5.3.De rechtbank overweegt het volgende.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat kort na het uiteengaan van partijen een hevige (echtscheidings)strijd is losgebarsten, die heeft geleid tot een veelvoud aan aangiftes over en weer en betrokkenheid van de Raad voor de kinderbescherming, alsmede (twee maal, in 2011 en 2016) een ondertoezichtstelling van [de minderjarige] . Hoewel de periode kort na een echtscheiding vaak gepaard gaat met hevige emoties en grievend gedrag en dit zeker niet altijd leidt tot de conclusie dat niet langer sprake is van lotsverbondenheid, is in dit geval gebleken dat ook 7 jaar later nog immer sprake is van deze emoties en grievend gedrag.
Uit de gedragingen en houding van de vrouw jegens de man, alsmede de impact van het gedrag van de vrouw op de man – zoals dit blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting – kan naar het oordeel van de rechtbank de conclusie worden getrokken dat geen sprake meer is van lotsverbondenheid. De vrouw heeft een zeer negatief beeld over de man, laat dit in haar gedrag zien en uit haar mening over de man zowel richting diverse instanties als naar [de minderjarige] toe. Dit laatste heeft de man zeer ernstig gegriefd, door de gevolgen van het gedrag van de vrouw op zijn relatie met [de minderjarige] . Hieronder worden – niet uitputtend – enkele voorbeelden genoemd waarop voormeld oordeel mede is gebaseerd.
Tijdens het onderzoek door de Raad voor de kinderbescherming in 2011/2012 heeft de vrouw haar visie mogen geven, in persoonlijke gesprekken. Hierover staat in het rapport d.d. 27 februari 2012 onder meer, voor zover thans relevant, opgenomen:
“Moeder vraagt zich af of [de minderjarige] eigenlijk wel van vader is. Moeder heeft zo haar eigen methodes om zwanger te raken. Er is geen sprake van communicatie tussen ouders. Vader is destijds een relatie met moeder aangegaan vanwege haar geld en heeft haar gedwongen in het huwelijk te treden. (…) Vader is een notoire dwarsligger. (…) Vader heeft zowel moeder, [de minderjarige] als [dochter vrouw] geestelijk en lichamelijk mishandeld. (…)
Vader functioneert als een robot. (…) Vader is een psychopaat. Moeder slikte antidepressiva, door hetgeen ze heeft meegemaakt met vader.”
Over het gesprek dat de raadsonderzoeker met [de minderjarige] heeft gevoerd staat:
“ [de minderjarige] geeft aan dat zij eigenlijk niet zo goed weet waarom zij niet meer doordeweeks bij mama woont. Ze denkt dat dit is omdat mama niet altijd zo goede regels stelt en soms een beetje ‘gek’ doet. Met dit ‘gek’ doen bedoelt ze dat mama dan vervelende dingen over papa zegt, zoals bijvoorbeeld dat papa [de minderjarige] zou mishandelen. Dit is echt niet waar zegt [de minderjarige] .”
Ter zitting is aan de vrouw gevraagd hoe zij nu over de man denkt en zijn enkele woorden zoals hiervoor genoemd (robot, psychopaat) aan de vrouw voorgehouden. De vrouw heeft daarop aangegeven dat zij nog altijd hetzelfde denkt over de man. De vrouw heeft ter zitting ook opgemerkt dat zij het onmenselijk vindt wat haar is aangedaan door de man.
Ter zitting heeft de vrouw voorts verteld over een gesprek tussen haar en [de minderjarige] . [de minderjarige] kwam enkele maanden voor de zitting van slag bij haar omdat er mogelijk een machtiging voor verblijf in een gesloten instelling zou worden gevraagd en zij de indruk had gekregen dat dit een soort gevangenis is. De vrouw heeft verteld dat zij daarop heeft geantwoord: de gevangenis is voor mensen die strafbare feiten plegen, zoals je vader, die ons heeft geslagen en geschopt. Uit deze uitlatingen van de vrouw blijkt duidelijk haar mening over de man en hoe zij hiermee omgaat richting [de minderjarige] .
Uit het eindverslag van Centrum voor Jeugd en Gezin d.d. 4 oktober 2016 blijkt het volgende.
