ECLI:NL:RBLIM:2017:4414

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 mei 2017
Publicatiedatum
12 mei 2017
Zaaknummer
5944243/EZ/17-109 11052017
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van nalatenschap door ouders namens minderjarige kinderen en overschrijding van termijn

In deze zaak verzochten de ouders, [X] en [Y], de kantonrechter om machtiging om namens hun minderjarige kinderen de nalatenschap van de heer [erflater] te verwerpen. De heer [erflater] was geboren op [geboortedag erflater] 1937 en overleden op [dag van overlijden] 2016. De ouders hadden op 25 april 2017 het verzoek ingediend, maar de kantonrechter constateerde dat de termijn van drie maanden, zoals bepaald in artikel 4:193 BW, al was verstreken. De termijn begon te lopen op het moment dat [X] de nalatenschap op 23 december 2016 had verworpen. Hierdoor konden de ouders niet meer de verklaring van verwerping afleggen namens hun kinderen, en werd de nalatenschap als beneficiair aanvaard beschouwd.

De kantonrechter besloot ambtshalve aantekening te doen in het boedelregister van de laatste woonplaats van de erflater, zoals vereist door artikel 4:193 lid 2 BW. Tevens werd de griffier gelast om een aantekening te maken in het boedelregister van de rechtbank Midden-Nederland, waar ook feiten over deze nalatenschap waren geregistreerd. De ouders hadden geen verzoek tot verlenging van de termijn ingediend, en de kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende aanknopingspunten waren om het verzoek van de ouders als een verzoek tot verlenging op te vatten. De beslissing van de kantonrechter was om de verzoeken van de ouders af te wijzen en de aantekeningen in de boedelregisters te gelasten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5944243 \ EZ VERZ 17-109

