ECLI:NL:RBLIM:2017:3315

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 april 2017
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
03/720453-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens het medeplegen van mensenhandel met een gevangenisstraf van 4 maanden

Op 13 april 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van mensenhandel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, met aftrek van het voorarrest. De zaak betreft meerdere feiten van mensenhandel waarbij de verdachte betrokken zou zijn geweest bij het werven, vervoeren en uitbuiten van verschillende slachtoffers, voornamelijk Hongaarse vrouwen, in de prostitutie. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op verschillende zittingen in maart 2017, waarbij de verdachte en haar raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie heeft bewijs gepresenteerd, waaronder getuigenverklaringen van slachtoffers en medeverdachten. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de meeste tenlastegelegde feiten, met uitzondering van het feit dat de verdachte [slachtoffer 5] heeft overgedragen aan medeverdachte [medeverdachte 3] voor een bedrag van 500 euro. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de overige feiten van mensenhandel, omdat de verklaringen van de slachtoffers inconsistent waren en onvoldoende steunbewijs ontbrak. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld voor het medeplegen van mensenhandel, waarbij de verdachte een rol heeft gespeeld in de uitbuiting van [slachtoffer 5]. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de lange duur van de procedure, wat heeft geleid tot een strafkorting.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/720453-13
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 april 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.J. Serrarens, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 8, 9, 10, 13 en 15 maart 2017. Op 30 maart 2017 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten. De verdachte is op de zitting van 9 maart 2017 verschenen. Tijdens de andere zittingsdagen is verschenen haar gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:zich meermalen heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] ;
Feit 2:zich meermalen heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 2] ;
Feit 3:zich meermalen heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 3] ;
Feit 4:zich meermalen heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 4] ;
Feit 5:zich meermalen heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 5] .

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Ter zake van feit 1 heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte van [slachtoffer 1] , haar verklaringen bij de politie en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . De officier van justitie acht niet bewezen dat aangeefster in een kelder van de woning van verdachte werd opgesloten en aldaar werd geslagen, omdat zij niet meer in de prostitutie wilde werken voor verdachte, nu hiervoor onvoldoende steunbewijs is in het procesdossier.
Ter zake van feit 2 heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte van [slachtoffer 2] en haar verklaringen bij de politie, de bevindingen van de politie in combinatie met de getuigenverklaringen van [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] , [getuige 6] , [getuige 7] ,
[getuige 8] en [getuige 2] . De officier van justitie acht niet bewezen dat er sprake is van grensoverschrijding als bedoeld in artikel 273f lid 1 sub 3 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), om welke reden de verdachte hiervan partieel moet worden vrijgesproken. De officier van justitie acht verder niet bewezen dat sprake is van ‘medeplegen’, om welke reden de verdachte ook hiervan partieel dient te worden vrijgesproken.
Ter zake van feit 3 heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaring van
[slachtoffer 3] , in het kader van een rechtshulpverzoek afgelegd, ten overstaan van de politie in Hongarije. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van [slachtoffer 1] en
[getuige 2] . De officier van justitie heeft verder verwezen naar de verklaringen van de getuigen
[getuige 7] , [medeverdachte 1] en [getuige 9] . De officier van justitie acht echter niet bewezen dat er sprake is van grensoverschrijding als bedoeld in artikel 273f lid 1 sub 3 Sr, om welke reden de verdachte hiervan partieel moet worden vrijgesproken. Ook van ‘medeplegen’ is in dit verband geen sprake, om welke reden de verdachte ook hiervan partieel dient te worden vrijgesproken.
Ter zake van feit 4 heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte van [slachtoffer 4] en haar verklaringen bij de politie, de getuigenverklaringen van [getuige 7] , [getuige 10] , [getuige 11] , [getuige 12] , [getuige 13] , de processen-verbaal van bevindingen van melding mishandeling en waarneming van blauwe plekken bij [slachtoffer 4] , de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2] en tenslotte de tapgesprekken tussen [slachtoffer 4] en verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . De officier van justitie acht echter niet bewezen dat er sprake is van grensoverschrijding als bedoeld in artikel 273f lid 1 sub 3 Sr, om welke reden de verdachte hiervan partieel moet worden vrijgesproken. Ook bevinden zich in het dossier geen aanwijzingen dat [slachtoffer 4] vanuit Hongarije naar Nederland is gehaald. Uit het steunbewijs blijkt volgens de officier van justitie wel dat er sprake is van een patroon dat verdachte en haar familieleden meisjes uit Hongarije te werk stelden in [naam club 1] te Geleen en hen onder invloed van drugs lieten werken en een fors deel van hun verdiensten opstreken.
Ter zake van feit 5 heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaring van [slachtoffer 5] , afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris, de getuigenverklaringen van [slachtoffer 2] ,
[getuige 3] , [getuige 7] , [getuige 8] , [slachtoffer 4] , [getuige 14] , [getuige 12] , de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 3] en van verdachte zelf en tenslotte tapgesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] . De officier van justitie acht op basis van deze verklaringen de betrokkenheid bewezen van zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 3] bij de mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 5] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft volledige vrijspraak bepleit.
Ter zake van feit 1 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaringen en beweringen van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar zijn. Naast deze onbetrouwbare verklaringen, is er geen ander (betrouwbaar) steunbewijs in het procesdossier voorhanden, om welke reden de verdachte moet worden vrijgesproken wegens het ontbreken van bewijs.
Ter zake van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen bewijs voorhanden is voor mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 2] . Ook [slachtoffer 2] heeft op diverse punten volgens de raadsvrouw ongeloofwaardige verklaringen afgelegd. Zowel [slachtoffer 2] als [getuige 3] verklaren ten overstaan van de politie diverse ongerijmdheden en tegenstrijdigheden. Weliswaar heeft verdachte [slachtoffer 2] onderdak verschaft, heeft zij samen met haar in de taxi gezeten van en naar [naam club 1] te Geleen en heeft zij voor haar bemiddeld bij [naam club 1] , maar dat geschiedde niet met het oogmerk daar zelf voordeel van te hebben. Verdachte heeft daar feitelijk ook geen voordeel van gehad.
Ter zake van feit 3 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat ook voor dit feit onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is. Er is volgens de raadsvrouw geen overtuigend bewijs voor de verdenking dat verdachte [slachtoffer 3] tot prostitutiewerkzaamheden heeft gedwongen of bewogen met het oogmerk haar uit te buiten of voordeel heeft getrokken uit haar werkzaamheden als prostituee.
Ter zake van feit 4 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat voor dit feit eveneens onvoldoende overtuigend bewijs in het dossier voorhanden is. Volgens de raadsvrouw heeft [slachtoffer 4] verschillende, leugenachtige en onbetrouwbare verklaringen afgelegd zowel ten overstaan van de politie als ter terechtzitting.
Ter zake van feit 5 heeft de raadsvrouw tenslotte aangevoerd dat er ook geen overtuigend bewijs voorhanden is voor mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 5] . Verdachte wordt onder meer verweten dat zij [slachtoffer 5] voor 500 euro heeft overgedragen/verkocht aan medeverdachte [medeverdachte 3] . Verdachte wilde [slachtoffer 5] alleen maar helpen, omdat zij geslagen werd en gevaar liep op de camping in Amstenrade. Zij had bij de hele onderneming geen enkel persoonlijk belang. Bovendien heeft zij noch van medeverdachte [medeverdachte 3] noch van medeverdachte [medeverdachte 4] iets voor haar bemiddeling gekregen. Van uitbuiting is derhalve geen sprake, aldus de raadsvrouw.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Inleiding
Nadat [slachtoffer 6] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aangifte hadden gedaan ter zake mensenhandel, is de verdenking ontstaan dat verdachte en haar medeverdachten zich zouden bezighouden met criminele activiteiten, waaronder mensenhandel, in dier voege dat zij door middel van geweld en bedreiging met geweld jonge Hongaarse vrouwen dwingen om zich te prostitueren en hiervan financieel profiteren. Dit leidde tot het onderzoek genaamd Plataan. Het onderzoek Plataan leidde uiteindelijk tot de verdenking van mensenhandel, (zware) mishandeling en ontucht tegen 11 verdachten, waarvan er 6 zijn gedagvaard. Verdachte is gedagvaard wegens medeplegen van mensenhandel jegens [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] . De feiten zullen op de in de betreffende dagvaarding vermelde volgorde worden besproken.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel in de zin van artikel 273f Sr. Het verwijt dat verdachte wordt gemaakt ziet op specifieke varianten van mensenhandel, beschreven in onderdeel 1, 3, 4, 6 en 9 van het eerste lid van artikel 273f Sr.
Een bewezenverklaring van artikel 273f lid 1 sub 1 Sr kan volgen indien de verdachte ten aanzien van een slachtoffer handelingen heeft verricht (werven/vervoeren/overbrengen/ huisvesten/opnemen) met het oogmerk van uitbuiting en door gebruik van de in dat artikel genoemde (dwang)middelen. Artikel 273f lid 1 sub 1 sr ziet derhalve op afgedwongen handelingen om tot uitbuiting van het slachtoffer te komen. Een bewezenverklaring van de overige cumulatief/alternatief tenlastegelegde modaliteiten van mensenhandel kan volgen indien de verdachte betreffend slachtoffer door een (dwang)middel of in een dwangsituatie beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (de uitbuiting zelf, lid 1 sub 4), een slachtoffer dwingt/beweegt de verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen (lid 1 sub 9), indien de verdachte opzettelijk voordeel trekt uit uitbuiting (lid 1 sub 6) of indien er sprake is van het aanwerven, het medenemen of ontvoeren met het oogmerk het betreffende slachtoffer in een ander land ‘tot prostitutie te brengen’, waarbij ‘uitbuiting’ als bestanddeel dient te worden ingelezen (lid 1 sub 3).
De rechtbank stelt voorop dat in zijn algemeenheid zorgvuldig moet worden omgegaan met verklaringen van getuigen c.q. slachtoffers in strafzaken. Met name in mensenhandelzaken is behoedzaamheid op zijn plaats. De betrouwbaarheid van belastende verklaringen van vermeende slachtoffers in mensenhandelzaken kan onder druk staan vanwege wraakgevoelens, het belang dat het slachtoffer heeft bij het verkrijgen van een B8-vergunning of het vooruitzicht op andere voorzieningen als onderdak en hulp bij de opvang van eventuele kinderen. Ook kan de betrouwbaarheid van ontlastende verklaringen van vermeende slachtoffers negatief beïnvloed worden door angst, gevoelens van loyaliteit of vanwege het hanteren van andere normen en waarden dan die welke ten grondslag liggen aan de strafwetgeving over mensenhandel.
De rechtbank komt in dit vonnis tot de conclusie dat er enkel ten aanzien van [slachtoffer 5] voldoende bewijs is voor mensenhandel. Ten aanzien van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel. In het hiernavolgende zal de rechtbank per feit uiteenzetten hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
3.3.2.
