ECLI:NL:RBLIM:2017:1265

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 februari 2017
Publicatiedatum
13 februari 2017
Zaaknummer
5491272 cv16-10534
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing loonvordering van uitzendkracht tegen uitzendbureau

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 15 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een uitzendkracht, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Olympia Uitzendbureau B.V. De eiser vorderde een bedrag van € 12.151,25 netto aan achterstallig loon, inclusief wettelijke rente en kosten. De eiser was vanaf 25 juli 2011 werkzaam op basis van een uitzendovereenkomst en had zijn vordering onderbouwd met een overzicht van vergoedingen die hij meende te zijn misgelopen, waaronder scheidingstoelage, gemiste reisuren en maaltijdvergoedingen.

De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de eiser zijn vordering niet voldoende heeft onderbouwd. De eiser heeft geen bewijs geleverd dat de geclaimde (gemiste) reisuren daadwerkelijk zijn gemaakt of dat hij recht had op de gevraagde vergoedingen volgens de bedrijfsovereenkomst van G4S, waar hij voor werkte. Ook de scheidingstoelage werd niet onderbouwd, aangezien niet bleek dat de eiser op verzoek van Olympia elders had moeten overnachten. De kantonrechter heeft het verzoek van de eiser om bewijsstukken van Olympia te overleggen, afgewezen, omdat het aan de eiser was om zijn stellingen te onderbouwen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Olympia zijn begroot op € 600,00. De wettelijke rente over deze kosten werd eveneens toegewezen. Dit vonnis benadrukt het belang van een goede onderbouwing van vorderingen in civiele procedures.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5491272 \ CV EXPL 16-10534
Vonnis van de kantonrechter van 15 februari 2017
in de zaak van:
[eiser],
wonend te [woonplaats eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. M. Ledesma Marin
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OLYMPIA UITZENDBUREAU B.V.,
gevestigd te Weert,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. B.J. Bongaards.
Partijen zullen hierna [eiser] en Olympia worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de brief waarbij een comparitie van partijen is gelast
  • de comparitie van partijen d.d. 18 januari 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] was vanaf 25 juli 2011 op basis van een uitzendovereenkomst met Olympia tewerkgesteld bij G4S Fire & Safety als brandwacht. Op de uitzendovereenkomst is de cao voor uitzendkrachten van toepassing.
2.2.
De uitzendovereenkomst is in augustus 2014 geëindigd.
2.3.
[eiser] heeft bij brief van 28 juli 2014 bij Olympia kenbaar gemaakt nog aanspraak te maken op loon. Partijen zijn nadien in overleg getreden, maar zijn niet tot overeenstemming gekomen.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Olympia te veroordelen tot betaling van € 12.151,25 netto als zijnde achterstallig loon, dan wel een ander in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente en wettelijke verhoging, kosten rechtens.
3.2.
Olympia voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.4. De beoordeling

4.1.
[eiser] stelt bij dagvaarding aanspraak te maken op:
  • € 3.966,75 netto aan scheidingstoelage
  • € 1.612,50 netto aan (gemiste) reisuren
  • € 6.572,00 netto aan maaltijdvergoedingen.
4.2.
Ter onderbouwing van bovengenoemde vordering heeft [eiser] gewezen op een door hem zelf vervaardigd overzicht, zoals overgelegd als productie 4 bij dagvaarding. De grondslag voor voormelde vergoedingen is te vinden in de bedrijfsovereenkomst van G4S, aldus [eiser] .
4.3.
Olympia heeft de vordering van [eiser] betwist.
4.4.
De kantonrechter stelt voorop dat overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv het op de weg van [eiser] ligt om feiten en omstandigheden te stellen en bij afdoende betwisting te bewijzen waaruit de juistheid van zijn stellingen blijkt.
4.5. Naar het oordeel van de kantonrechter biedt het door [eiser] overgelegde overzicht onvoldoende steun voor de stelling dat hij nog een loonaanspraak heeft op Olympia. [eiser] heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat de door hem geclaimde (gemiste) reisuren daadwerkelijk zijn gemaakt of dat hij op zijn minst voldoet aan de voorwaarden die worden gesteld in de bedrijfsovereenkomst van G4S om tot uitkering van die reisuren in aanmerking te komen. Dit geldt onverkort ook voor de maaltijdvergoedingen, waarbij ook nog eens meeweegt dat Olympia onbetwist heeft gesteld dat zij aan [eiser] wél maaltijdvergoedingen heeft betaald. [eiser] heeft nagelaten om onderbouwd te stellen dat hij niettemin aanspraak heeft op meer of een hogere vergoeding. Ten aanzien van de scheidingstoelage geldt ook dat [eiser] onvoldoende feiten heeft gesteld ter onderbouwing van zijn vordering. Niet blijkt immers dat [eiser] op verzoek van Olympia (of G4S) elders heeft moeten overnachten. Tijdens de comparitie van partijen heeft [eiser] op grond van artikel 22 van het Wetboek van Rechtsvordering verzocht om Olympia de boekingen die betrekking hebben op de overnachtingen over te laten leggen. De kantonrechter passeert dit verzoek. Het had op de weg van [eiser] gelegen om zijn stellingen nader te onderbouwen door bijvoorbeeld te stellen op welke data zijn vordering betrekking had. Nu zulk niet het geval is, ziet de kantonrechter geen enkele aanleiding om met toepassing van artikel 22 Rv Olympia te gelasten de door [eiser] bedoelde boekingen over te leggen.
4.6.
De conclusie is dan ook dat [eiser] zijn vordering feitelijk onvoldoende onderbouwd heeft gesteld. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan een inhoudelijke beoordeling. De vordering wordt afgewezen.
4.7.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Olympia worden tot op heden begroot op € 600,00 (2,0 punt x € 300,00 tarief) aan gemachtigdensalaris. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal, bij gebrek aan verweer, eveneens worden toegewezen zoals gevorderd door Olympia.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Olympia begroot op € 600,00 en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de achtste dag na betekening van dit vonnis tot aan de voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: SM
coll: