ECLI:NL:RBLIM:2017:12264

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 december 2017
Publicatiedatum
14 december 2017
Zaaknummer
03/256879-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld, tasjesroof, diefstal van een auto en wegmaken van een mobiele telefoon

Op 5 december 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, waaronder een tasjesroof en diefstal van een auto. De verdachte werd bijgestaan door mr. S. Marjanovic en was aanwezig tijdens de openbare terechtzitting op 21 november 2017. De tenlastelegging omvatte vier feiten: de beroving van [slachtoffer 1] van haar handtas met geweld, de diefstal van een auto van [slachtoffer 3], de beroving van [slachtoffer 2] van zijn auto en sleutels, en het wegmaken van de mobiele telefoon van [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 7 juli 2015 in Beek de handtas van [slachtoffer 1] heeft gestolen, vergezeld van bedreiging met geweld. De rechtbank achtte ook bewezen dat de verdachte op 21 december 2015 de BMW van [slachtoffer 3] heeft gestolen en op 31 december 2015 de Fiat Scudo van [slachtoffer 2] heeft weggenomen, waarbij geweld is gebruikt. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van diefstal van de telefoon van [slachtoffer 2], maar schuldig bevonden aan het wegmaken van deze telefoon. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar op, met een proeftijd van twee jaar, en kende een schadevergoeding toe aan [slachtoffer 1].

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/256879-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 december 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
verblijvende in FPC “De Rooijse Wissel”, 5807 EA Oostrum, Wanssumseweg 12A.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S. Marjanovic, advocate kantoorhoudende te
's-Gravenhage.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de openbare terechtzitting van 21 november 2017. De verdachte en diens raadsvrouw zijn ter terechtzitting verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:met geweld en/of onder bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft beroofd
van haar handtas (met inhoud).
Feit 2:een auto heeft gestolen, dan wel die auto heeft verduisterd.
Feit 3:met geweld en/of onder bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft beroofd van zijn auto en sleutels
Feit 4:met geweld en/of onder bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft beroofd van zijn telefoon, dan wel die telefoon heeft weggemaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan
het onder feit 4 primair tenlastegelegde. De verdachte moet van dit feit worden vrijgesproken. Volgens de officier van justitie kunnen de onder 1, 2 primair, 3 en 4 subsidiair tenlastegelegde feiten wel worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot feit 1
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat kan worden bewezen dat de verdachte de handtas van [slachtoffer 1] heeft gestolen. Echter niet kan worden bewezen dat de verdachte daarbij heeft gedreigd met een mes, nu de verdachte dit ontkent en de verklaring van aangeefster op dit punt niet wordt ondersteund door een ander bewijsmiddel. De verklaring van aangeefster is op dit punt bovendien onbetrouwbaar, nu zij niet in staat is om specifieke kenmerken van het mes te benoemen en zij evenmin aangeeft welke specifieke handelingen de verdachte met dit mes heeft verricht. De raadsvrouw stelt zich dan ook op het standpunt dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van de dreiging met het mes.
Met betrekking tot feit 2
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het onder feit 2 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe – kort samengevat – aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op de wederrechtelijke toe-eigening van de auto, noch dat hij als heer en meester over deze auto heeft beschikt. De verdachte heeft de auto enkel ‘geleend’, zodat hij zijn vriendin naar het ziekenhuis kon brengen. Van diefstal of verduistering van de auto is dan ook geen sprake.
Met betrekking tot feit 3
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde feit.
Met betrekking tot feit 4
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte, wegens gebrek aan bewijs, moet worden vrijgesproken van de onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw voorts aangevoerd dat van wegmaken geen sprake is geweest, omdat de verdachte de telefoon - direct nadat hij deze zou hebben afgepakt van aangever - heeft weggegooid. Aangever heeft gezien dat zijn telefoon in de bosjes terecht kwam. Hij had de telefoon dus eenvoudig kunnen terugvinden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feit 1
Op 7 juli 2015 heeft [slachtoffer 1] bij de politie aangifte gedaan van een straatroof. Uit haar aangifte komt het volgende naar voren. [1]
Zij verliet op die dag omstreeks 18.30 uur haar woning om de hond uit te laten. Ze had haar handtas bij zich. In deze tas zat onder meer een mobiele telefoon van het merk Huawei. Toen zij ter hoogte van de [adres 1] het veld in liep, zag zij een paar keer een lichtgroene Mercedes voorbijrijden.