Ten aanzien van feit 1: [slachtoffer 1]
Op 5 december 2011 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan ter zake van mensenhandel jegens verdachte. Daarnaast heeft zij nog een aantal verklaringen afgelegd ten overstaan van de politie en de rechter-commissaris. De rechtbank constateert allereerst dat aangeefster vooral in zijn algemeenheid heeft verklaard over een samenwerkingsverband dat zich bezighoudt met het werven van meestal arme meisjes uit Hongarije die vervolgens in Nederland worden gedwongen in de prostitutie te werken en worden uitgebuit. Hoewel deze verklaringen uiterst belastend zijn ten aanzien van de rol die verdachte in dit samenwerkingsverband zou hebben, heeft aangeefster weinig specifiek over haar eigen situatie in dit verband verklaard. De rechtbank constateert voorts dat zij op sommige punten wisselend heeft verklaard. Nog los van de vraag of de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn te achten, hetgeen door de verdediging is betwist, moet de rechtbank vaststellen dat de belastende onderdelen in deze verklaringen onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank leidt uit het procesdossier af dat [slachtoffer 1] op een gegeven moment naar Nederland is gekomen om in de prostitutie te werken, zulks opdat zij een geldboete van haar partner [getuige 2] in Hongarije zou kunnen betalen. Ook [getuige 2] verklaart dat zij naar Nederland is gegaan om geld te verdienen in de prostitutie vanwege hun financiële problemen in Hongarije. Van enig aandeel van verdachte in dezen is niet gebleken.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op enig moment in de woning van verdachte door enkele mannen in de kelder werd opgesloten en werd mishandeld, omdat zij haar verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden niet wilde afstaan aan verdachte. Weliswaar wordt deze verklaring bevestigd door [getuige 2] , maar hij heeft dit zelf niet waargenomen, maar achteraf van aangeefster zelf gehoord. Zowel de aangifte als de verklaring van [getuige 2] komt op dit punt derhalve uit dezelfde bron. Van ander steunbewijs hiervoor is in het procesdossier geen sprake, zodat er onvoldoende bewijs is voor het opsluiten en de mishandeling.
[slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat zij het geld dat zij verdiende uit haar prostitutiewerkzaamheden aan verdachte moest afstaan. Ook hiervoor is onvoldoende steunbewijs in het dossier voorhanden. Het enige mogelijke steunbewijs voor deze beschuldiging is de verklaring van getuige [getuige 1] . Deze heeft verklaard dat [slachtoffer 1] wel eens de opdracht kreeg om haar verdiende geld op de rekening van de familie van verdachte te storten en daarbij wel eens mopperde in de trant van “waar bemoeit ze zich mee”. Hij heeft echter ook verklaard dat [slachtoffer 1] meestal geld voor haarzelf overmaakte omdat ze “haar kinderen daar had zitten”. Hiermee bedoelt [getuige 1] blijkens de context van de zaak dat zij geld naar het buitenland overmaakte omdat haar kinderen daar verbleven. Deze verklaring van [getuige 1] wijst er hiermee op dat [slachtoffer 1] juist wel over haar eigen geld kon beschikken. Objectief bewijsmateriaal in het procesdossier voor betalingen van [slachtoffer 1] aan [verdachte] , zoals stortingsbewijzen van Western Union of bankafschriften, ontbreekt. [slachtoffer 1] was bovendien familie van [verdachte] . Het storten van geld door [slachtoffer 1] op een rekening van de familie van [verdachte] is daarmee niet per se belastend voor de ten laste gelegde feiten.
[slachtoffer 1] heeft voorts verklaard dat verdachte op enig moment haar dochtertje [naam dochter] naar Nederland heeft gehaald om haar te dwingen om in Nederland in de prostitutie te blijven werken. [getuige 2] heeft echter verklaard dat hij en [slachtoffer 1] zelf hadden besloten om hun dochtertje [naam dochter] naar Nederland te laten komen en dat zij verrast was en blij toen ze hoorde dat [naam dochter] al in Nederland was. Voor het feit dat het dochtertje als dwangmiddel is ingezet, is geen steunbewijs voorhanden.
Uit het dossier wordt niet duidelijk in welk opzicht [verdachte] heeft samengewerkt met de medeverdachten in deze zaak ten aanzien van [slachtoffer 1] , laat staan dat dit een nauwe en bewuste samenwerking zou zijn, zodat er geen sprake kan zijn van voldoende bewijs in deze zaak via de constructie van medeplegen.
Kortom, naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte dwang heeft toegepast ten aanzien van de prostitutiewerkzaamheden die [slachtoffer 1] in Nederland heeft verricht dan wel [slachtoffer 1] anderszins heeft uitgebuit in de zin van artikel 273f Sr, om welke reden verdachte van de tenlastegelegde (medeplegen van) mensenhandel van [slachtoffer 1] zal worden vrijgesproken.
3.3.3.
Ten aanzien van feit 2: [slachtoffer 2]
Op 30 oktober 2012 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan ter zake van mensenhandel jegens verdachte. Daarnaast heeft zij nog een aantal verklaringen afgelegd ten overstaan van de politie. Zij verklaarde – kort samengevat - dat zij naar Nederland is gekomen met haar gezin en dat verdachte heeft geregeld dat zij in [naam club 1] kon gaan werken. Ze voelde zich gedwongen om prostitutiewerkzaamheden te verrichten, omdat ze geen ander werk kon vinden. Ze werd door verdachte naar verschillende clubs gebracht, maar verdiende geen cent. Van het geld dat ze verdiende, moest ze onder meer de taxikosten betalen, waardoor ze weinig overhield voor haar gezin. Ze heeft op verschillende adressen gewoond in Nederland. Verdachte heeft op een gegeven moment geregeld dat ze bij ene [naam 1] in België terecht konden. Daarna heeft [slachtoffer 2] met haar gezin enige tijd ingewoond bij verdachte. Verdachte heeft tegen haar gezegd dat ze elke dag verplicht was om te gaan werken. Als ze met een bepaalde man niet naar ‘de kamer’ wilde, dan dreigde verdachte dat haar kinderen zouden worden afgenomen. Ze maakte lange dagen in de club en sliep daarna maar enkele uren, omdat ze het huishouden moest doen voor verdachte. Op een gegeven moment heeft ze van ellende haar polsen doorgesneden.
De rechtbank merkt op dat in het procesdossier, naast de belastende verklaringen van [slachtoffer 2] weinig objectieve gegevens voorhanden zijn. Dat maakt dat de rechtbank, naast de verklaringen van [slachtoffer 2] , hoofdzakelijk op verklaringen van getuigen moet afgaan. Hoewel de verklaring van [slachtoffer 2] wordt ondersteund door de verklaringen van haar man
[getuige 3] , bevatten de verklaringen van [getuige 3] ook een aantal tegenstrijdigheden en ongerijmdheden, waardoor aan de betrouwbaarheid van zijn verklaringen kan worden getwijfeld. Dat [getuige 3] niet heeft geweten dat [slachtoffer 2] in de prostitutie werkzaam was bijvoorbeeld, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Bovendien zijn er aanwijzingen in het dossier dat juist [getuige 3] dwang op [slachtoffer 2] uitoefende door haar telkens te bellen tijdens haar prostitutiewerkzaamheden. In ieder geval heeft [getuige 3] erkend dat hij [slachtoffer 2] (eenmalig) mishandeld heeft, waarbij het verdachte is geweest die de politie heeft gebeld om dit te melden. Gezien deze omstandigheden acht de rechtbank de verklaringen van [getuige 3] niet bruikbaar als steunbewijs.
Uit het procesdossier volgt, voor wat betreft de tenlastegelegde uitvoeringshandelingen, enkel voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte voor [slachtoffer 2] gelegenheid heeft geregeld alwaar zij zich kon prostitueren en dat verdachte huisvesting voor het gezin van [slachtoffer 2] heeft geregeld en [slachtoffer 2] en haar gezin ook enige tijd bij haar heeft laten inwonen. Voor de overige uitvoeringshandelingen geldt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte een van deze gedragingen heeft verricht.
De rechtbank moet vervolgens toetsen of op grond van deze feiten één van de tenlastegelegde ‘sub-varianten’ van artikel 273f Sr wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
In het kader van de beoordeling van de tenlastegelegde ‘sub-variant 1’ stelt de rechtbank vast dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft ‘gehuisvest’, waarbij zij verwijst naar de verklaringen van [slachtoffer 2] en verdachte. Voor de overige handelingen werven, vervoeren, overbrengen en opnemen (sub 1) , acht de rechtbank onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden.
Voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde ‘sub-variant 1’ moet vervolgens komen vast te staan dat gebruik is gemaakt van de in het wetsartikel genoemde dwangmiddelen. In het procesdossier bevindt zich echter onvoldoende bewijs dat [slachtoffer 2] onder dwang in de in artikel 273f Sr bedoelde ruime zin van verdachte is gaan wonen bij [naam 1] in België en/of bij verdachte. Reeds om deze reden zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de tenlastegelegde ‘sub 1-variant’.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de tenlastegelegde ‘sub 3 variant’ nu er onvoldoende bewijs in het dossier zit voor het ‘aanwerven’ of ‘medenemen’ van [slachtoffer 2] door verdachte teneinde haar vanuit Hongarije in Nederland in de prostitutie te brengen.
Ook ten aanzien van het (gaan) verrichten van prostitutiewerkzaamheden door [slachtoffer 2] ontbreekt het bewijs dat verdachte [slachtoffer 2] daartoe (mede) bewogen heeft door toepassing van een van de dwangmiddelen genoemd in sub 1 van artikel 273f lid 1 Sr, zodat verdachte ook moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde ‘sub 4 variant’.
In het kader van de beoordeling van de tenlastegelegde ‘sub-variant 6’ stelt de rechtbank vast dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte op enigerlei wijze voordeel heeft genoten uit de uitbuiting van [slachtoffer 2] door anderen. [slachtoffer 2] verklaart niet in die zin en hiervoor ontbreekt ook overigens het bewijs. Om deze reden zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de tenlastegelegde ‘sub 6-variant’.
Ook voor de ‘sub 9’ variant is onvoldoende bewijs voorhanden. Er is onvoldoende bewijs dat verdachte toen [slachtoffer 2] en haar gezin bij haar inwoonde, [slachtoffer 2] heeft gedwongen haar te bevoordelen uit de opbrengsten die [slachtoffer 2] had uit haar werkzaamheden in de prostitutie.