Beschikking van de kantonrechter van 11 mei 2017

in de zaak van de nalatenschap van de heer [erflater] ,

geboren te [geboorteplaats erflater] op [geboortedag erflater] 1937, overleden te [plaats van overlijden] op [dag van overlijden] 2016
hierna te noemen
erflater.
Op 25 april 2017 hebben de heer
[X] en mevrouw [Y], beiden wonende te [woonplaats X en Y] aan de [adres X en Y] , de kantonrechter alhier verzocht hen machtiging te verlenen om
namens hun
minderjarige kinderen [minderjarig kind 1], geboren te [geboorteplaats minderjarig kind 1] op [geboortedag minderjarig kind 1] 2006 en
[minderjarig kind 2], geboren te [geboorteplaats minderjarig kind 2] op [geboortedag minderjarig kind 2] 2008,
de nalatenschap van voornoemde erflater te mogen verwerpen.
Bij de verzoekschriften is gevoegd een kopie van de akte nalatenschap (zaaknr 237/2017) opgemaakt door de griffier van Rechtbank Midden-Nederland. In een bijgevoegde brief geeft [X] voornoemd aan deze nalatenschap zelf te hebben verworpen.
Omdat in voornoemde akte niet de namen van degenen die verworpen hebben staan vermeld, heeft de griffier alhier een uittreksel uit het betreffende boedelregister van de Rechtbank Midden-Nederland opgevraagd. Daaruit blijkt dat [X] samen met [Y] de betreffende nalatenschap heeft verworpen op 23 december 2016. Een en ander is geregistreerd op 1 februari 2017.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Artikel 4:193 BW bepaalt:
1. Een wettelijke vertegenwoordiger van een erfgenaam kan voor deze niet zuiver aanvaarden en behoeft voor verwerping een machtiging van de kantonrechter. Hij is verplicht een verklaring van beneficiaire aanvaarding of van verwerping af te leggen binnen drie maanden vanaf het tijdstip waarop de nalatenschap, of een aandeel daarin, de erfgenaam toekomt. Deze termijn kan overeenkomstig artikel 192 lid 2, tweede zin, worden verlengd.
2. Heeft hij de termijn laten verlopen, dan geldt de nalatenschap als door de erfgenaam beneficiair aanvaard. De kantonrechter kan hiervan aantekening doen houden in het boedelregister.
(…)
De kantonrechter constateert dat [X] als ouder van de betrokken minderjarigen zelf op 23 december 2016 de nalatenschap van erflater heeft verworpen. Ingevolge het bepaalde in artikel 4:12 BW treden op dat moment zijn (minderjarige) kinderen in zijn plaats. De in artikel 4:193 lid 1 BW bedoelde drie maanden termijn vangt op dat moment dan ook aan en eindigt op 23 maart 2017. Deze drie maanden termijn was dan ook al verstreken toen
op 25 april 2017 onderhavig verzoeken door de griffier alhier werden ontvangen.
Nu ook niet gebleken is van een verzoek tot verlenging van deze drie maanden termijn, zoals bedoeld in artikel 4:192 lid 2 BW en het wettelijke systeem onvoldoende aanknopingspunten biedt om het verzoek van de ouders (om te mogen verwerpen namens hun minderjarige kinderen) ook (tegelijkertijd) op te vatten als een verzoek tot verlenging van die termijn, dient geconstateerd te worden dat vanwege de overschrijding van de termijn de ouders niet meer kunnen overgaan tot het afleggen van de verklaring van verwerping van de nalatenschap namens hun minderjarige kinderen. De nalatenschap geldt daarmee als door hen beneficiair aanvaard.
Nu de kantonrechter ambtshalve op de hoogte is van het overschrijden van deze termijn wenst hij over te gaan tot het doen houden van aantekening hiervan in het boedelregister, zoals artikel 4:193 lid 2 BW bepaalt.
De griffier heeft verzoekers bij brief van 3 mei 2017 in kennis gesteld van het voornemen van de kantonrechter om de verzoeken af te wijzen en hen in de gelegenheid gesteld aan te geven of zij daarover wensen te worden gehoord.
[X] heeft daarop telefonisch contact gehad met de griffier op 8 mei 2017 en aangegeven van een dergelijk verhoor af te zien.
Gelet hierop zal een mondelinge behandeling achterwege blijven.
De kantonrechter constateert dat het uittreksel uit de overlijdensakte als laatste woonplaats van erflater [plaats A] vermeldt, terwijl de hierboven aangegeven akte van verwerping als woonplaats van erflater [plaats B] aangeeft. Gelet hierop heeft de griffier alhier de Basisadministratie Personen geraadpleegd. Daaruit blijkt dat [plaats A] als laatste woonplaats van erflater is geregistreerd. Mede gelet op het bepaalde in artikel 4 lid 1 van het Besluit boedelregister jo artikel 1:13 BW is de kantonrechter van oordeel dat in het boedelregister van de rechtbank Oost-Brabant locatie Den Bosch feiten dienen ingeschreven te worden die betrekking hebben op nalatenschappen van erflaters die hun laatste woonplaats hebben gehad in (het arrondissement waartoe) [plaats A] (behoort). Gelet hierop zal de kantonrechter de griffier van deze rechtbank gelasten in zijn boedelregister aan te tekenen dat voornoemde nalatenschap door deze twee minderjarigen beneficiair aanvaard is.
Nu eveneens in het boedelregister van de rechtbank Midden-Nederland locatie Utrecht feiten zijn geregistreerd van deze nalatenschap acht de kantonrechter het op zijn plaats eenzelfde aantekening in dat register te gelasten.

Beslissing:

Wijst de verzoeken af.
Gelast op grond van artikel 4:193 lid 2 BW ambtshalve zowel
de griffier van de Rechtbank Oost-Brabant locatie Den Boschals
de griffier van de Rechtbank Midden-Nederland locatie Utrechtin het boedelregister aan te tekenen dat deze nalatenschap door voornoemde twee minderjarigen als beneficiair aanvaard geldt.
Aldus gegeven door mr. J.W. Rijksen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.
type: mjp
coll: