In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 3 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H.M.G. Duijsters, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht. De zaak betreft de terugvordering van bijstandsuitkeringen door verweerder, omdat eiseres een erfenis had ontvangen die haar vermogen aanzienlijk had verhoogd. Verweerder heeft eiseres op 10 februari 2016 meegedeeld dat zij een bedrag van € 54.854,11 moest terugbetalen, omdat haar vermogen het vrij te laten vermogen overschreed. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden door de finale afwikkeling van de nalatenschap niet tijdig te melden. Dit leidde ertoe dat de beslagvrije voet op nihil werd gesteld. Eiseres voerde aan dat verweerder niet bevoegd was tot terugvordering vanwege verjaring, maar de rechtbank oordeelde dat de verjaringstermijn niet was verstreken, aangezien verweerder pas in januari 2016 op de hoogte was van de afhandeling van de nalatenschap.
De rechtbank concludeerde dat het vermogen van eiseres, als gevolg van de verkoop van de ouderlijke woning, het vrij te laten vermogen ruimschoots overschreed. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd voor haar stellingen over schulden en uitgaven, waardoor de rechtbank oordeelde dat de terugvordering terecht was. De beroepen van eiseres werden ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.