Uit het dossier volgt niet op welke wijze verdachte ten aanzien van [slachtoffer 2] zou hebben samengewerkt met de medeverdachten. Er komen in het dossier andere personen voor die aanvankelijk als verdachte zijn aangemerkt en aan wie mogelijk enkele van de in de tenlastelegging verfeitelijkte gedragingen kunnen worden toegeschreven. Duidelijk is dat een van hen een rol heeft gespeeld bij het naar Nederland komen van [slachtoffer 2] en dat twee andere personen [slachtoffer 2] en haar man aanvankelijk hebben gehuisvest. Bij deze personen is het uiteindelijk niet tot vervolging gekomen. De rechtbank treft in het dossier onvoldoende bewijs aan voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en deze personen. Het dossier bevat ook onvoldoende bewijs ten aanzien van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en andere personen.
Kortom, naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het aan de verdachte tenlastegelegde (medeplegen van) mensenhandel van [slachtoffer 2] om welke reden de rechtbank de verdachte hiervan zal spreken.
3.3.4.
Ten aanzien van feit 3: [slachtoffer 3]
De rechtbank verwijst ook bij dit feit naar hetgeen zij hiervoor reeds heeft overwogen ter zake van het te toetsen juridisch kader, alsook ter zake van het behoedzaam betrachten van de verklaringen van getuigen in mensenhandelzaken.
Op 25 juli 2011 vond met [slachtoffer 3] een intakegesprek plaats waarin zij aangaf slachtoffer te zijn van mensenhandel. Daarnaast heeft zij nog een verklaring afgelegd ten overstaan van de politie in Hongarije en een (telefonische) verklaring ten overstaan van de politie in Nederland. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] en [getuige 9] haar hebben voorgesteld om in Nederland in de prostitutie te gaan werken en dat zij op enig moment samen met [getuige 9] naar Nederland is gekomen om hier in de prostitutie te werken, om zo haar schulden in Hongarije af te lossen. Ze verbleven samen in de woning bij medeverdachte [medeverdachte 1] (de partner van [medeverdachte 1] is familie van verdachte). [medeverdachte 1] heeft haar voorgesteld aan verdachte en [getuige 2] , de broer van [verdachte] . Verdachte heeft geregeld dat ze in [naam club 1] kon gaan werken. Op een gegeven moesten [medeverdachte 1] , [getuige 9] en [slachtoffer 3] de woning verlaten, vanwege een huurachterstand. Ze is vervolgens bij [getuige 2] gaan wonen. Ze vond het werken in de club ‘afschuwelijk’. Ze wilde graag terugkeren naar Hongarije, maar had daarvoor geen geld. Ze hield van haar verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden niets over, nu ze haar verdiende geld moest afgeven aan verdachte. Het geld dat zij verdiende werd in de club meestal aan verdachte overhandigd, verdachte zei dat het nodig was voor drugs, het vervoer en de huur van de woning. Verdachte en [getuige 2] hebben geregeld dat ‘ [naam 2] ’ een vaste klant werd. Het geld dat ze verdiende werd vervolgens door verdachte geïnd vanwege een huurachterstand. Ze verklaarde voorts dat ze iedere dag werkte en dat ze geen vrije dagen had. Ook moest ze van verdachte doorwerken als ze ongesteld was. Later verklaarde [slachtoffer 3] dat verdachte in het begin misbruik van haar maakte, maar dat ze haar aan het eind heeft geholpen door te zorgen dat ze kon terugkeren naar Hongarije.
De rechtbank merkt op dat in het procesdossier, naast de belastende verklaringen van [slachtoffer 3] , evenals bij de andere tenlastegelegde feiten weinig objectief bewijsmateriaal voorhanden is. Dat maakt dat de rechtbank, naast de verklaringen van [slachtoffer 3] , enkel op verklaringen van getuigen moet afgaan. Daarbij komt dat de verdediging geen gelegenheid heeft gehad [slachtoffer 3] te ondervragen, nu [slachtoffer 3] in dat stadium van het onderzoek niet meer getraceerd kon worden.
De rechtbank heeft de 15 in de tenlastelegging opgenomen feitelijke gedragingen aan de hand van het dossier onderzocht. Voor betrokkenheid van verdachte bij de eerste twee tenlastegelegde uitvoeringshandelingen ‘het vervoer geregeld of laten regelen voor die [slachtoffer 3] van Hongarije naar Nederland’ en ‘die [slachtoffer 3] in een kwetsbare positie gebracht, daar die [slachtoffer 3] de Nederlandse taal niet voldoende machtig is en/of de weg in Nederland niet weet kent’ is geen sprake, nu verdachte pas in beeld kwam nadat [slachtoffer 3] al in Nederland was. Dit kan ook niet worden bewezen via de band van het medeplegen. Medeverdachte [medeverdachte 1] is weliswaar betrokken geweest bij het naar Nederland overbrengen en huisvesten van [slachtoffer 3] en ook heeft hij haar geïntroduceerd bij verdachte, maar hij wordt vrijgesproken van mensenhandel en er is geen steunbewijs in het dossier voorhanden dat hij bij het overbrengen en huisvesten nauw en bewust heeft samengewerkt met verdachte.
Voor de navolgende drie uitvoeringshandelingen acht de rechtbank wel voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voorhanden:
  • voor die [slachtoffer 3] gelegenheid geregeld alwaar zij zich kon prostitueren en
  • tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat zij haar, verdachte, nog geld schuldig was en
  • verdovende middelen aan die [slachtoffer 3] heeft verstrekt.
Gelet op de verklaringen van [slachtoffer 3] , [getuige 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] is er voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte voor [slachtoffer 3] gelegenheid heeft geregeld alwaar zij zich kon prostitueren. Naar het oordeel van de rechtbank is er ook voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte tegen [slachtoffer 3] heeft gezegd dat zij haar nog geld schuldig was, nu verdachte zelf immers ten overstaan van de politie en ter terechtzitting heeft verklaard dat ze tegen [slachtoffer 3] had gezegd dat ze nog geld kreeg van haar, nu zij bepaalde kosten voor de taxi, het eten of sigaretten had voorgeschoten en dat deel van haar terug wenste te ontvangen. Tenslotte is er voldoende steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer 3] dat verdachte verdovende middelen aan haar heeft verstrekt, gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat het wel eens voor kwam dat ze drugs gaf aan de meisjes, omdat ze geen geld hadden om drugs te kopen.
Voor de overige uitvoeringshandelingen geldt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte een van deze gedragingen heeft verricht, nu (objectief) steunbewijs ontbreekt. Weliswaar heeft [slachtoffer 1] ondersteunende verklaringen afgelegd, maar zij verklaart over wat zij achteraf van [slachtoffer 3] heeft gehoord en niet over wat zij zelf heeft waargenomen. Bovendien is wat zij verklaart vaag en algemeen waarbij zij niet ingaat op tijd, plaats en wijze. De verklaring van Balasne is daardoor onvoldoende om tot steunbewijs te kunnen dienen. Haar belastende informatie komt uit dezelfde bron en kan derhalve niet voor het bewijs worden gebruikt.
De rechtbank moet vervolgens toetsen of gezien de te bewijzen uitvoeringshandelingen één van de tenlastegelegde ‘sub-varianten’ van artikel 273f Sr wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
In het kader van de beoordeling van de tenlastegelegde ‘sub-variant 1’ en ‘sub-variant 3’ stelt de rechtbank vast dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte [slachtoffer 3] heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen. Om deze reden zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de tenlastegelegde ‘sub 1-variant’ en ‘sub 3-variant’.
Voor een bewezenverklaring van artikel 273f lid 1 sub 4 moet komen vast te staan dat gebruik is gemaakt van (een van) de in het voornoemd wetsartikel genoemde dwangmiddelen. De rechtbank stelt echter vast dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte ten aanzien van [slachtoffer 3] dwang heeft toegepast ten aanzien van het zich beschikbaar stellen voor werkzaamheden in de prostitutie. De rechtbank stelt op basis van het procesdossier vast dat [slachtoffer 3] zich weliswaar in een kwetsbare positie bevond, maar er is onvoldoende bewijs dat verdachte daar misbruik van heeft gemaakt. Er is niet voldoende steunbewijs in het dossier te vinden waaruit blijkt dat verdachte [slachtoffer 3] op enige wijze onder druk heeft gezet om in de prostitutie te gaan of te blijven werken, extra veel uren te maken of tegen haar wil door te werken terwijl ze ziek of ongesteld was met als reden dat ze aan verdachte nog geld moest terugbetalen of [slachtoffer 3] verdovende middelen zou onthouden of wat dan ook. Niet gebleken is dat verdachte [slachtoffer 3] kosten in rekening heeft gebracht die niet door verdachte zouden zijn gemaakt en derhalve schulden heeft gefingeerd waarop [slachtoffer 3] heeft moeten afbetalen. Ook is niet gebleken dat verdachte [slachtoffer 3] verdovende middelen heeft verstrekt om haar ertoe te brengen prostitutiewerk te (gaan of blijven) verrichten, bijvoorbeeld om haar verzet tegen werk in de prostitutie te breken of haar verslaafd te maken waardoor zij wel in de prostitutie zou moeten werken om deze verslaving te kunnen bekostigen. Om deze reden zal de rechtbank de verdachte ook vrijspreken van de tenlastegelegde ‘sub 4-variant’.
Ook voor het afgeven van geld aan verdachte – anders dan door verdachte eerder voorgeschoten bedragen – of het anderszins door verdachte voordeel trekken uit hetgeen [slachtoffer 3] verdiende met haar werkzaamheden bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De verklaring dienaangaande van [slachtoffer 3] wordt niet door enig ander bewijsmiddel gesteund. Om deze reden zal de rechtbank de verdachte ook vrijspreken van de tenlastegelegde ‘sub 6-variant’ en ‘sub 9-variant’.
Kortom, naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het aan de verdachte tenlastegelegde (medeplegen van) mensenhandel van [slachtoffer 3] , om welke reden de rechtbank de verdachte hiervan zal spreken.
3.3.5.
Ten aanzien van feit 4: [slachtoffer 4]
De rechtbank verwijst naar hetgeen zij hiervoor reeds heeft overwogen ter zake van het te toetsen juridisch kader, alsook ter zake van het behoedzaam betrachten van de verklaringen van getuigen in mensenhandelzaken.
Op 16 juni 2013 heeft [slachtoffer 4] aangifte gedaan ter zake van mensenhandel. Daarnaast heeft zij nog een aantal verklaringen afgelegd ten overstaan van de politie en de rechtbank. In deze verklaringen heeft [slachtoffer 4] wisselend verklaard over de rol van de verdachte. [slachtoffer 4] heeft aanvankelijk belastend verklaard over de verdachte. Zo heeft zij bijvoorbeeld verklaard dat de verdachte aan de medeverdachte [medeverdachte 2] instructies heeft gegeven over hoe hij [slachtoffer 4] verliefd op [medeverdachte 2] moest laten worden en hoe hij haar kon bewegen om haar in de prostitutie verdiende geld aan [medeverdachte 2] te geven. De medeverdachte [medeverdachte 2] hield volgens [slachtoffer 4] een klein beetje van het door [slachtoffer 4] verdiende geld, maar gaf het grootste deel aan de verdachte. Ook heeft [slachtoffer 4] verklaard dat iedereen bang is voor de verdachte omdat zij in Nederland en Hongarije door ‘grote mensen’ wordt gesteund en dat zij een spil is binnen een netwerk, gericht op de uitbuiting van Hongaarse prostituees in Nederland. In haar latere verklaringen heeft [slachtoffer 4] vooral benadrukt dat de verdachte haar heeft geholpen.