Omstreeks 19.15 uur werd ze aangesproken door de bestuurder van de Mercedes. Dit betrof een Nederlandssprekende blanke man. Deze man was ongeveer 1.80 meter groot en had tatoeages op zijn arm. Onder zijn ogen had hij drie of vier traantjes getatoeëerd. Zijn haar was bovenop kortgeknipt en achter in de nek lang golvend. Naast hem - op de bijrijdersplaats - zat een vrouw.
De bestuurder van de Mercedes vroeg aan [slachtoffer 1] de weg naar het kamp. Zij wees de weg, maar de man reed niet meteen weg. Hij hield het gesprek gaande. Tijdens het gesprek sprong de bestuurder plotseling uit de auto. Hij had een mes in zijn hand en wees daarmee in de richting van de hals van [slachtoffer 1] . Vervolgens zei de man: “Hier met die tas”. Nadat hij dit had gezegd, pakte hij de linkerarm van [slachtoffer 1] vast en trok het hengsel van de tas over haar hoofd. De man stapte vervolgens (met de tas) in de Mercedes en reed weg.
[slachtoffer 1] heeft het mes, waarmee de man haar had bedreigd, omschreven als een smal mes, lijkend op een Chinese dolk of iets dergelijks.
De verdachte heeft bekend dat hij op 7 juli 2015 de handtas van [slachtoffer 1] heeft gestolen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met zijn vriendin, genaamd [naam vriendin verdachte] , langs het veldje reed waar [slachtoffer 1] aan het wandelen was. De verdachte heeft haar aangesproken en de weg naar het kamp gevraagd. Tijdens het daaropvolgende gesprek is hij uit de auto gestapt en heeft hij de handtas van [slachtoffer 1] afgepakt.
Bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte op
7 juli 2015 op de openbare weg ( [adres 1] te Beek), de handtas van [slachtoffer 1] , met daarin onder andere een mobiele telefoon van het merk Huawei, heeft gestolen.
De rechtbank is - anders dan de raadsvrouw - van oordeel dat eveneens kan worden bewezen dat die diefstal is voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, op de wijze zoals in de tenlastelegging is omschreven.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [slachtoffer 1] in grote lijnen overeenkomt met de verklaring die de verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd. Wat betreft de bedreiging met het mes lopen de verklaring echter uiteen. De verdachte ontkent dat hij een mes bij zich had en dat hij [slachtoffer 1] daarmee heeft bedreigd. De rechtbank heeft echter geen enkele reden om aan te nemen dat [slachtoffer 1] hierover heeft gelogen.
Dat [slachtoffer 1] - zoals de raadsvrouw heeft aangevoerd - de autosleutels, die de verdachte naar zijn zeggen mogelijk vast had toen hij uit de auto stapte, wellicht per abuis heeft aangezien als een mes, acht de rechtbank onwaarschijnlijk, gelet op de beschrijving die [slachtoffer 1] heeft gegeven van het mes. Dat [naam vriendin verdachte] geen mes heeft gezien is goed mogelijk, aangezien zij ten tijde van de diefstal in de auto is blijven zitten en de verdachte dit mes pas ter hand kan hebben genomen nadat hij uit de auto is gestapt. Het feit dat [naam vriendin verdachte] geen mes heeft gezien, wil in elk geval niet zeggen dat de verdachte niet met een mes heeft gedreigd.
De rechtbank acht - gelet op het vorenstaande - bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit, te weten diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
3.3.2
Feit 2
Op 21 december 2015 heeft [slachtoffer 3] bij de politie aangifte gedaan van diefstal van een auto. Uit de aangifte komt het volgende naar voren. [2]
Die dag, omstreeks 14.16 uur, werd [slachtoffer 3] gebeld door een man die aangaf dat hij een auto wilde kopen. Hij zou binnen een uur naar het bedrijf van [slachtoffer 3] komen om occasions te bekijken. Omstreeks 15.15 uur arriveerde de man met wie aangever telefonisch had gesproken bij het bedrijf van [slachtoffer 3] , gevestigd aan de [adres 2] te Linne.
