ECLI:NL:RBLIM:2017:364

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 januari 2017
Publicatiedatum
17 januari 2017
Zaaknummer
5396498 \ CV EXPL 16-9415
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake levering koolzuur en gebruikersvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, op 18 januari 2017 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiser in verzet, [gedaagde, eiser in verzet], had zich verzet tegen een eerder verstekvonnis van 25 mei 2016, waarbij de vorderingen van de Nederlandse Koolzuur Centrale B.V. (NKC) waren toegewezen. NKC had een overeenkomst gesloten met [gedaagde, eiser in verzet] voor de levering van koolzuur en sproeischuim, maar [gedaagde, eiser in verzet] betwistte de geldigheid van de veroordelingen en stelde dat er geen afnameverplichting was overeengekomen. De kantonrechter oordeelde dat de Algemene Voorwaarden van NKC niet rechtsgeldig waren overgedragen aan [gedaagde, eiser in verzet] en dat er geen expliciete afnameverplichting in de overeenkomst was opgenomen. Hierdoor werd het verzet gegrond verklaard en werd [gedaagde, eiser in verzet] ontheven van de veroordelingen uit het verstekvonnis. NKC werd veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure, die op € 149,87 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5396498 \ CV EXPL 16-9415
Vonnis van de kantonrechter van 18 januari 2017
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDERLANDSE KOOLZUUR CENTRALE B.V.,
gevestigd te Sittard,
eisende partij,
gedaagde partij in verzet,
gemachtigde mr. R.M.M.M. Schreuders
tegen:
[gedaagde, eiser in verzet] t.h.o.d.n. [handelsnaam],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
eisende partij in verzet,
procederende in persoon,
Partijen worden verder in dit vonnis aangeduid als NKC en [gedaagde, eiser in verzet] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de inleidende dagvaarding (zaaknummer 5035284 CV EXPL 16-4677) met producties
  • het verstekvonnis van de kantonrechter van 25 mei 2016
  • de verzetdagvaarding met producties
  • de conclusie van antwoord in oppositie
  • de conclusie van repliek in oppositie
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
NKC is een onderneming die is gericht op de levering en navulling van gascilinders en cilinderpakketten aan gebruikers van industriële en voedingsmiddelengassen. NKC hanteert hiervoor contracten met een looptijd van 1 tot 5 jaar.
2.2.
NKC heeft op 16 september 2005 met [gedaagde, eiser in verzet] een overeenkomst gesloten. Daarbij is het jaarvolume van [gedaagde, eiser in verzet] geschat op 2500 kg koolzuur per jaar tegen een prijs van
€ 9,50 per 5 kg.
2.3.
Voormelde overeenkomst is op 27 juni 2007 vervangen. Het jaarvolume is bij die nieuwe overeenkomst geschat op 1250 kg koolzuur per jaar tegen een prijs van € 12,50 per 5 kg.
2.4.
Tevens is op 27 juni 2007 een overeenkomst tot stand gekomen tot levering van sproeischuim tegen een prijs van € 15,20 per 9 liter met een geschat volume van 300 liter schuim per jaar.
2.5.
Bij vonnis van 25 mei 2016 van de rechtbank Limburg, Burgerlijk recht, zittingslocatie Roermond (zaaknummer 5035284 CV EXPL 16-4677) zijn de vorderingen van NKC aan haar toegewezen. [gedaagde, eiser in verzet] is niet in de procedure verschenen en tegen hem is verstek verleend. Het verstekvonnis is op 22 juni 2016 aan [gedaagde, eiser in verzet] betekend.

3.Het geschil

3.1.
[gedaagde, eiser in verzet] vordert thans – samengevat – te worden ontheven van de veroordelingen tegen hem uitgesproken bij vonnis van 25 mei 2016, zulks met veroordeling van NKC in de kosten van deze verzetprocedure.
3.2.