Ook ten aanzien van de verklaringen van [slachtoffer 4] geldt dat zij – net als aangeefster [slachtoffer 1] – vooral in zijn algemeenheid heeft verklaard over een samenwerkingsverband, dat zich bezighield met het in de prostitutie brengen en uitbuiten van vrouwen, waarin verdachte een centrale rol zou spelen of hebben gespeeld. De rechtbank moet voorts constateren dat op onderdelen aan haar verklaringen – vanwege inconsistenties dan wel gelet op hetgeen overigens uit het dossier naar voren komt – getwijfeld moet worden. Haar verklaringen bevatten ook nogal wat informatie die zij van horen zeggen heeft of lijkt te hebben en die eerder haar interpretatie van bepaalde feitelijke gebeurtenissen lijkt te zijn dan hetgeen feitelijk is gebeurd. Wat er verder echter zij van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 4] : het is ook hier van belang om te toetsen of de belastende verklaringen steun vinden in ander objectief bewijsmateriaal.
De rechtbank merkt op dat in het procesdossier, naast de belastende verklaringen van [slachtoffer 4] , weinig objectieve gegevens voorhanden zijn. Dat maakt dat de rechtbank, naast de verklaringen van [slachtoffer 4] , hoofdzakelijk op verklaringen van getuigen en enkele tapgesprekken moet afgaan. In het tapgesprek van 15 mei 2013 zegt [verdachte] tegen [slachtoffer 4] dat zij heeft gehoord dat medeverdachte [medeverdachte 2] [slachtoffer 4] in elkaar had geslagen, waarna [slachtoffer 4] dit beaamt. Gelet op dit objectieve steunbewijs voor de verklaringen van [slachtoffer 4] is er voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte kennis had van de mishandeling van [slachtoffer 4] door medeverdachte [medeverdachte 2] . Voor de overige uitvoeringshandelingen geldt dat er geen sprake is van steunbewijs. De verklaringen van [slachtoffer 4] zijn ten aanzien van verdachte onvoldoende consistent en daarmee onvoldoende betrouwbaar om zonder verankering in ander bewijsmateriaal tot het bewijs te (kunnen) dienen, zodat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte een van deze gedragingen heeft verricht.
De rechtbank moet vervolgens toetsen of daarmee één van de tenlastegelegde ‘sub-varianten’ van artikel 273f Sr wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is.
In het kader van de beoordeling van de tenlastegelegde ‘sub-variant 1’ en ‘sub-variant 3’ stelt de rechtbank vast dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte [slachtoffer 4] heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen. Reeds om deze reden zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de tenlastegelegde ‘sub 1-variant’ en ‘sub 3-variant’.
De rechtbank stelt voorts vast dat niet valt in te zien dat het enkele gegeven dat verdachte kennis draagt van de mishandelingen van [slachtoffer 4] door medeverdachte [medeverdachte 2] uitbuiting van [slachtoffer 4] in de prostitutie door verdachte op zou kunnen leveren. Niet is gebleken dat verdachte [slachtoffer 4] met die kennis op enigerlei wijze onder druk heeft gezet. Om deze reden zal de rechtbank de verdachte ook vrijspreken van de tenlastegelegde ‘sub 4-variant’.
In het kader van de beoordeling van de tenlastegelegde ‘sub-variant 6’ stelt de rechtbank vast dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte voordeel heeft genoten uit de eventuele uitbuiting van [slachtoffer 4] door anderen. De verklaring dienaangaande van [slachtoffer 4] wordt niet door enig ander bewijsmiddel gesteund. Om deze reden zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de tenlastegelegde ‘sub 6-variant’.
Nu niet kan worden bewezen dat verdachte is bevoordeeld uit de verdiensten van [slachtoffer 4] uit de prostitutie zal de rechtbank de verdachte ook vrijspreken van de tenlastegelegde ‘sub 9-variant’.
Tenslotte treft de rechtbank onvoldoende bewijs aan voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] bij de uitbuiting van [slachtoffer 4] door medeverdachte [medeverdachte 2] , zodat er ook niet meer bewezen kan worden verklaard via de constructie van medeplegen.
Kortom, naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het aan de verdachte tenlastegelegde (medeplegen van) mensenhandel van [slachtoffer 4] , om welke reden de rechtbank de verdachte hiervan zal spreken.
3.3.6.
Ten aanzien van feit 5: [slachtoffer 5]
Bewijsmiddelen
I. Getuigenverklaringen
Op 17 september 2013 heeft [getuige 15] een getuigenverklaring afgelegd. Zij heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij begin september 2012 naar Nederland is gekomen. Zij kreeg een relatie met [naam 3] en is samen met hem naar Nederland gekomen. Zij zijn naar de peetmoeder van [naam 3] gegaan, [verdachte] . Na enkele dagen is zij begonnen als prostituee te werken. [slachtoffer 5] was al in Nederland voordat [getuige 15] daar aankwam. Hierna kreeg [slachtoffer 5] een relatie met het broertje van [verdachte] , te weten [naam broer verdachte] . [getuige 15] en [slachtoffer 5] hebben gewerkt bij [medeverdachte 3] . Volgens [getuige 15] kwam [slachtoffer 5] samen met haar bij dit escortbedrijf. [getuige 15] heeft verklaard dat ze medelijden met [slachtoffer 5] hadden gekregen, want [slachtoffer 5] werd mishandeld op de plaats waar ze eerst was en daarom hebben [verdachte] en haar broer [naam broer verdachte] haar gekocht en haar bij hen gebracht zodat ze met hen kon zijn. Ze hebben € 500,- voor haar betaald. [verdachte] had van [medeverdachte 3] geld geleend en [slachtoffer 5] zo gekocht. Toen had [slachtoffer 5] dit geld voor [medeverdachte 3] afgewerkt. Volgens [getuige 15] vertelde [slachtoffer 5] elke avond dat ze het slecht had en dat ze werd geslagen en mishandeld. [slachtoffer 5] woonde eerst op de camping aan de [adres 1] in Amstenrade. Vandaar is [slachtoffer 5] door [verdachte] gekocht. [getuige 15] heeft de vrouw op de foto’s 2451512007-16A en 2451512007-16B van het fotoboek herkend als [verdachte] of [verdachte] . [1] Door de politie-eenheid Limburg is gerelateerd, zakelijk weergegeven, dat op de foto’s 2451512007-16A en 2451512007-16B [verdachte] staat weergegeven. [2]
Op 9 juli 2013 heeft [slachtoffer 5] een getuigenverklaring afgelegd. Zij heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij in augustus 2012 naar Nederland is gegaan en in de prostitutie heeft gewerkt, in een bar. Ze spreekt enkel Hongaars. Zij is gaan werken bij [naam club 1] in Geleen. Ze heeft daarna ook gewerkt bij [naam club 2] in Kerkrade. Ze is van augustus 2012 tot januari 2013 in Nederland geweest. Het klopt dat zij in oktober 2012 samen met [getuige 15] bij [medeverdachte 3] van escortbureau [naam escortbureau] in de auto zat. Zij heeft bij [medeverdachte 3] gewerkt. Haar werknaam was [werknaam 1] . [getuige 15] heeft ook bij [medeverdachte 3] gewerkt. [3]
Op 10 maart 2016 heeft [slachtoffer 5] een getuigenverklaring afgelegd bij de rechter-commissaris. Zij heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij [medeverdachte 4] kent. Zij kreeg ongeveer een maand na aankomst in Nederland een relatie met [naam broer verdachte] , de broer van [verdachte] . Zij woonde toen op een camping. Zij is toen weggegaan van de camping en is bij [medeverdachte 3] gaan werken. Nadat zij de camping verliet, woonde zij met [naam broer verdachte] . [naam broer verdachte] en zij hebben ook bij [verdachte] gewoond. Zij was al samen met [naam broer verdachte] toen zij nog op de camping verbleef. Ze heeft ongeveer 3-4 maanden bij [medeverdachte 3] gewerkt. [medeverdachte 4] wordt ook wel [medeverdachte 4] genoemd. Zij is met [medeverdachte 4] , de zoon van [medeverdachte 4] en een vriend van [medeverdachte 4] met de auto naar Nederland gekomen. [4]
Op 2 oktober 2013 heeft [getuige 12] een getuigenverklaring afgelegd. Zij heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij in een chalet op de camping in Amstenrade heeft gewoond en dat [medeverdachte 4] , de broer van haar partner, samen met zijn partner [naam partner medeverdachte 4] , ook op de camping heeft gewoond en dat zij meisjes hebben meegenomen. [slachtoffer 5] was als eerste gekomen. [slachtoffer 5] was de vriendin van de zoon van [medeverdachte 4] , [naam zoon medeverdachte 4] . [slachtoffer 5] moest gaan werken zodat zij de rest kon onderhouden. [slachtoffer 5] werkte in een bar. Van [medeverdachte 4] heeft [getuige 12] gehoord dat [slachtoffer 5] niet bekende hoeveel zij verdiende en niet al haar geld gaf. Van [slachtoffer 5] heeft [getuige 12] gehoord dat [slachtoffer 5] ruzie heeft gehad met [medeverdachte 4] en dat [medeverdachte 4] haar een klap heeft gegeven. [getuige 12] herkent de vrouw op de foto’s 2451512007-37A, 2451512007-37B en 2451512007-37C uit het fotoboek als [slachtoffer 5] of [slachtoffer 5] [5] . Door de politie-eenheid Limburg is gerelateerd, zakelijk weergegeven, dat op de foto’s genummerd 2451512007-37A, 2451512007-37B en 2451512007-37C [slachtoffer 5] staat weergegeven. [6]
Op 16 oktober 2013 heeft [getuige 12] aanvullend verklaard. Zij heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat [verdachte] is gebeld om een plek in een bar te vinden voor [slachtoffer 5] . [slachtoffer 5] heeft twee of drie weken op de camping gezeten. Om de een of andere reden trok ze in bij [verdachte] . [medeverdachte 4] had daar ruzie over met [verdachte] . [getuige 12] heeft gehoord dat [slachtoffer 5] verliefd was geworden op de broer van [verdachte] , genaamd [naam broer verdachte] en verkering zou hebben gekregen met [naam broer verdachte] . [getuige 12] heeft [slachtoffer 5] meerdere keren zien huilen. [slachtoffer 5] had een relatie met de zoon van [medeverdachte 4] , [naam zoon medeverdachte 4] , dus het was volgens [getuige 12] nogal wat toen uitkwam dat [slachtoffer 5] een verhouding had met de broer van [verdachte] . [7]