“ [de minderjarige] heeft naar vader uitgesproken een plan te hebben gemaakt met moeder, waardoor zij binnenkort bij moeder zal wonen. (…)
Tijdens een huisbezoek op 12 augustus geeft [de minderjarige] meer openheid van zaken. [de minderjarige] vertelt opstandig te zijn om vader te laten voelen wat zij voelt, namelijk boosheid en pijn. Vader is ‘alles’ schuld volgens [de minderjarige] . Dit baseert zij op de informatie van moeder. Moeder geeft aan dat [de minderjarige] oud genoeg is om te weten hoe het zit. [de minderjarige] vertelt dat sinds er geen begeleiding meer is bij de omgang, zij vragen is gaan stellen. Ze is namelijk ouder geworden en durft deze vragen te stellen nu er geen vreemde meer bij is. Moeder vertelt meer over het verleden dan voorheen. Ze gelooft moeder. [de minderjarige] zegt dat haar vader een vreselijke man is door wat hij haar, haar moeder en half zus heeft aangedaan.
[de minderjarige] wilt bij moeder wonen (…) [de minderjarige] vertelt dat ze opstandig is en ruzie maakt met vader omdat ze weet dat ze dan naar moeder kan gaan. (…)
16 augustus (…) ziet het CJG dat moeder enorm veel negatieve voorbeelden beschrijft m.b.t. vader. [de minderjarige] is hiervan getuige. Het lukt moeder niet om deze uitspraken niet te doen waar [de minderjarige] bij is.”
Volgens de vrouw worden zij en [de minderjarige] onvoldoende serieus genomen ten aanzien van het huiselijk geweld dat door de man in het verleden en recent in 2016 (blauwe plek arm) heeft plaatsgevonden. Ter zitting heeft de vrouw desgevraagd opgemerkt dat [de minderjarige] niet heeft gelogen in het gesprek met het CJG, maar dat zij zich niet baseert op informatie van haar moeder maar heeft verteld uit haar eigen ervaringen en herinneringen ten aanzien van het huiselijk geweld dat ook in het verleden had plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt dat een ouder die vermoedt dat de andere ouder zich schuldig maakt aan huiselijk geweld zich daarover uiteraard zorgen kan maken en die zorgen mag uitspreken. De vrouw past deze uitlatingen over de man echter niet aan in het bijzijn van [de minderjarige] , ook niet als instanties haar er (meermaals) op wijzen dat het beter is dat wel te doen. Zij vindt [de minderjarige] oud genoeg om ‘te weten hoe het echt zit’ en houdt daarbij geen enkele rekening met de invloed van hetgeen zij doet en zegt op het beeld dat [de minderjarige] van de man heeft en op de band tussen [de minderjarige] en de man. Dit terwijl de gestelde mishandelingen tot op heden niet vast zijn komen te staan.
De man heeft recente WhatsApp berichten overgelegd van de vrouw aan hem waarin zij onder meer opmerkt: “houd er rekening mee dat het gevaar voor [de minderjarige] voor een t.s. (tentamen suïcide, rechtbank) heel hoog is ze nu zij bij jouw moet verblijven. Daar zal jij de verantwoordelijkheid voor moeten nemen!!”
De man is erg verdrietig over de gebeurtenissen sinds april 2016 en de gevolgen van alles wat er is gezegd en gebeurd op zijn relatie met [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft zich sterk van de man verwijderd, is een periode uit huis geplaatst en heeft enkele weken bij de vrouw verbleven. De man heeft het gevoel in een horrorfilm te leven, heeft veel stress en ondervindt beperkingen in zijn carrière, naast de intensieve zorg voor [de minderjarige] . Op dit moment is psychische hulpverlening ingeschakeld voor [de minderjarige] en probeert de man zijn band met [de minderjarige] te herstellen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het complexe geheel van omstandigheden in deze zaak de conclusie kan worden getrokken dat – in elk geval een deel van – voornoemde gevolgen en de impact daarvan op de man verband houden met de mening en gevoelens van de vrouw over de man en de wijze waarop zij deze uit, zowel tegen instanties als in het bijzijn van en tegen [de minderjarige] .
Hetgeen de vrouw heeft aangevoerd over de verhuizing naar Brussel maakt het oordeel van de rechtbank niet anders, nu de man [de minderjarige] al in mei 2016 de verzekering heeft gegeven dat de verhuizing niet door zou gaan en uit de stukken blijkt dat hetgeen [de minderjarige] zo boos en opstandig heeft gemaakt meer te maken heeft met (de verhalen over) het verleden.
Anders dan de vrouw heeft aangevoerd is de rechtbank voorts van oordeel dat het enkele feit dat partijen samen een dochter hebben, niet met zich meebrengt dat reeds daarom de lotsverbondenheid in stand blijft. Door hoe de vrouw over de man denkt en hoe zij die mening uitdraagt naar instanties en (in het verleden) de werkgever van de man, alsmede deze mening overbrengt op [de minderjarige] , is de man sterk gegriefd. De rechtbank heeft de overtuiging gekregen dat de man oprecht is in zijn emoties ter zitting, waaruit deze gegriefdheid duidelijk is gebleken.