NKC voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat zowel de inleidende dagvaarding als het verstekvonnis op rechtsgeldige wijze aan [gedaagde, eiser in verzet] zijn betekend. Nietigheid van de dagvaarding vanwege een onjuiste betekening is dan ook niet aan de orde. [gedaagde, eiser in verzet] heeft op 22 juni 2016 kennis genomen van de verstekveroordeling en heeft daarop op 13 juli 2016 de verzetdagvaarding aan NKC doen betekenen. [gedaagde, eiser in verzet] is dan ook tijdig in verzet gekomen.
4.2.
De kantonrechter gaat voorbij aan hetgeen partijen verder hebben aangevoerd met betrekking tot al dan niet ter beschikking stellen van de dagvaarding aan [gedaagde, eiser in verzet] . De animositeit die daaropvolgend kennelijk tussen partijen is ontstaan laat de kantonrechter voor wat het is, nu dit voor de verdere beoordeling van het tussen partijen gerezen geschil niet relevant is. [gedaagde, eiser in verzet] heeft kennelijk op een later tijdstip de beschikking gekregen over de inleidende dagvaarding en heeft ruimschoots de gelegenheid gehad zich daartegen te verweren. Niet gebleken is dat [gedaagde, eiser in verzet] op enigerlei wijze in zijn belangen is geschaad.
4.3.
NKC stelt zich in deze zaak – kort samengevat – op het standpunt dat partijen een afnameverplichting zijn overeengekomen. [gedaagde, eiser in verzet] heeft contractbreuk gepleegd, nu hij op enig moment geen bestellingen meer bij NKC heeft geplaatst en geen koolzuur en/of sproeischuim meer heeft afgenomen. NKC beroept zich op de toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden. Daarin is ook een gebruikersvergoeding opgenomen. NKC heeft voorts investeringen ten behoeve van [gedaagde, eiser in verzet] gedaan en ook die kosten dient [gedaagde, eiser in verzet] te vergoeden.
4.4.
[gedaagde, eiser in verzet] voert verweer en voert daarbij onder meer – eveneens kort samengevat –aan dat in de overeenkomsten geen afnameverplichting te lezen valt. Daarnaast betwist [gedaagde, eiser in verzet] tevens dat de Algemene Voorwaarden aan hem ter hand zijn gesteld. Deze kunnen dan ook niet van toepassing worden geacht. Daarnaast stelt [gedaagde, eiser in verzet] op het standpunt dat hij de overeenkomst met NKC rechtsgeldig heeft opgezegd.
4.5.
De kantonrechter overweegt het navolgende.
4.6.
In de eerste plaats ligt ter beoordeling voor de vraag of de Algemene Voorwaarden van toepassing zijn. NKC beroept zich nadrukkelijk op de toepasselijkheid daarvan, terwijl [gedaagde, eiser in verzet] deze toepasselijkheid uitdrukkelijk betwist. Het volgende wordt daaromtrent overwogen.
4.7.
In de litigieuze overeenkomst is onder punt 7 opgenomen:
“De algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden van NKC zijn een integraal onderdeel van deze overeenkomst. Een exemplaar van deze voorwaarden is de klant voor de ondertekening van deze overeenkomst ter hand gesteld. Deze voorwaarden zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Maastricht onder nummer 14060541.”
4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde, eiser in verzet] zich met het plaatsen van zijn handtekening onder de overeenkomst heeft gebonden aan de Algemene Voorwaarden van NKC. In ieder geval had het op de weg van [gedaagde, eiser in verzet] gelegen om naar deze Algemene Voorwaarden te informeren ingeval die niet aan hem ter hand zouden zijn gesteld. Met de ondertekening van het contract heeft [gedaagde, eiser in verzet] zich tevens geconformeerd aan de Algemene Voorwaarden van NKC. Deze moeten dan ook van toepassing worden geacht.
4.9.
Voorts is tussen partijen in debat de vraag of uit de onderliggende overeenkomsten een afnameverplichting te destilleren valt.
4.10.
In de overeenkomst van 27 juni 2007 – aangaande het koolzuur – is onder 1 opgenomen:
“De Klant koopt zijn volledige behoefte aan koolzuur bij NKC tegen een prijs van 12,50 Euro/per 5 kg. Het jaarvolume van De Klant is geschat op 1250 kg. koolzuur per jaar.”