Op 10 september 2013 heeft [getuige 7] verklaard, zakelijk weergegeven, dat, nadat de politie aan [getuige 7] een kopie van de identiteitskaart van [slachtoffer 5] heeft getoond, zij haar kent als [werknaam 1] . Ze werd door [verdachte] gebracht. Ze sprak geen Nederlands, Duits of Engels, alles ging in het Hongaars en dat ging dan weer allemaal via [verdachte] . [8]
II. De verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 4]
De medeverdachte [medeverdachte 4] heeft op 7 november 2013 verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij in augustus 2012 samen met [naam 4] , [slachtoffer 5] en zijn zoon [naam zoon medeverdachte 4] naar Nederland is gekomen met de auto van [naam 4] . [slachtoffer 5] had helemaal niemand in Hongarije, niets eens wat te eten. Ze hebben toen met zijn allen gewoond in een caravan op de camping in Hoensbroek (de rechtbank begrijpt: de camping in Amstenrade). [medeverdachte 4] herkent op foto 2451512007-37B uit het fotoboek [slachtoffer 5] . [9] Door de politie-eenheid Limburg is gerelateerd, zakelijk weergegeven, dat op de foto genummerd 2451512007-37B [slachtoffer 5] staat weergegeven. [10]
De medeverdachte [medeverdachte 4] heeft op 7 november 2013 voorts verklaard, zakelijk weergegeven, dat [verdachte] in de tijd dat zij in Hoensbroek woonde vriendschap heeft gesloten met [slachtoffer 5] . [verdachte] heeft [slachtoffer 5] vaak meegenomen. Een keer kwam [verdachte] naar [medeverdachte 4] en zei dat hij zich niet druk moest maken, dat hij rustig moest worden en dat zij geld voor hem zou regelen. [slachtoffer 5] heeft [verdachte] gebeld en gevraagd haar op te halen. [verdachte] heeft [slachtoffer 5] later opgehaald en toen heeft hij geld gehad van [verdachte] . [11]
III. De verklaringen van de verdachte [verdachte]
De verdachte [verdachte] heeft op 22 augustus 2013 verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij [slachtoffer 5] gewoon geholpen heeft. [slachtoffer 5] wilde ook eigenlijk niet dit werk doen. Zij had [medeverdachte 3] gesproken en gezegd dat zij wel een meisje had voor hem, maar dat hij daar wel
€ 500,- voor moest betalen. [12]
De verdachte [verdachte] heeft op 2 september 2013 verklaard dat de werknaam van [slachtoffer 5] ‘ [werknaam 1] ’ is. [13]
De verdachte [verdachte] heeft op 3 september 2013 verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij [slachtoffer 5] gebeld had met de vraag waarom zij niet kwam werken. [slachtoffer 5] heeft gezegd dat zij klappen had gehad en niet kon komen werken. Voor het verblijf op de camping moest € 300,- betaald worden en € 200,- voor benzine. Als ze [medeverdachte 4] € 500,- zou betalen, dan had [slachtoffer 5] geen last meer van hen. Dit heeft zich afgespeeld in september van 2012. [slachtoffer 5] heeft gezegd ‘ik kom vrij, ze laten me met rust als ik die € 500,- neerleg’. [medeverdachte 3] heeft hierop gereageerd. [medeverdachte 3] had aangegeven dat het een lening zou zijn en dat [slachtoffer 5] dit zou terugbetalen. [14]
De verdachte [verdachte] heeft op 3 september 2013 voorts verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij [werknaam 1] heeft geregeld voor [medeverdachte 3] en dat het klopt dat [medeverdachte 3] € 500,- heeft betaald voor [werknaam 1] . [medeverdachte 3] gaf haar het geld. Die mensen kwamen aanlopen. Achter die man kwam [werknaam 1] aanlopen. Zij heeft die man het geld overhandigd en het meisje [werknaam 1] sprong in de auto. Die man is [medeverdachte 4] . Dat meisje heeft tegen haar gezegd dat die geld nodig had om de standplaats op de camping te betalen. [15]
IV. De verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 3]
De medeverdachte [medeverdachte 3] heeft op 20 augustus 2013 verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij een escortbedrijf heeft, genaamd [naam escortbureau] . Op 20 oktober 2012 is hij gecontroleerd door de Koninklijke Marechaussee (KMar) op de Maaseikerweg te Roosteren. Hij had op dat moment twee Hongaarse vrouwen in zijn auto, [slachtoffer 5] en [getuige 15] . Hij heeft toen meegedeeld dat hij aan deze vrouwen was gekomen door tussenkomst van [verdachte] . Voorheen haalde hij deze dames in Heerlen op, maar op enig moment kreeg hij een telefoontje van de broer van [verdachte] , [naam broer verdachte] , dat de dames op de camping in Maaseik zaten. Toen heeft hij ze op deze camping opgehaald. Die avond is hij gecontroleerd door de KMar. [verdachte] is een Hongaarse vrouw. Hij heeft haar leren kennen in [naam club 1] . Hij had toen al een escortbedrijf en sprak daar met haar over. Zij bood hem aan dat zij meisjes kon leveren ten behoeve van [naam escortbureau] . De eerste meisjes waren de beide meiden die hij in de auto had toen hij door de Marechaussee werd gecontroleerd. Hun artiestennamen zijn [werknaam 2] en [werknaam 1] . [16]
De medeverdachte [medeverdachte 3] heeft op 20 augustus 2013 voorts verklaard, zakelijk weergegeven, dat [slachtoffer 5] alleen Hongaars sprak. Als hij iets moest weten, was het [verdachte] die als tolk optrad. [slachtoffer 5] en [getuige 15] hebben enkele weken voor hem gewerkt. Hij heeft een keer een bedrag aan iemand betaald zodat een meisje kon werken voor [naam escortbureau] . Hij heeft toen
€ 500,- betaald op de camping aan een Hongaarse man. [verdachte] was daarbij aanwezig. Het ging om [werknaam 1] . [verdachte] zei dat ze een meisje wist maar dat de man € 500,- voor haar wilde hebben. Hij heeft toen € 500,- aan een vent betaald. Hij had geen idee wat de relatie tussen [werknaam 1] en de man waaraan hij betaalde was. [verdachte] zei tegen hem dat die man € 500,- wilde hebben voor dat meisje en dat meisje dan met rust zou laten. Het zou dan zijn meisje worden. Ze zou dan voor hem mogen werken. [verdachte] , de man en [werknaam 1] stapten bij hem in de auto en spraken verder Hongaars. Hij denkt dat hij toen de standaardvragen aan [verdachte] heeft gevraagd: of ze gewillig is, hoe ze het bij klanten doet. Wat ze wel doen en wat ze niet doen. Hij denkt dat hij ook heeft uitgelegd dat niets moet en dat ze best wel een klant mogen weigeren als ze dat nodig vinden. Hij denkt dit omdat dit zijn standaardpraatje is bij een sollicitatiegesprek. Hij heeft € 500,- betaald omdat hij dringend om dames verlegen zat. Hij heeft kleren met [werknaam 1] gekocht, haar laten douchen en met haar gewinkeld, omdat ze er niet uitzag. [17]
De medeverdachte [medeverdachte 3] heeft op 21 augustus 2013 verklaard, zakelijk weergegeven, dat de vrouw op de hem getoonde foto (foto van medeverdachte [verdachte] ) [verdachte] is. Hij leerde [werknaam 1] kennen buiten bij de camping. Hij stond buiten de camping te wachten. Toen kwam die vent samen met [verdachte] en [werknaam 1] . Hij was naar de camping gereden omdat [verdachte] hem gebeld had dat zij een meisje had. Dit meisje was [werknaam 1] . Zij kwamen naar hem toe. Hij zat in zijn auto te wachten. [werknaam 1] zag er onverzorgd uit, maar daar kon hij doorheen kijken. Hij heeft haar verzorgd zoals hij gisteren al verklaarde en toen was zij weer toonbaar. Hij heeft haar aangenomen en € 500,- aan die man gegeven. Hij kon niet met [werknaam 1] praten. Zij sprak geen Nederlands. Die man vertelde hem via [verdachte] dat hij onkosten had gemaakt voor [werknaam 1] . [verdachte] had hem dit al tevoren gezegd. Hij ging akkoord. De man sprak ook geen Nederlands, [verdachte] trad op als tolk. Hij wist niet welke onkosten die man had gemaakt. Hij heeft dit ook niet gevraagd. Hij heeft gewoon betaald. Hij gaf het geld aan [verdachte] . Hij sprak met [verdachte] af dat [werknaam 1] niet bij hem intern kwam, maar dat hij haar telkens zou ophalen en thuisbrengen op de [adres 2] in Heerlen. Met [werknaam 1] zelf kon hij geen afspraken maken, want zij sprak geen Nederlands. Hij maakte deze afspraken met [verdachte] en ook wel met [naam broer verdachte] , in de tijd dat hij met [werknaam 1] verkering had. Hij communiceerde met [werknaam 1] en [werknaam 2] alleen via [verdachte] of [naam broer verdachte] . Desgevraagd heeft hij verklaard op de vraag wat hij gister bedoelde met ‘met rust laten’ dat [werknaam 1] dan van die camping af zou mogen of kunnen. Zij kon toen terecht op de [adres 2] in Heerlen. In die tijd had [werknaam 1] een relatie met [naam broer verdachte] . [18]
De medeverdachte [medeverdachte 3] heeft op 22 augustus 2013 verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij met [verdachte] heeft afgesproken dat hij het geld dat hij voor [werknaam 1] betaald had zou inhouden van het door [werknaam 1] verdiende geld bij hem. [19]
Overwegingen van de rechtbank
Verklaringen van slachtoffers spelen in de regel een belangrijke rol in de bewijsvoering van mensenhandelzaken. Het feit dat een slachtoffer geen belastende verklaring heeft afgelegd staat aan een bewezenverklaring echter niet in de weg.
[slachtoffer 5] heeft geen aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij vrijwillig in de prostitutie heeft gewerkt en dat van dwang in welke zin dan ook geen sprake is geweest. Het waarheidsgehalte van de verklaringen van [slachtoffer 5] moet echter worden betwijfeld. Haar verklaringen bevatten aantoonbare onjuistheden. Zo verklaart zij in haar eerste verklaring afgelegd op 9 juli 2013 gedetailleerd over hoe zij alleen met een microbus naar Nederland is gereisd en is gaan wonen bij [naam 5] op de tweede etage in een gebouw met meerdere woningen. Zij rept met geen woord over medeverdachte [medeverdachte 4] . Desgevraagd verklaart zij dat zij buiten de mensen die zij had genoemd verder niemand kende in Nederland.
[slachtoffer 5] is op 10 maart 2016 door de rechter-commissaris gehoord. Daar verklaart ze aanvankelijk opnieuw dat zij alleen naar Nederland is gekomen. Later in het verhoor, na indringende confrontatie met de andersluidende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 4] die kort voor haar door de rechter-commissaris is gehoord, verklaart ze dat ze met medeverdachte [medeverdachte 4] en diens zoon en vriend naar Nederland is gereisd. Ze verklaart in dat verhoor ook dat ze – in tegenstelling tot wat zij eerder verklaarde – op een camping heeft gewoond tot het moment dat zij bij medeverdachte [medeverdachte 3] is gaan werken.
De rechtbank acht op grond van de afgelegde verklaringen voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor wat in het dossier de ‘verkoop van [slachtoffer 5] ’ is genoemd. Ten aanzien van andere voor een bewezenverklaring van mensenhandel relevante aspecten waarover is verklaard (mishandelingen, (gedwongen) afgifte van de verdiensten) acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden.
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat [slachtoffer 5] samen met medeverdachte [medeverdachte 4] naar Nederland is gekomen. Ze verbleef bij medeverdachte [medeverdachte 4] op de camping in Amstenrade en is gaan werken in de prostitutie. Op enig moment is verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 3] [slachtoffer 5] komen ophalen op de camping in Amstenrade. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft bij die gelegenheid middels tussenkomst van verdachte aan medeverdachte [medeverdachte 4] € 500,- betaald. In ruil voor dit bedrag zou [slachtoffer 5] bij medeverdachte [medeverdachte 3] gaan werken. Uit de verklaringen van verdachten [medeverdachte 4] , [verdachte] en [medeverdachte 3] en het feit dat [slachtoffer 5] na betalen van het geldbedrag is meegenomen, blijkt voorts dat er een verband bestond tussen het vertrek van de camping van [slachtoffer 5] en het betalen van het geldbedrag aan medeverdachte [medeverdachte 4] : [slachtoffer 5] mocht de camping verlaten als bedoeld geldbedrag zou worden betaald. [slachtoffer 5] werd het door medeverdachte [medeverdachte 3] aan medeverdachte [medeverdachte 4] betaalde bedrag verschuldigd aan medeverdachte [medeverdachte 3] , welke schuld zij zou afbetalen met het geld dat zij bij medeverdachte [medeverdachte 3] zou gaan verdienen. Een en ander is geregeld door verdachte, die – in tegenstelling tot beide andere verdachten – zowel de Nederlands als de Hongaarse taal machtig is. [slachtoffer 5] is vervolgens meegegaan naar de woning van verdachte [verdachte] . [slachtoffer 5] is bij [medeverdachte 3] gaan werken en heeft afbetaald op vorenbedoelde schuld.
Dit leidt tot het oordeel dat de navolgende uitvoeringshandeling wettig en overtuigend bewezen is, in dier voege dat de verdachte samen met anderen:
- die [slachtoffer 5] heeft overgedragen althans verkocht aan [medeverdachte 3] voor 500 euro.
Ter zake van de overige in de tenlastelegging genoemde uitvoeringshandelingen is de rechtbank van oordeel dat daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. De verdachte zal ter zake van deze uitvoeringshandelingen partieel worden vrijgesproken.
De rechtbank moet vervolgens toetsen of één van de tenlastegelegde ‘sub-varianten’ van artikel 273f Sr wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
I. Ten aanzien van de ten laste gelegde ‘sub 1-variant’
Bij de beoordeling of sprake is van mensenhandel zoals bedoeld in artikel 273f lid 1 sub 1 Sr wordt gekeken naar drie elementen, te weten 1) een aantal handelingen, 2) een aantal dwangmiddelen en 3) het oogmerk van uitbuiting. Om tot een bewezenverklaring te komen moet er sprake zijn van een of meer handelingen onder uitoefening van een dwangmiddel met het oogmerk van uitbuiting van de ander. Tussen handelingen en dwangmiddelen dient causaal verband te bestaan in die zin dat de handelingen worden mogelijk gemaakt door het aanwenden van de middelen.
In het kader van de beoordeling van de tenlastegelegde ‘sub-variant 1’ stelt de rechtbank vast dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen [slachtoffer 5] heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen. Om deze reden zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de tenlastegelegde ‘sub 1-variant’.
II. Ten aanzien van de ten laste gelegde ‘sub 3-variant’
Artikel 273f lid 1 sub 3 Sr stelt strafbaar het aanwerven of meenemen van iemand, met het oogmerk die ander in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling. De in de deze ‘sub 3-variant’ omschreven gedragingen zijn alleen strafbaar als zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld (Hoge Raad 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309).
In het kader van de beoordeling van de tenlastegelegde ‘sub-variant 3’ stelt de rechtbank vast dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen [slachtoffer 5] heeft aangeworven of meegenomen. Om deze reden zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de tenlastegelegde ‘sub 3-variant’.
III. Ten aanzien van de ten laste gelegde ‘sub 4-variant’
Waar de gedragingen van artikel 273f lid 1 sub 1 Sr zien op de activiteit die op de uiteindelijke uitbuiting is gericht, heeft sub 4 primair het oog op de uitbuiting zelf [20] . Artikel 273f lid 1 sub 4 Sr ziet allereerst op het met een dwangmiddel iemand dwingen dan wel bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten. De arbeid of dienstverlening hoeft niet al plaats te hebben gevonden. Het gaat er om dat iemand in de feitelijke situatie komt te verkeren waarin deze zich beschikbaar stelt tot het verrichten van die arbeid of arbeid. Artikel 273f lid 1 sub 4 Sr ziet voorts op het onder de in lid 1 sub 1 genoemde omstandigheden enige handeling ondernemen waarvan de dader weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten.
Uitbuiting moet worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van artikel 273f lid 1 sub 4 Sr. Dit betekent dat voor bewezenverklaring van een op artikel 273f lid 1 sub 4 Sr toegesneden tenlastelegging is vereist dat op grond van de omstandigheden van het geval uitbuiting komt vast te staan [21] . Bij gedwongen tewerkstelling in de seksindustrie is, gelet op de aard van het werk, sprake van uitbuiting omdat de lichamelijke integriteit per definitie in geding is.
Van een uitbuitingssituatie in de seksindustrie zal sprake zijn als betrokkene verkeert in een situatie die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Het ingezette dwangmiddel dient ertoe te leiden dat iemand in een uitbuitingssituatie belandt dan wel dat iemand wordt belet zich aan een uitbuitingsituatie te onttrekken. De uitbuiting kan ook bestaan in een combinatie van verschillende dwangmiddelen (HR 17 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU4004). De instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting is niet relevant, indien een van de dwangmiddelen is gebruikt. Een beperking van de keuzevrijheid is voldoende om het gedwongen karakter aan te nemen.
Misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en bewegen tot prostitutiewerkzaamheden
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer 5] zich in Nederland in een kwetsbare positie bevond. Zij kende hier buiten [medeverdachte 4] c.s. en [verdachte] c.s. niemand. Afgaande op de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 3] , zag zij er verwaarloosd uit. Zij sprak enkel Hongaars en kon niet communiceren met de medeverdachte [medeverdachte 3] . Zij was de taal niet machtig, was voor haar huisvesting afhankelijk van anderen en had – kennelijk – niet de beschikking over eigen financiële middelen. Verdachten waren van deze omstandigheden op de hoogte. Dat [slachtoffer 5] bij medeverdachte [medeverdachte 4] een reële schuld had die afbetaald moest worden, is in het geheel niet aannemelijk geworden. [slachtoffer 5] heeft een schuld van € 500,- bij medeverdachte [medeverdachte 3] moeten aangaan om bij [medeverdachte 4] weg te kunnen. Dit bedrag is niet aan haar, maar aan medeverdachte [medeverdachte 4] ter beschikking gesteld. [slachtoffer 5] heeft dit bedrag moeten terugverdienen met werk in de prostitutie in het escortbedrijf van medeverdachte [medeverdachte 3] . [slachtoffer 5] heeft derhalve een in een dwangsituatie aangegane schuld moeten inlossen met prostitutiewerkzaamheden. Aangenomen kan worden dat een mondige prostitué(e) die de gevolgen van haar handelingen overziet en in staat is zelfstandig beslissingen te nemen, een dergelijke deal niet zou aangaan. Met voormelde deal hebben de verdachten dan ook misbruik gemaakt van het overwicht dat zij op [slachtoffer 5] hadden, voortvloeiend uit de feitelijke omstandigheden en de kwetsbare positie van [slachtoffer 5] misbruikt, als gevolg waarvan [slachtoffer 5] werk in de prostitutie heeft moeten verrichten. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] misbruik hebben gemaakt van de kwetsbare positie en van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht van [slachtoffer 5] en dat deze dwangmiddelen ertoe hebben geleid dat [slachtoffer 5] zich beschikbaar heeft gesteld voor het verrichten van prostitutiewerkzaamheden c.q. deze werkzaamheden moest blijven verrichten.
Dwang, (bedreiging met) geweld, (bedreiging met) één of meer feitelijkheden en misleiding
Van de andere dwangmiddelen die ten laste zijn gelegd, zal de rechtbank de verdachte partieel vrijspreken omdat – als hiervoor reeds overwogen – daarvoor het bewijs ontbreekt.
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er is sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachten. Dat ieder van hen daarbij zijn eigen belang had, doet daaraan niet af.
Dat verdachte geen direct eigen voordeel bij deze deal lijkt te hebben gehad en het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat [slachtoffer 5] ook nog anderszins – al dan niet in vereniging met anderen – is uitgebuit door verdachte, medeverdachte [medeverdachte 4] en/of medeverdachte [medeverdachte 3] , staat aan een bewezenverklaring van het medeplegen van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 5] in vorenbedoelde zin niet in de weg.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte samen met anderen [slachtoffer 5] heeft uitgebuit in de zin van artikel 273f lid 1 sub 4 Sr.
IV. Ten aanzien van de ten laste gelegde ‘sub 6-variant’
In het kader van de beoordeling van de tenlastegelegde ‘sub-variant 6’ stelt de rechtbank vast dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat de verdachte voordeel heeft genoten uit de uitbuiting van [slachtoffer 5] . Om deze reden zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de tenlastegelegde ‘sub 6-variant’.