[slachtoffer 3] heeft samen met de man een aantal auto’s bekeken. De man gaf aan dat hij op zoek was naar een BMW of Mercedes en dat hij een proefrit wilde maken in een BMW, voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Deze auto stond geparkeerd op het bedrijventerrein. [slachtoffer 3] gaf aan dat hij de groene platen moest monteren voordat de man een proefrit kon maken. De man zei toen dat dit niet nodig was. Hij wilde alleen even naar voren en naar achteren rijden om te kijken of de auto goed functioneerde. De man stapte vervolgens in de BWM. Hij reed langzaam tot aan de ingang van het bedrijf en reed vervolgens weg over de [adres 2] , in de richting van de Rijksweg. [slachtoffer 3] had de man geen toestemming gegeven om het terrein te verlaten.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op 21 december 2015 de BMW, voorzien van het kenteken [kenteken 1] en toebehorende aan [slachtoffer 3] , zonder toestemming van [slachtoffer 3] heeft meegenomen. De verdachte heeft verklaard dat hij, voordat hij bij het autobedrijf van [slachtoffer 3] arriveerde, al het plan had opgevat om de auto mee te nemen zonder daarvoor te betalen.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair ten laste gelegde feit. Uit de verklaring van de verdachte volgt dat hij de intentie had om de BWM te stelen. Door met deze BWM, zonder toestemming van [slachtoffer 3] , het bedrijventerrein te verlaten en daarmee weg te rijden, is de verdachte als heer en meester gaan beschikken over deze personenauto. Het handelen van de verdachte kan dan ook worden gekwalificeerd als diefstal.
3.3.3
Feit 3
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan, op de wijze zoals hierna in paragraaf 3.4 is omschreven. De rechtbank baseert dit op:
- de aangifte [3] van [slachtoffer 2] , en
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
3.3.4
Feit 4
Op 31 december 2015 heeft [slachtoffer 2] bij de politie aangifte gedaan van diefstal met geweld. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij die dag samen met de verdachte en [naam vriendin verdachte] , in zijn auto zat. [slachtoffer 2] bestuurde de auto. Toen zij op de [adres 3] in Den Bosch waren, schreeuwde de verdachte plotseling: “De wagen uit, de wagen uit, de sleutels”. De verdachte pakte vervolgens de sleutels van de auto van [slachtoffer 2] en stapte uit. Hij trok daarna [slachtoffer 2] uit de auto en sloeg hem op zijn gezicht. [slachtoffer 2] viel op de grond. De verdachte sloeg/schopte [slachtoffer 2] meermalen en riep: “De telefoon, je telefoon!”. De verdachte pakte de telefoon van [slachtoffer 2] vervolgens uit de broekzak van [slachtoffer 2] en gooide deze in de bossen, langs de weg. Hij stapte daarna in de auto en reed weg. [4]
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de mobiele telefoon van [slachtoffer 2]
heeft afgepakt en die telefoon vervolgens heeft weggegooid. De verdachte wilde daarmee voorkomen dat [slachtoffer 2] de politie kon bellen.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 4 primair ten laste gelegde feit, omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte de telefoon van [slachtoffer 2] heeft afgepakt met het oogmerk om die telefoon te stelen.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wel bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 subsidiair ten laste gelegde feit.
De raadsvrouw heeft als verweer gevoerd dat van wegmaken geen sprake is, omdat [slachtoffer 2] zijn mobiele telefoon, die even verderop in de bossen lag, eenvoudig had kunnen terugvinden. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Blijkens de toelichting op artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht is onder wegmaken van een goed, het laten verdwijnen van een goed te verstaan.
