWV onvoldoende kenbaar en onduidelijk is. Dit leidt tot een motiveringsgebrek in de bestreden besluiten. De rechtbank vernietigt de besluiten van het UWV, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat de dagen waarop de aanvragen betrekking hebben niet voldoen aan de criteria voor het toekennen van een WW-uitkering. De rechtbank benadrukt dat het aan de werkgever is om aan te tonen dat er voldoende onwerkbare dagen zijn geweest, maar dat de werkwijze van het UWV niet voldoende is gecommuniceerd naar de sector. De rechtbank bepaalt dat het UWV de griffierechten van de eisers moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB/ROE 16/4155 tot en met 16/4158

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2017 in de zaken tussen

16 4155:[eiser 1], te [woonplaats 1], eiser 1,

16/4156:
[eiser 2], te [woonplaats 2], eiser 2,
16/5157:
[eiser 3], te [woonplaats 1], eiser 3,
16/4158:
[eiser 4], te [woonplaats 3], eiser 4, hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde: [naam]),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (locatie Eindhoven), verweerder,
(gemachtigde: mr. W.J.C. Rademakers).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 13 juni 2016 (de primaire besluiten) heeft verweerder de namens eisers ingediende aanvragen om met ingang van 2 februari 2016 en 23 mei 2016 in aanmerking te worden gebracht voor een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) wegens onwerkbaar weer afgewezen.
Bij afzonderlijke besluiten van 16 november 2016 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren die eisers tegen de primaire besluiten van 13 juni 2016 hebben gemaakt, ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2017.
Eisers zijn verschenen, vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers zijn werkzaam als dakdekker in dienst van [bedrijfsnaam] te [vestigingsplaats] (de werkgever). In verband met onwerkbaar weer door dagenlange druisregens heeft de werkgever voor eisers aanvragen bij verweerder ingediend om met ingang van 2 februari 2016 en met ingang van 23 mei 2016 in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van artikel 18 van de WW. Eisers stellen dat zij op de in de aanvragen genoemde dagen niet hebben kunnen werken vanwege de aanhoudende regen en dat deze situatie hetzelfde is als bij vorst of sneeuwval waardoor het werk als dakdekker niet kan worden verricht.
2. Bij afzonderlijke primaire besluiten van 13 juni 2016 heeft verweerder de aanvragen afgewezen onder de overweging dat er op de opgegeven dagen geen sprake was van onwerkbaar weer.
3. Namens eisers is daartegen bezwaar gemaakt en aangevoerd dat uit artikel 40 van de toepasselijke CAO voor Hellende Daken volgt dat de loondoorbetalingsverplichting is vervallen en dat eisers recht hebben op een WW-uitkering. Volgens eisers is sprake van buitengewone natuurlijke omstandigheden dan wel de indirecte gevolgen daarvan die het verrichten van arbeid onmogelijk maken zodat de loondoorbetalingsverplichting is vervallen en recht op WW ontstaat.
4. Bij de bestreden besluiten van 16 november 2016 heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard en de primaire besluiten in stand gelaten. Daartoe heeft verweerder overwogen dat pas sprake is van werkloosheid door buitengewone natuurlijke omstandigheden als er in een jaar op een bepaald aantal dagen niet gewerkt kan worden wegens overvloedige regenval. Van het niet kunnen werken als gevolg van overvloedige regenval is volgens verweerder sprake als het op een dag tussen 07:00 uur en 19:00 uur meer dan 360 minuten heeft geregend. Het aantal onwerkbare dagen vanwege die overvloedige regen stelt verweerder op 20 per jaar, te rekenen vanaf de eerste onwerkbare dag als gevolg van overvloedige regen. Op basis van de voorhanden gegevens blijft verweerder van mening dat er op 2 februari 2016 en 23 mei 2016 geen sprake was van onwerkbaar weer omdat er geen overvloedige regenval op die dagen is gevallen. Zo er wel sprake daarvan zou zijn geweest dan voldoen eisers niet aan de voorwaarde van 20 onwerkbare dagen vanwege overvloedige regen.
5. Eisers hebben tegen de bestreden besluiten van 16 november 2016 beroep ingesteld en onder verwijzing naar hun bezwaarschrift hun standpunt herhaald dat zij recht hebben op een WW-uitkering. Eisers betogen dat zij niet voor een simpel regenbuitje hebben gedeclareerd, maar voor urenlang durende druisregens en dat daarbij de CAO in acht is genomen.