V. Ten aanzien van de ten laste gelegde ‘sub 9-variant’
In het kader van de beoordeling van de tenlastegelegde ‘sub-variant 9’ stelt de rechtbank vast dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat de verdachte [slachtoffer 5] heeft gedwongen haar te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van [slachtoffer 5] . Om deze reden zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de tenlastegelegde ‘sub 9-variant’.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 5] samen met anderen heeft uitgebuit, in de zin van artikel 273f lid 1 sub 4 Sr.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 5:
in de periode van 1 juli 2012 tot 1 februari 2013 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen,
een ander genaamd [slachtoffer 5] , door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, (sub 4)
immers hebben zij, verdachte en haar mededaders
- die [slachtoffer 5] overgedragen althans verkocht aan [medeverdachte 3] voor 500 euro.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Ten aanzien van feit 5:
medeplegen van mensenhandel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar. De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar strafeis rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, het voorarrest, haar persoonlijke omstandigheden en de toepassing van artikel 63 Sr. Voorts heeft zij rekening gehouden met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie voor straftoemeting ter zake van mensenhandel. Deze in ogenschouw nemend, acht de officier van justitie een gevangenisstraf van 18 maanden per bewezenverklaarde feit passend. Tenslotte heeft de officier een strafkorting van 10% op de strafeis verdisconteerd vanwege het tijdsverloop in onderhavige zaak.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair de vrijspraak van de verdachte bepleit. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de eis buitensporig hoog is. Ze heeft aangevoerd in de strafmaat rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte alleen maar ellende heeft gehad en nadeel heeft ondervonden van alle hulp die zij anderen geboden heeft. Ze heeft enkel haar woning ter beschikking gesteld aan andere zigeuners, heeft ze gevoed, geld voorgeschoten, instanties voor ze gebeld en papieren voor ze ingevuld. Verdachte heeft voorts erg geleden onder de onderhavige strafzaak die al jaren als een molensteen om haar nek hangt. Door de onderhavige zaak is verdachte haar woning en haar kinderen kwijtgeraakt. De aangerichte schade is onherstelbaar, aldus de raadsvrouw. De raadsvrouw acht oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelet op deze omstandigheden dan ook niet passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft [slachtoffer 5] met de met medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] gesloten deal gedwongen tot prostitutie. Mede als gevolg van de bemoeienissen van verdachte werd [slachtoffer 5] een door medeverdachte [medeverdachte 3] aan medeverdachte [medeverdachte 4] betaald bedrag verschuldigd aan medeverdachte [medeverdachte 3] , welke schuld zij moest afbetalen met het geld dat zij in zijn escortbureau met prostitutiewerkzaamheden moest verdienen. Hierdoor was [slachtoffer 5] gedwongen om in de prostitutie werkzaam te blijven. Verdachte heeft een sterk sturende rol in het geheel vervuld nu de ‘verkoop’ door haar toedoen tot stand is gekomen en uitgevoerd. Het handelen van verdachte kan niet onder hulp geschaard worden, zoals verdachte heeft doen voorkomen. Verdachte heeft bij haar handelen de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 5] in het geheel niet in aanmerking genomen. Dit klemt te meer nu verdachte niet onbekend is met de prostitutiewereld en op de hoogte zal zijn van de misstanden daarbinnen. De rechtbank rekent haar dit zwaar aan
Gelet op de ernst van het door de verdachte gepleegde feit acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de orde.
De officier van justitie heeft haar strafeis gebaseerd op de Richtlijn voor Strafvordering Mensenhandel (2016R003). De rechtbank zal voor de straftoemeting aansluiting zoeken bij deze richtlijn. Voor de uitbuiting van een slachtoffer gedurende een periode korter dan 6 maanden, hanteert de richtlijn een oriëntatiepunt van 12 tot 24 maanden gevangenisstraf per slachtoffer. De rechtbank houdt rekening met het feit dat de uitbuiting een relatief korte periode betreft en dat voorts onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte daarbij persoonlijk voordeel heeft genoten. De rechtbank acht gezien deze omstandigheden in beginsel oplegging van een gevangenisstraf van 6 maanden passend, waarbij de rechtbank tevens rekening heeft gehouden met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal hierop een korting toepassen op grond van de overschrijding van de redelijke termijn.
De redelijke termijn is aangevangen op het tijdstip van de inverzekeringstelling van de verdachte op 20 augustus 2013. Tussen het tijdstip van de inverzekeringstelling van de verdachte en de einduitspraak van de rechtbank ligt een periode van circa 3 jaar en 8 maanden. Om deze reden is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 EVRM, met een periode van 1 jaar en 8 maanden is overschreden, terwijl niet van bijzondere, voor rekening en risico van verdachte komende omstandigheden is gebleken die de overschrijding noodzakelijk maakten. De rechtbank zal dit verdisconteren in de door haar te bepalen strafmaat door een strafkorting van 2 maanden op de aan de verdachte op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf toe te passen.
Het voorgaande brengt met zich mee dat de rechtbank een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles overwegende acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest van de verdachte, passend en geëigend.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert, door tussenkomst van de in haar vordering als gemachtigde benoemde mr. T. Neijzen, een schadevergoeding van € 21.200,00 ter zake van feit 2, waarvan € 11.200,00 ziet op materiële schade en € 10.000,00 op immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voorts vordert zij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de integrale toewijzing van deze vordering gevorderd, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu de verdediging vrijspraak heeft bepleit. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat de vordering moet worden afgewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de beslissing van de rechtbank tot vrijspraak van de verdachte van het tenlastegelegde feit 2, zal de rechtbank de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder
1, 2, 3en
4ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 5 tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 2]niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.A.F.M. Krol, voorzitter, mr. C. Wapenaar en mr. A.M. Koster-van der Linden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.K. Bakker en mr. J. Zijlstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 april 2017.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 november 2010 tot 1 juni 2011 in de gemeente Sittard-Geleen en/of de gemeente Kerkrade in elk geval in Nederland en/of te Herzogenrath, in elk geval in Duitsland en/of te Maaseik, in elk geval in België en/of te Hongarije, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens)
een ander, genaamd [slachtoffer 1] , (telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of
opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1)
en/of
een ander, genaamd [slachtoffer 1] heeft aangeworven (uit Hongarije) en/of heeft medegenomen naar Nederland en/of België en/of Duitsland met het oogmerk die [slachtoffer 1] in een ander land (te weten vanuit Hongarije naar Nederland) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handeling(en) met en/of voor een derde
tegen betaling (sub 3)
en/of
een ander genaamd [slachtoffer 1] , (telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van arbeid of diensten dan wel onder genoemde omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 6)
en/of
een ander genaamd [slachtoffer 1] (telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen en/of bewogen haar te bevoordelen uit de opbrengst
van diens seksuele handeling(en) met en/of voor een derde, (sub 9)
immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s)
- het vervoer geregeld voor die [slachtoffer 1] van Hongarije naar Nederland en/of
- dit vervoer heeft voorgefinancierd onder afspraak van een terugbetalingsregeling en/of
- die [slachtoffer 1] in een kwetsbare positie gebracht, daar die [slachtoffer 1] de Nederlandse taal niet voldoende machtig is en/of de weg in Nederland niet weet en/of kent en/of
- die [slachtoffer 1] naar een club in Maaseik en/althans in België heeft gebracht en/althans laten brengen alwaar zij in de prostitutie moest werken en/of
- die [slachtoffer 1] bij haar, verdachte laten wonen en een deel van de huur laten betalen en/of
- die [slachtoffer 1] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 1] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 1] naar/van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en/of
- woonruimte voor die [slachtoffer 1] geregeld en/of
- zorggedragen voor controle en/of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en/of verdiensten (daaruit) van die [slachtoffer 1] en/of het afdragen van die verdiensten door die [slachtoffer 1] aan verdachte en/of haar mededaders(s) en/of
- die [slachtoffer 1] al haar verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, laten afgeven aan verdachte en/of haar mededader(s), althans die [slachtoffer 1] geen gedeelte, althans weinig van haar verdiensten heeft laten behouden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij haar, verdachte en/of haar mededader(s) nog geld schuldig was en/of
- die [slachtoffer 1] verhinderd uit eigen vrije wil haar prostitutiewerkzaamheden te kunnen beëindigen en/of de werktijden voor die [slachtoffer 1] te bepalen en/of
- het dochtertje van die [slachtoffer 1] naar Nederland gehaald (teneinde [slachtoffer 1] in de prostitutie te houden) en/of
- die [slachtoffer 1] mishandeld en/of
- die [slachtoffer 1] laten werken als ze ziek en/of ongesteld was en/of
- verdovende middelen aan die [slachtoffer 1] verstrekt en/of
- die [slachtoffer 1] een door verdachte en/of haar mededader(s) gecontroleerde situatie gehouden, in elk geval één of meer(andere) handelingen verricht, strekkende tot het brengen en/of houden van die [slachtoffer 1] in een dwang- en/of uitbuitingssituatie, in elk geval in een van verdachte en/of haar mededader(s) afhankelijke positie;
2.zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 juli 2012 tot en met 21 oktober 2012 in de gemeente Roermond en/of de gemeente Sittard-Geleen en/of de gemeente Kerkrade en/of de gemeente Heerlen in elk geval in Nederland en/of te Hongarije,
meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
een ander, genaamd [slachtoffer 2] (telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare
positie heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1)
en/of
een ander, genaamd [slachtoffer 2] heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 2] in een ander land (vanuit Hongarije naar Nederland) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handeling(en) met en/of voor een derde tegen betaling, (sub 3)
en/of
een ander genaamd [slachtoffer 2] (telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare
positie heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder genoemde omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 6)
en/of
een ander genaamd [slachtoffer 2] (telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel door misbruik uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen en/of bewogen haar te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handeling(en) met en/of voor een derde, (sub 9)
immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s)
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd of laten zeggen dat ze in Nederland in de tuinbouw kon werken en/of veel geld kon verdienen en/of
- het vervoer geregeld of laten regelen voor die [slachtoffer 2] van Hongarije naar Nederland en/of
- die [slachtoffer 2] in een kwetsbare positie gebracht, daar die [slachtoffer 2] de Nederlandse taal niet voldoende machtig is en/of de weg in Nederland niet weet en/of kent en/of
- die [slachtoffer 2] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 2] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 2] naar/van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en/of
- die [slachtoffer 2] bij haar, verdachte laten inwonen en/of woonruimte voor die [slachtoffer 2] geregeld en/of
- zorggedragen voor controle en/of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en/of verdiensten (daaruit) van die [slachtoffer 2] en/of het afdragen van die verdiensten door die [slachtoffer 2] aan verdachte en/of haar mededaders(s) en/of
- die [slachtoffer 2] al haar verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, laten afgeven aan verdachte en/of haar mededader(s), althans die [slachtoffer 2] geen gedeelte, althans weinig van haar verdiensten heeft laten behouden en/of