Elke gedraging waardoor het goed, in dit geval de telefoon van [slachtoffer 2] , aan zijn bestemming wordt onttrokken, valt onder wegmaken. Niet is vereist dat het goed voor de eigenaar voorgoed verloren gaat of bijna zeker niet meer terecht komt. Kortom: door de telefoon van [slachtoffer 2] af te pakken en deze vervolgens in de bossen, langs de weg, te gooien heeft de verdachte die telefoon weggemaakt in de zin van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 7 juli 2015 te Beek, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een handtas met daarin o.a. een mobiele telefoon (Huawei), toebehorende
aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld bestond in het met een mes in de hand uit een auto stappen en met dat mes in de hand voor die [slachtoffer 1] gaan staan en het wijzen met dat mes naar de hals van die [slachtoffer 1] en zeggen dat hij de tas wilde,
terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg de [adres 1] ;
2. ( primair)
op 21 december 2015 te Linne, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (BMW, [kenteken 1] ), toebehorende aan [slachtoffer 3] ;
3.
op 31 december 2015 in de gemeente 's-Hertogenbosch met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bestelauto (Fiat Scudo, [kenteken 2] ) en sleutels, toebehorende aan [slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond in het meermalen tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer 2] slaan en het meermalen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] slaan en het uit de auto trekken van die [slachtoffer 2] en het meermalen schoppen van die [slachtoffer 2] , terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg de [adres 3] ;
4. ( subsidiair)
op 31 december 2015 in de gemeente 's-Hertogenbosch opzettelijk en wederrechtelijk een gsm (Profoon), toebehorende aan [slachtoffer 2] , heeft weggemaakt door die gsm af te pakken en weg te gooien.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Feit 2 primair:
diefstal.
Feit 3:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Feit 4 subsidiair:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, wegmaken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een jaar, met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat bij het bepalen van de op te leggen straf rekening moet worden gehouden met:
  • het tijdsverloop in deze zaak. De ten laste gelegde feiten zouden zijn gepleegd in 2015, meer dan twee jaren geleden. Deze overschrijding van de redelijke termijn moet worden verdisconteerd in de straf;
  • de omstandigheden waaronder de verdachte de feiten heeft gepleegd. Ten tijde van het de laste gelegde feiten bevond de verdachte zich in de laatste fase van zijn TBS-behandeling. De verdachte stond in deze periode onder grote druk. Hij kon daar niet goed mee omgaan en is op de vlucht geslagen. Alle feiten waarvoor de verdachte thans terecht staat, hebben plaatsgevonden in deze - voor de verdachte zeer moeilijke - periode. De ten laste gelegde feiten zijn dan ook, zoals wordt onderkend door de reclassering en de kliniek, het gevolg van extreme omstandigheden;
  • de omstandigheid dat deze strafzaak al veel negatieve gevolgen voor de verdachte mee heeft gebracht. De verdachte heeft immers, als gevolg van de onderhavige gerezen verdenkingen, enige tijd vastgezeten. Daar komt bij dat in 2016 de dwangverpleging is hervat, met als gevolg dat de verdachte sindsdien verblijft in een TBS-kliniek.
Doordat de behandeling van de onderhavige strafzaak zo lang op zich heeft laten wachten, heeft de verdachte nog geen aanvang kunnen maken met het resocialisatietraject.
De raadsvrouw is - gezien het vorenstaande - van mening dat een rechterlijk pardon op zijn plaats is. De raadsvrouw heeft daarbij opgemerkt dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de voortgang van het TBS-traject nog verder zal doorkruisen en dat is niet wenselijk.
De raadsvrouw heeft subsidiair verzocht om aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen
is verklaard, op de omstandigheden waaronder de bewezenverklaarde feiten zijn begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie diefstallen en het wegmaken van een telefoon. Bij een van de diefstallen heeft de verdachte het slachtoffer bedreigd met een mes. Bij een andere diefstal heeft de verdachte geweld gebruikt tegen het slachtoffer - een goede bekende van zijn vriendin, die altijd veel steun van het slachtoffer had ondervonden - die daardoor letsel heeft opgelopen. Met name deze twee strafbare feiten, die in de volksmond ook wel als een straatroof worden betiteld, zijn buitengewoon ernstig.
