In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door drs. M.P.E. Muijtjens, beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenburg aan de Geul, die op 28 november 2016 is genomen. De rechtbank Limburg heeft op 24 maart 2017 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het bezwaarschrift van eiseres op de voorlaatste dag van de bezwaartermijn was gedateerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de datum van terpostbezorging niet meer te achterhalen is, omdat verweerder de envelop niet heeft bewaard. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de brief op de dag van datering ter post is bezorgd. Aangezien de brief binnen een week na afloop van de bezwaartermijn bij verweerder is afgestempeld, concludeert de rechtbank dat de bezwaartermijn niet is overschreden, conform artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor is het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard en is het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 333,00 dient te vergoeden en dat verweerder in de proceskosten van eiseres wordt veroordeeld tot een bedrag van € 495,00. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.