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat zij haar, verdachte en/of haar mededader(s) nog geld schuldig was en/of
- die [slachtoffer 2] verhinderd uit eigen vrije wil haar prostitutiewerkzaamheden te kunnen beëindigen en/of de werktijden voor die [slachtoffer 2] te bepalen en/of
- die [slachtoffer 2] gezegd dat ze de Nederlandse Staat zou informeren, zodat de kind(eren) van [slachtoffer 2] werd(en) afgepakt en/of weggehaald althans heeft gedreigd dat zij de kinderen van [slachtoffer 2] bij haar zou laten weghalen en/of
- die [slachtoffer 2] verdovende middelen gegeven en/of
- die [slachtoffer 2] laten werken als ze ziek en/of ongesteld was en/of
- die [slachtoffer 2] in een door verdachte en/of haar mededader(s) gecontroleerde situatie gehouden, in elk geval één of meer(andere) handelingen verricht, strekkende tot het brengen en/of houden van die [slachtoffer 2] in een dwang- en/of uitbuitingssituatie, in elk geval in een van verdachte en/of haar mededader(s) afhankelijke positie;
3.zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 juni 2011 tot en met 25 juli 2011 in de gemeente Sittard-Geleen en/of de gemeente Kerkrade en/of de gemeente Vaals in elk geval in Nederland en/of te Hongarije, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
een ander, genaamd [slachtoffer 3] , (telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 1)
en/of
een ander, genaamd [slachtoffer 3] heeft aangeworven en/of heeft medegenomen naar met het oogmerk die [slachtoffer 3] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handeling(en) met en/of voor een derde tegen betaling, (sub 3)
en/of
een ander genaamd [slachtoffer 3] , (telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder genoemde omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 6)
en/of
een ander genaamd [slachtoffer 3] (telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel door misbruik uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen en/of bewogen haar te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handeling(en) met en/of voor een derde, (sub 9)
immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s)
- het vervoer geregeld of laten regelen voor die [slachtoffer 3] van Hongarije naar Nederland en/of
- die [slachtoffer 3] in een kwetsbare positie gebracht, daar die [slachtoffer 3] de Nederlandse taal niet voldoende machtig is en/of de weg in Nederland niet weet kent en/of
- die [slachtoffer 3] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 3] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 3] naar/van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- die [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en/of
- woonruimte voor die [slachtoffer 3] geregeld en/of
- zorggedragen voor controle en/of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en/of verdiensten (daaruit) van die [slachtoffer 3] en/of het afdragen van die verdiensten door die [slachtoffer 3] aan verdachte en/of haar mededaders(s) en/of
- die [slachtoffer 3] al haar verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, laten afgeven aan verdachte en/of haar mededader(s), althans die [slachtoffer 3] geen gedeelte, althans weinig van haar verdiensten heeft laten behouden en/of
- tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat zij haar, verdachte en/of haar mededader(s) nog geld schuldig was en/of
- die [slachtoffer 3] verhinderd uit eigen vrije wil haar prostitutiewerkzaamheden te kunnen beëindigen en/of de werktijden voor die [slachtoffer 3] te bepalen en/of
- die [slachtoffer 3] mishandeld althans laten mishandelen en/of
- die [slachtoffer 3] laten werken als ze ziek en/of ongesteld was en/of
- verdovende middelen aan die [slachtoffer 3] verstrekt en/of
- die [slachtoffer 3] een door verdachte en/of haar mededader(s) gecontroleerde situatie gehouden, in elk geval één of meer(andere) handelingen verricht, strekkende tot het brengen en/of houden van die [slachtoffer 3] in een dwang- en/of uitbuitingssituatie, in elk geval in een van verdachte en/of haar mededader(s) afhankelijke positie;
4.zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 maart 2013 tot en met 16 juni 2013 in de gemeente Sittard-Geleen en/of in de gemeente Amstenrade en/of de gemeente Kerkrade, in elk geval in Nederland en/of te Hongarije, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
een ander, genaamd [slachtoffer 4] , (telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of
opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 4] (sub 1)
en/of
een ander, genaamd [slachtoffer 4] heeft aangeworven en/of heeft medegenomen naar met het oogmerk die [slachtoffer 4] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handeling(en) met en/of voor een derde tegen betaling, (sub 3)
en/of
een ander genaamd [slachtoffer 4] , (telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare
positie heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder genoemde omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 4] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 4] (sub 6)
en/of
een ander genaamd [slachtoffer 4] (telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel door misbruik uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen en/of bewogen haar te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handeling(en) met en/of voor een derde, (sub 9)
immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s)
- het vervoer geregeld of laten regelen voor die [slachtoffer 4] van Hongarije naar Nederland en/of
- die [slachtoffer 4] in een kwetsbare positie gebracht, daar die [slachtoffer 4] de
Nederlandse taal niet voldoende machtig is en/of de weg in Nederland niet weet kent en/of
- die [slachtoffer 4] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 4] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 4] naar/van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- die [slachtoffer 4] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en/of
- woonruimte voor die [slachtoffer 4] geregeld en/of
- zorggedragen voor controle en/of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en/of verdiensten (daaruit) van die [slachtoffer 4] en/of het afdragen van die verdiensten door die [slachtoffer 4] aan verdachte en/of haar mededaders(s) en/of
- die [slachtoffer 4] al haar verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, laten afgeven aan verdachte en/of haar mededader(s), althans die [slachtoffer 4] geen gedeelte, althans weinig van haar verdiensten heeft laten behouden en/of
- tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat zij haar, verdachte en/of haar mededader(s) nog geld schuldig was en/of
- die [slachtoffer 4] verhinderd uit eigen vrije wil haar prostitutiewerkzaamheden te kunnen beëindigen, en/of de werktijden voor die [slachtoffer 4] te bepalen en/of
- die [slachtoffer 4] mishandeld althans laten mishandelen althans kennis gedragen van mishandelingen en verwondingen van die [slachtoffer 4] en/of
- die [slachtoffer 4] laten werken als ze ziek en/of ongesteld was en/of
- verdovende middelen aan die [slachtoffer 4] verstrekt en/of
- die [slachtoffer 4] een door verdachte en/of haar mededader(s) gecontroleerde situatie gehouden, in elk geval één of meer (andere) handelingen verricht, strekkende tot het brengen en/of houden van die [slachtoffer 4] in een dwang- en/of uitbuitingssituatie, in elk geval in een van verdachte en/of haar mededader(s) afhankelijke positie;
5.zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 juli 2012 tot 1 februari 2013 in de gemeente Sittard-Geleen en/of in de gemeente Amstenrade en/of de gemeente Kerkrade en/of in de gemeente Roermond en/of in de gemeente Maasgouw, in elk geval in Nederland en/of te België en/of te Hongarije, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
een ander, genaamd [slachtoffer 5] , (telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 5] (sub 1)
en/of
een ander, genaamd [slachtoffer 5] heeft aangeworven en/of heeft medegenomen naar een ander land met het oogmerk die [slachtoffer 5] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handeling(en) met en/of voor een derde tegen betaling, (sub 3)
en/of
een ander genaamd [slachtoffer 5] , (telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare
positie heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder genoemde omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 5] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het
verrichten van arbeid of diensten (sub 4)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 5] (sub 6)
en/of
een ander genaamd [slachtoffer 5] (telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel door misbruik uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen en/of bewogen haar te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handeling(en) met en/of voor een derde, (sub 9)
immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s)
- het vervoer geregeld of laten regelen voor die [slachtoffer 5] van Hongarije naar Nederland en/of
- die [slachtoffer 5] in een kwetsbare positie gebracht, daar die [slachtoffer 5] de Nederlandse taal niet voldoende machtig is en/of de weg in Nederland niet weet kent en/of
- die [slachtoffer 5] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 5] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 5] naar/van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- die [slachtoffer 5] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en/of
- woonruimte voor die [slachtoffer 5] geregeld en/of
- zorggedragen voor controle en/of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en/of verdiensten (daaruit) van die [slachtoffer 5] en/of het afdragen van die verdiensten door die [slachtoffer 5] aan verdachte en/of haar mededaders(s) en/of
- die [slachtoffer 5] al haar verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, laten afgeven aan verdachte en/of haar mededader(s), althans die [slachtoffer 5] geen gedeelte, althans weinig van haar verdiensten heeft laten behouden en/of
- tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat zij haar, verdachte en/of haar mededader(s) nog geld schuldig was en/of
- die [slachtoffer 5] verhinderd uit eigen vrije wil haar prostitutiewerkzaamheden te kunnen beëindigen, en/of de werktijden voor die [slachtoffer 5] te bepalen en/of
- die [slachtoffer 5] mishandeld althans laten mishandelen althans kennis gedragen van mishandelingen en verwondingen van die [slachtoffer 5] en/of
- die [slachtoffer 5] laten werken als ze ziek en/of ongesteld was en/of
- verdovende middelen aan die [slachtoffer 5] verstrekt en/of
- die [slachtoffer 5] een door verdachte en/of haar mededader(s) gecontroleerde situatie gehouden, in elk geval één of meer (andere) handelingen verricht, strekkende tot het brengen en/of houden van die [slachtoffer 5] in een dwang- en/of uitbuitingssituatie, in elk geval in een van verdachte en/of haar mededader(s) afhankelijke positie en/of
- die [slachtoffer 5] heeft overgedragen althans verkocht aan [medeverdachte 3] althans aan een ander voor 500 euro althans enig geldbedrag.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 15] d.d. 17 september 2013, p. 1774 tot en met 1805.
2.Lijst fotonummers / namen personen onderzoek Plataan, p. 139 tot en met 141.
3.Proces-verbaal van getuigenverhoor [slachtoffer 5] d.d. 9 juli 2013, p. 1738 tot en met 1773.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige van [slachtoffer 5] bij de rechter-commissaris d.d. 10 maart 2016, zonder doornummering, blad 1 tot en met 21.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 12] d.d. 2 oktober 2013, p. 1992 tot en met 2012.
6.Lijst fotonummers / namen personen onderzoek Plataan, p. 139 tot en met 141.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 12] d.d. 16 oktober 2013, p. 2022 tot en met 2029.
8.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 16 april 2013, p. 1886-1911.
9.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 4] d.d. 7 november 2013, p. 2101 tot en met 2116.
10.Lijst fotonummers / namen personen onderzoek Plataan, p. 139 tot en met 141.
11.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 4] d.d. 7 november 2013, p. 2117 tot en met 2123.
12.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 22 augustus 2013, p. 2030 tot en met 2034.
13.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 2 september 2013, p. 2035 tot en met 2046.
14.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 3 september 2013, p. 2047 tot en met 2052.
15.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 3 september 2013, p. 2053 tot en met 2061.
16.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] d.d. 20 augustus 2013, p. 2062 tot en met 2069.
17.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] d.d. 20 augustus 2013, p. 2070 tot en met 2072.
18.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] d.d. 21 augustus 2013, p. 2073 tot en met 2082.
19.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] d.d. 22 augustus 2013, p. 2083 tot en met 2094.
20.TK 2003-2004, 29 291, nr. 3, p. 18.
21.Hoge Raad 5 april 2016, HR:NL:HR:2016:554, r.o. 2.4.2 t/m 2.4.4.