Het is algemeen bekend en zo blijkt ook uit de ter terechtzitting voorgehouden schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] , dat een straatroof waarbij wordt gedreigd met geweld of waarbij ook daadwerkelijk geweld wordt gebruikt tegen het slachtoffer, afgezien van de financiële schade, enorme impact heeft op het leven van het slachtoffer.
Dit soort strafbare feiten veroorzaken daarnaast ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, in het bijzonder bij de omstanders op straat die worden geconfronteerd met het gewelddadige gedrag van de verdachte.
De rechtbank houdt in het nadeel van de verdachte rekening met het feit dat hij meermalen
is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten. Ook weegt de rechtbank mee dat de verdachte de feiten heeft gepleegd, terwijl hij zich had onttrokken aan een TBS-maatregel,
waarvan (op dat moment) het bevel tot dwangverpleging voorwaardelijk was beëindigd.
De tegen de verdachte gerezen verdenking van het plegen van nieuwe strafbare feiten (de bewezenverklaarde feiten) heeft uiteindelijk bijgedragen aan de beslissing van het Hof d.d.
1 september 2016 de dwangverpleging van de verdachte te hervatten. Bij beslissing van 26 april 2017 is de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege, verlengd met twee jaar. De verdachte verblijft dus alweer enige tijd in een TBS-kliniek.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten en het justitiële verleden van verdachte in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Met de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in dit geval niet geboden is, nu naar aanleiding van deze strafzaak de dwangverpleging van een eerder opgelegde TBS-maatregel is hervat en de verdachte dus al in dat kader van zijn vrijheid is beroofd. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou de voortgang van het TBS-traject doorkruisen, omdat de resocialisatie dan geen aanvang kan nemen. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet wenselijk. De TBS-maatregel is immers juist gericht op resocialisatie van de verdachte en het voorkomen van recidive. Zowel de verdachte als de maatschappij is er dus bij gebaat dat dit traject wordt voortgezet. De rechtbank zal daarom – conform de eis van de officier van justitie – volstaan met oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur. Bij oplegging van deze straf heeft de rechtbank eveneens rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank zal, alles afwegende, aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor
de duur van een jaar, maar dan geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 1.102,34 ter zake van feit 1. De vordering bestaat uit € 202,34 wegens materiële schade (schade aan de telefoon, reiskosten en parkeerkosten) en € 900,- wegens immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de door de benadeelde partij gemaakte
reis- en parkeerkosten, de schade aan de tas en de immateriële schade door de benadeelde partij voldoende zijn onderbouwd en een rechtstreeks gevolg zijn van het ten laste gelegde handelen van de verdachte. Deze schadeposten kunnen daarom worden toegewezen.
Volgens de officier van justitie is er eveneens een vergoeding op zijn plaats voor de schade aan de telefoon. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de hoogte van deze schade naar redelijkheid en billijkheid te schatten.
De officier van justitie heeft verzocht, in geval van – al dan niet gedeeltelijke – toewijzing van de vordering, de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat de door de benadeelde partij gevorderde schade reeds volledig is vergoed door het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Subsidiair heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd.
De benadeelde partij moet niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering ter zake van de materiële schade, omdat deze schade onvoldoende is onderbouwd en uit de toelichting op de vordering niet blijkt dat die schade een rechtstreeks gevolg is van feit 1.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht het (eventueel) toe te kennen bedrag te matigen en de benadeelde voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren
in dit deel van haar vordering.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij
Het primaire verweer van de raadsvrouw, dat erop is gebaseerd dat de opgevoerde schade reeds door het Schadefonds geweldsmisdrijven is vergoed, mist feitelijke grondslag omdat het door het Schadefonds aan het slachtoffer beschikbaar gestelde bedrag van € 2.500,- om voorshands te voorzien in de schade ten gevolge van het bewezenverklaarde, moet worden terugbetaald zodra en voor zover de schade wordt vergoed door de verdachte. Het primaire verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
Ten aanzien van de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de reis- en parkeerkosten een rechtstreeks gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit, zodat de gevorderde schadevergoeding van (in totaal) € 22,34 voor toewijzing in aanmerking komt.