Eenzelfde bepaling is opgenomen in de overeenkomst met betrekking tot het sproeischuim.
4.11.
De kantonrechter leidt uit de hiervoor aangehaalde bepaling uit het contract twee elementen af:
[gedaagde, eiser in verzet] neemt het koolzuur dat hij nodig heeft enkel en alleen af bij NKC.
Het geschatte verbruik aan koolzuur wordt geschat op 1250 kg per jaar.
4.12.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het contract zo geformuleerd dat daaruit geen afnameverplichting valt af te lezen. [gedaagde, eiser in verzet] verbindt zich met ondertekening van het contract als klant aan NKC en daarnaast wordt zijn jaarvolume geschat. Aan de hand van dit jaarvolume stelt NKC haar prijs per 5 kg vast. In ieder geval heeft NKC niet met zoveel woorden expliciet in de overeenkomst opgenomen dat [gedaagde, eiser in verzet] verplicht is minimaal het jaarvolume af te nemen. Het had op de weg van NKC gelegen om als professionele partij geen onduidelijkheid omtrent de contractuele bepalingen te laten ontstaan. Nu de vordering van NKC onder meer geënt is op een afnameverplichting en deze verplichting niet komt vast te staan, moet de vordering van NKC aan haar worden ontzegd.
4.13.
NKC heeft daarnaast een gebruikersvergoeding bij [gedaagde, eiser in verzet] in rekening gebracht van € 3.216,12. Deze gebruikersvergoeding is gebaseerd op artikel 4.2. van de Algemene Voorwaarden. Ten aanzien van deze gebruikersvergoeding overweegt de kantonrechter het navolgende.
4.14.
De kantonrechter is van oordeel dat NKC de door haar geclaimde gebruikersvergoeding had moeten opnemen in de overeenkomst als zijnde een contractuele verplichting waar [gedaagde, eiser in verzet] zich afzonderlijk aan verbindt. De Algemene Voorwaarden hebben enkel een aanvullend karakter. Anders is dit bij bijvoorbeeld te verbeuren boetes die in Algemene Voorwaarden worden opgenomen. Deze boetes zijn pas verschuldigd op het moment dat niet of niet tijdig wordt voldaan aan een contractuele verplichting. Op grond van het vorenstaande zal de kantonrechter ook de gevorderde gebruikersvergoeding afwijzen.
4.15.
Ten aanzien van de investeringskosten merkt de kantonrechter op dat deze buiten de juridische beoordeling zullen worden gelaten, nu NKC deze kosten weliswaar in het lichaam van de dagvaarding vermeldt, maar zij die in verband met de beperking van haar vordering niet langer onderdeel van haar vordering laat zijn.
4.16.
Nu – zoals hiervoor is overwogen – tussen partijen geen contractuele afnameverplichting tot stand is gekomen, zullen de stellingen omtrent de opzegging van de overeenkomst verder onbesproken blijven.
4.17.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het door [gedaagde, eiser in verzet] gedane verzet gegrond moet worden verklaard. De kantonrechter zal [gedaagde, eiser in verzet] ontheffen uit de veroordeling zoals die in het verstekvonnis van de kantonrechter van 25 mei 2016 is uitgesproken, zulks met inbegrip van de daarin opgenomen kostenveroordeling.
4.18.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig NKC toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.19.
NKC zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze verzetprocedure. De kosten aan de zijde van [gedaagde, eiser in verzet] worden begroot op een bedrag van € 149,87 (explootkosten en tegemoetkoming in de gemaakte kosten).
4.20.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart het verzet gegrond,
5.2.
ontheft [gedaagde, eiser in verzet] van de veroordelingen uitgesproken bij vonnis de rechtbank Limburg, Burgerlijk recht, zittingsplaats Roermond van 25 mei 2016 (zaaknummer 5035284 CV EXPL 16-4677),
5.3.
veroordeelt NKC in de proceskosten van deze verzetprocedure aan de zijde van [gedaagde, eiser in verzet] gevallen en tot op heden begroot op € 149,87,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: ph
coll: