In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, op 18 januari 2017 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiser in verzet, [gedaagde, eiser in verzet], had zich verzet tegen een eerder verstekvonnis van 25 mei 2016, waarbij de vorderingen van de Nederlandse Koolzuur Centrale B.V. (NKC) waren toegewezen. NKC had een overeenkomst gesloten met [gedaagde, eiser in verzet] voor de levering van koolzuur en sproeischuim, maar [gedaagde, eiser in verzet] betwistte de geldigheid van de veroordelingen en stelde dat er geen afnameverplichting was overeengekomen. De kantonrechter oordeelde dat de Algemene Voorwaarden van NKC niet rechtsgeldig waren overgedragen aan [gedaagde, eiser in verzet] en dat er geen expliciete afnameverplichting in de overeenkomst was opgenomen. Hierdoor werd het verzet gegrond verklaard en werd [gedaagde, eiser in verzet] ontheven van de veroordelingen uit het verstekvonnis. NKC werd veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure, die op € 149,87 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.