ECLI:NL:RBLIM:2017:12814
Rechtbank Limburg
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot verbetering van beschikking afgewezen; geen wettelijke grondslag voor vermelding van ontvangen brieven
In deze zaak heeft de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 22 augustus 2017 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot verbetering van een eerdere beschikking. Het verzoek was ingediend door mr. Reijntjes-Wendenburg, de cassatieadvocaat van de betrokkene, die vroeg om verbetering van de beschikking van 13 juni 2017, die eerder was verbeterd op 12 juli 2017. De rechtbank heeft de belanghebbenden de gelegenheid gegeven om hun standpunten over het verzoek naar voren te brengen. Reacties zijn ontvangen van de officier van justitie, de mentor en de verantwoordelijken voor de behandeling.
De kern van het verzoek was de vraag of een brief van de advocaat van de betrokkene, gedateerd 24 mei 2017, door de rechtbank was ontvangen. Deze brief, met bijlagen van meer dan 50 pagina's, was niet afzonderlijk vermeld in de beschikking. De advocaat stelde dat dit een kennelijke fout was die onder artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor verbetering in aanmerking kwam. De rechtbank bevestigde echter dat de brief en de bijlagen wel degelijk waren ontvangen en dat er geen wettelijke verplichting bestond om deze afzonderlijk in de beschikking te vermelden. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een evidente fout en wees het verzoek tot verbetering af.
De beslissing van de rechtbank houdt in dat het verzoek tot verbetering van de beschikking wordt afgewezen. Tegen deze beslissing staat geen voorziening open, wat betekent dat de uitspraak definitief is.