De rechtbank zal de gevorderde vergoeding ter zake van de mobiele telefoon afwijzen, nu deze schade geen rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Uit de stukken in het dossier blijkt immers dat de telefoon onbeschadigd is teruggegeven aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het onderzoek ter terechtzitting en de door de benadeelde partij overgelegde stukken ter onderbouwing van haar vordering, voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit 1, immateriële schade heeft geleden. Nu de hoogte van de geleden immateriële schade niet gemotiveerd is betwist door of namens de verdachte, zal de rechtbank deze schadepost volledig toewijzen.
De rechtbank wijst de vordering aldus gedeeltelijk toe tot € 922,34, te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen vanaf 7 juli 2015 tot aan de dag van volledige voldoening. De rechtbank wijst de vordering voor het overige af.
De schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De proceskosten
De rechtbank zal de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, tevens veroordelen in de proceskosten, de kosten van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, en begroot die kosten aan de zijde van de benadeelde partij tot op heden op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 310, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder
4 primairten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder punt
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder punt
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot
  • bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde zich voor het einde van
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde in verband met deze strafzaak in voorarrest heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , van € 922,34, bij niet betaling te vervangen door 18 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, vermeerderd met de wettelijke rente, te berekenen over de periode vanaf 7 juli 2015 tot aan de dag van volledige voldoening;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte in de proceskosten, de kosten van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, en begroot deze kosten aan de zijde van de benadeelde partij tot op heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en
mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Romme, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2017.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 7 juli 2015 te Beek, althans in de gemeente Beek, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een handtas met daarin o.a. een mobiele telefoon (Huawei), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) in het met een mes in de handen uit een auto stappen en het met dat mes in de handen voor die [slachtoffer 1] gaan staan en het wijzen met dat mes naar de hals van die [slachtoffer 1] en het zeggen dat hij de tas wilde, althans door die [slachtoffer 1] (daarbij dreigend met dat mes) de woorden toe te voegen: "Hier met die tas", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg de [adres 1] , althans op de openbare weg;
2.
hij op of omstreeks 21 december 2015 te Linne, althans in de gemeente Maasgouw, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (personen)auto (BMW, [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] en/of aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 21 december 2015 te Linne, althans in de gemeente Maasgouw, opzettelijk een (personen)auto (BMW, [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] en/of aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten voor het maken van een proefrit, althans (zogenaamd) om even vooruit en achteruit te rijden om te kijken of alles werkte, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op of omstreeks 31 december 2015 in de gemeente 's-Hertogenbosch met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (bestel)auto (Fiat Scudo,
[kenteken 2] ) en/of sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) in het meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer 2] slaan en/of het meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] slaan en/of het uit de auto trekken van die [slachtoffer 2] en/of het meermalen, althans eenmaal, schoppen van die [slachtoffer 2] , terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg [adres 3] , in
elk geval op de openbare weg;
4.
hij op of omstreeks 31 december 2015 in de gemeente 's-Hertogenbosch met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gsm (Profoon), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) in het meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer 2] slaan en/of het meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] slaan en/of het uit de auto trekken van die [slachtoffer 2] en/of het meermalen, althans eenmaal, schoppen van die [slachtoffer 2] , terwijl het feit
werd gepleegd op de openbare weg [adres 3] , in elk geval op de openbare weg;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 31 december 2015 in de gemeente 's-Hertogenbosch opzettelijk en wederrechtelijk een gsm (Profoon), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft weggemaakt door die gsm af te pakken en weg te gooien.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg, voorzien van proces-verbaalnummer 2015127098, pag. 36 en 37.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg, voorzien van het proces-verbaalnummer 2015235964, pag. 3 en 4.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van de districtsrecherche te ‘s-Hertogenbosch, proces-verbaalnummer 2015292680, pag. 11 en 12.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van de districtsrecherche te ‘s-Hertogenbosch, proces-verbaalnummer 2015292680, pag. 11 en 12.