Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 april 2017
[verdachte] ,
Onderzoek van de zaak
De tenlastelegging
De voorvragen
De beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de verdediging
heeft geprobeerdhaar hoofd onder water te duwen. Dat de verdachte [slachtoffer] van het leven wilde beroven door een tot touw gedraaide handdoek om haar nek te slaan en aan te trekken of te draaien, kan niet met zekerheid worden vastgesteld. De deskundige heeft verklaard dat hij geen uitspraak kan doen over de mate van kracht die met de handdoek is uitgeoefend op de nek van [slachtoffer] en in het dossier is daarover ook anderszins geen bewijs voorhanden, evenmin als over de tijdsduur dat de handdoek om de nek van [slachtoffer] is aangebracht geweest. Daarmee staat niet vast dat de verdachte het (voorwaardelijk) opzet had om [slachtoffer] van het leven te beroven dan wel haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door zijn handelingen.
De bewezenverklaring
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De strafbaarheid van het feit en de verdachte
De straf
De vordering van de officier van justitie
Het standpunt van de verdediging
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De vordering van de benadeelde partij
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de verdediging
Het oordeel van de rechtbank
€ 164,95dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
De wettelijke voorschriften
De beslissing
- verklaart het meer subsidiair tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert, zoals dat hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte daardoor strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
- beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
- beveelt, dat deze taakstraf
- verklaart de vordering [slachtoffer] , voor zover betreffende de vergoeding van portokosten ad € 7,95 niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [slachtoffer] te betalen
- wijst de vorderingvan [slachtoffer]
voor het overige af; - bepaalt dat de te vergoeden schade ten bedrage van € 164,95 wordt
- veroordeelt de verdachte in de kosten van de procedure, die ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, en begroot deze tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de
- bepaalt genoemd bedrag te
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.