[verzoekster, tevens verweerster in de tegenverzoeken] erkent dat het bedrag niet aan [naam statutair bestuurder] verstrekt is en dat [naam statutair bestuurder] niet op de hoogte was van de opnamen. [verzoekster, tevens verweerster in de tegenverzoeken] stelt in dat verband dat zij € 2.500,00 in opdracht van [naam hoofd opleiding en training] opgenomen heeft. Volgens [verzoekster, tevens verweerster in de tegenverzoeken] was het de bedoeling dat dit bedrag aan [naam statutair bestuurder] verstrekt moest worden om “een bepaald toestel of apparaat” aan te schaffen in de VS. Uiteindelijk is dat niet doorgegaan omdat [naam hoofd opleiding en training] “aangaf dat dat niet nodig zou zijn” en heeft ze het bedrag daarom niet aan [naam statutair bestuurder] hoeven te verstrekken, aldus [verzoekster, tevens verweerster in de tegenverzoeken] . SRAL heeft dit betoog van [verzoekster, tevens verweerster in de tegenverzoeken] betwist. Er was volgens SRAL geen sprake van een geplande reis van [naam statutair bestuurder] naar de VS in december 2016 en [naam hoofd opleiding en training] heeft evenmin een verzoek aan [verzoekster, tevens verweerster in de tegenverzoeken] gedaan om in verband daarmee € 2.500,00 op te nemen. SRAL verwijst naar de schriftelijke verklaring van [naam hoofd opleiding en training] (productie 22 van de zijde van SRAL). De kantonrechter is van oordeel dat het op de weg van [verzoekster, tevens verweerster in de tegenverzoeken] ligt om aan te tonen dat zij het bedrag van € 2.500,00 in opdracht van SRAL (althans [naam hoofd opleiding en training] ) opgenomen heeft. Gelet op de gemotiveerde betwisting had [verzoekster, tevens verweerster in de tegenverzoeken] haar stelling nader moeten onderbouwen. Die onderbouwing is uitgebleven. Wanneer de reis van [naam statutair bestuurder] zou plaatsvinden, om welk apparaat het zou gaan en waarom het uiteindelijk toch “niet nodig zou zijn” is allemaal niet verder uitgelegd door [verzoekster, tevens verweerster in de tegenverzoeken] . Haar verweer op dit onderdeel moet derhalve worden verworpen. Zij heeft dus zonder grond
€ 2.500,00 uit de kas van SRAL opgenomen. [verzoekster, tevens verweerster in de tegenverzoeken] is gehouden dit bedrag terug te betalen. [verzoekster, tevens verweerster in de tegenverzoeken] heeft nog aangevoerd dat SRAL heeft miskend dat € 1.400,00 is teruggestort. Voor zover zij hiermee heeft willen aanvoeren dat dit bedrag reeds is terugbetaald, moet dat verweer verworpen worden. Uit de door [verzoekster, tevens verweerster in de tegenverzoeken] niet betwiste kasopstelling (productie 31 van SRAL) blijkt immers dat bedoeld bedrag van € 1.400,00 niet is terugbetaald ten bate van de kas, maar juist is afgeboekt ten laste van de kas. Voorts heeft [verzoekster, tevens verweerster in de tegenverzoeken] nog tevergeefs betoogd dat het bedrag van € 2.500,00 is aangewend ter betaling van andere declaraties. Enige onderbouwing daarvan heeft zij niet gegeven en SRAL heeft die onderbouwing naar eigen zeggen in de door [verzoekster, tevens verweerster in de tegenverzoeken] achtergelaten administratie niet aangetroffen omdat er geen sprake is van een kasverschil. De kantonrechter is van oordeel, omdat [verzoekster, tevens verweerster in de tegenverzoeken] niet betwist dat er geen sprake is van een kasverschil, de opname van € 2.500,00 enkel is verantwoord met de vermelding “Voorschot [naam statutair bestuurder] ” terwijl aan [naam statutair bestuurder] dit voorschot niet is verstrekt. Van een andere besteding door [verzoekster, tevens verweerster in de tegenverzoeken] van dit bedrag ten behoeve van SRAL tot 20 december 2016, bijvoorbeeld aan declaraties, is niets gebleken.
Op grond van voorgaande overwegingen zal [verzoekster, tevens verweerster in de tegenverzoeken] veroordeeld worden tot betaling van
€ 2.500,00 aan SRAL.