6. Verweerder heeft in het verweerschrift toegelicht dat de afgewezen aanvragen de dagen 2 februari 2016, 4 februari 2016, 10 februari 2016, 22 februari 2016, 23 mei 2016, 30 mei 2016 en 1 juni 2016 betreffen. Bij [eiser 3] met uitzondering van 2 februari 2016. Bij [eiser 4] zijn de dagen 23 mei 2016, 30 mei 2016 en 1 juni 2016 aangevraagd. Verweerder heeft in het verweerschrift verder toegelicht dat op genoemde dagen niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat er in het jaar 2016 op 20 dagen niet gewerkt kon worden wegens overvloedige regenval, te weten langer dan 6 uur op een werkdag tussen 07:00 uur en 19:00 uur. Verweerder betoogt dat steun voor zijn standpunt kan worden gevonden in een bij het verweerschrift gevoegde uitspraak van de rechtbank Limburg van 23 december 2013.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
8. Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de WW heeft de werknemer, die werkloos is uitsluitend als gevolg van vorst, sneeuwval, hoog water of andere buitengewone natuurlijke omstandigheden recht op uitkering voor de duur van de buitengewone natuurlijke omstandigheden. Ingevolge het bepaalde in het tweede lid zijn de artikelen 17 (de referte-eis) en 42, tweede lid, onderdeel a, (duur van de uitkering) niet van toepassing op de in het eerste lid bedoelde werknemer.
Ingevolge artikel 15 van de WW heeft de werknemer die werkloos is recht op uitkering met inachtneming van de artikelen 16 tot en met 21 en de daarop berustende bepalingen.
Ingevolge artikel 16 eerste lid, van de WW wordt werkloos de werknemer die:
in een kalenderweek ten minste vijf arbeidsuren minder heeft dan zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per kalendermaand of een aantal arbeidsuren heeft dat ten hoogste gelijk is aan de helft van zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek; en
beschikbaar is om arbeid te aanvaarden.
Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de WW wordt in deze wet onder arbeidsuur verstaan:
uur waarover een werknemer inkomen uit arbeid heeft ontvangen, of
uur waarover een werknemer recht heeft op inkomen uit arbeid.
9. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of in het geval van eisers wordt voldaan aan de in artikel 18 van de WW gestelde voorwaarden voor recht op uitkering. Om voor WW-uitkering in aanmerking te komen dient sprake te zijn geweest van regenval die als buitengewone natuurlijke omstandigheid kan worden aangemerkt. Dat het in Nederland veel en vaak regent is een normaal verschijnsel. Pas wanneer sprake is van een zodanig buitengewoon lange duur van verhindering tot werken als gevolg van regenval dat dit niet meer tot het normale bedrijfsrisico van de werkgever behoort, ontstaat op grond van genoemde artikel 18 een recht op WW (zie o.a. de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 3 juli 2002, ECLI:NL:CRVB:2002:AE55574).
10. Nu de daarvoor in de wet gestelde norm wat betreft onwerkbaar weer door regenval niet duidelijk is, heeft verweerder beleidsmatig een maatstaf geformuleerd ter invulling van die norm. Verweerder is van mening dat pas sprake is van werkloosheid als gevolg van een buitengewone natuurlijke omstandigheid als er in een jaar op een bepaald aantal dagen niet gewerkt kan worden wegens overvloedige regenval. Van het niet kunnen werken wegens overvloedige regenval is sprake als er op een dag tussen 7:00 uur en 19:00 uur meer dan 360 minuten heeft geregend. Het aantal onwerkbare dagen vanwege die overvloedige regen stelt verweerder in zijn beleid (arbitrair) op 20 per jaar te rekenen vanaf de eerste onwerkbare dag als gevolg van overvloedige regen.
11. Gelet op de hiervóór genoemde vaste jurisprudentie van de CRvB kan de rechtbank de door verweerder gehanteerde maatstaf wanneer sprake is van buitengewone natuurlijke omstandigheden als gevolg van regenval in kwalitatieve zin niet als een voor de betrokken werknemers onredelijke invulling van het wettelijk criterium beschouwen.
12. De vraag is echter of die maatstaf een voor belanghebbenden werkbare maatstaf inhoudt. In de interne beleidsnotitie die verweerder bij de behandeling van de beroepen ter zitting heeft overgelegd, is vermeld dat het aan de werkgever is om aan te tonen dat het 20 dagen méér dan 360 minuten geregend heeft tussen 7:00 uur en 19:00 uur. Daarbij is vermeld dat in een rechtszaak bij de rechtbank Gelderland neerslaggegevens zijn ingebracht die afkomstig zijn van www.infoplaza.nl (hierna: infoplaza), de bron die ook UWV in dit soort situaties gebruikt. Het gaat daarbij om de hoeveelheid en de duur van de neerslag die behoren bij de postcode van het gebied waarin de aanvrager op de betreffende datum had willen werken. Ter zitting heeft verweerders gemachtigde de te volgen werkwijze in die zin toegelicht dat de werkgever voor zijn werknemers recht op WW dient te claimen door een aanvraag in te dienen, waarbij hij via genoemde website dient bij te houden hoeveel onwerkbare dagen er zijn geweest waarop zijn werknemers niet hebben kunnen werken. Het vaststellen van het aantal onwerkbare dagen kan alleen via deze website en de werkgever dient zich daarvoor op die website te abonneren. Bij de behandeling ter zitting is verder gebleken dat de door verweerder verlangde werkwijze om WW aan te vragen niet met de sector is gecommuniceerd. De werkwijze is evenmin gepubliceerd. De werkgever, die voor zijn werknemers WW wil claimen, moet daarover met de desbetreffende afdeling van het UWV contact opnemen, die de informatie over het interne beleid en de bij de aanvraag WW aan te houden werkwijze desgevraagd aan hem verstrekt. De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande vast dat de gehanteerde regeling daarmee onvoldoende kenbaar is voor degene die WW aanvraagt. Het is op zichzelf niet zo dat beleid altijd gepubliceerd moet worden, maar wanneer dat inhoudt dat een bepaalde werkwijze bij het aanvragen van uitkering verplicht wordt gesteld wil men voor uitkering in aanmerking kunnen komen, dan vloeit uit algemene beginselen van behoorlijk bestuur voort dat die werkwijze wel kenbaar moet zijn voor belanghebbenden.
13. De vraag is verder of de voorgeschreven werkwijze, als die al kenbaar zou zijn, voldoende duidelijk is. In het interne beleidsstuk dat verweerder hanteert, wordt ervan uitgegaan dat recht op WW ontstaat wanneer tenminste 20 dagen ‘per jaar’ niet kan worden gewerkt, te rekenen vanaf de eerste onwerkbare dag als gevolg van overvloedige regen. Vanaf de eerste onwerkbare dag als bedoeld in het beleid moet de werkgever bijhouden wanneer er 20 onwerkbare dagen zijn verstreken en dan bij de 21e een aanvraag indienen, waarbij hij aan de hand van de gegevens van infoplaza onderbouwt dat er recht op WW is ontstaan. Die opgave wordt vervolgens door verweerder aan de hand van datzelfde infoplaza op juistheid gecontroleerd. Niet duidelijk is echter wat in het beleid is bedoeld met ‘per jaar. Bij de behandeling van de beroepen ter zitting is gebleken dat niet duidelijk is of met de term ‘per jaar’ een kalenderjaar wordt bedoeld nu dat niet zo in de notitie is vermeld. Volgens verweerders gemachtigde laat de notitie ruimte om een soort refertejaar te hanteren dat de werkgever zelf mag kiezen. Het is dus niet duidelijk aan welke verplichtingen de werkgever moet voldoen om met succes recht op WW voor zijn werknemer(s) te kunnen aanvragen.
14. Ten slotte heeft verweerder zich niet (kenbaar) erover beraden in hoeverre aan werknemers die een aanvraag om uitkering doen, kan worden tegengeworpen dat hun werkgever niet heeft voldaan aan de verplichtingen die aan deze in het kader van de werkwijze als voormeld, door verweerder worden opgelegd, en hoever verweerders onderzoekplicht in zo’n geval gaat.
15. Op grond voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de door verweerder bij de bestreden besluiten gehanteerde maatstaf inhoudelijk niet onjuist is te achten, maar dat het gehanteerde beleid, waarin de voorwaarden zijn gesteld waaraan een aanvraag WW dient te voldoen om door verweerder te worden gehonoreerd, onvoldoende kenbaar, onduidelijk en dus niet werkbaar is. De bestreden besluiten, waarbij de afwijzing van de aanvragen WW is gebaseerd op dat beleid, lijden om die reden aan een motiveringsgebrek. De beroepen zijn gegrond en de bestreden besluiten komen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor vernietiging in aanmerking.
16. De rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van de vernietigde bestreden besluiten in stand te laten. De rechtbank is van oordeel dat op de dagen die thans in geding zijn, aan de door verweerder inhoudelijk aangelegde maatstaf, ook bij de voor de werknemers meest ruime uitleg daarvan, niet is voldaan. Uit de voorhanden gegevens en de ter zitting door de gemachtigde van eisers gegeven uitleg kan de rechtbank evenmin afleiden dat sprake is geweest van een extreme situatie waarin onwerkbaar weer niet meer tot het normale bedrijfsrisico behoort, als bedoeld in de onder r.o. 10 genoemde uitspraak van de CRvB van 3 juli 2002. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat aan de bedrijfsvoering van een dakdekkersbedrijf inherent is dat in het Nederlandse klimaat regenval regelmatig een belemmering vormt bij de uitvoering van werkzaamheden.
17. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers de namens hen betaalde griffierechten vergoedt.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Er zijn geen kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de bestreden besluiten;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde bestreden besluiten in stand
blijven;
- draagt verweerder op de betaalde griffierechten van in totaal € 184,00 aan de
gemachtigde van eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Th.M. Schelfhout, rechter, in aanwezigheid van mr. F.A. Timmers, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 december 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 15 december 2017

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.