ECLI:NL:RBLIM:2017:4737

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
04 5503913/CV 16-10681
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van declaraties uit een mondelinge overeenkomst van opdracht tussen twee besloten vennootschappen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een vordering van [X] Consultancy B.V. tegen [gedaagde partij] Machines B.V. over de betaling van declaraties die voortvloeien uit een mondeling gesloten overeenkomst van opdracht. De opdrachtgever, [X] Consultancy, heeft vanaf april 2012 maandelijks declaraties ingediend, maar de gedaagde partij betwist dat de overeenkomst nog van kracht was na eind 2012. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opdrachtgever gedurende een lange periode geen bezwaar heeft gemaakt tegen de betalingen, wat de stelling van de gedaagde partij ongeloofwaardig maakt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werkzaamheden die door [X] Consultancy zijn verricht, daadwerkelijk zijn uitgevoerd en dat de gedaagde partij gehouden is de facturen te betalen. De vordering van [X] Consultancy tot betaling van een totaalbedrag van € 6.727,50 is toegewezen, vermeerderd met wettelijke handelsrente. De vorderingen van de gedaagde partij in reconventie zijn afgewezen. De gedaagde partij is veroordeeld in de proceskosten van de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5503913 \ CV EXPL 16-10681
Vonnis van de kantonrechter van 24 mei 2017
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] CONSULTANCY B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats X] ,
eisende partij in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde mr. L.E.I.K. Jaminon,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde partij] MACHINES B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde mr. R.M.I. Cornelissen.
Partijen worden hierna [X] Consultancy en [gedaagde partij] genoemd worden.

1.De procedure

In conventie en in reconventie:
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties;
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties;
  • de binnengekomen producties van [gedaagde partij] ;
  • de op 11 april 2017 gehouden comparitie van partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De geschillen

In conventie en in reconventie:
2.1.
Op basis van de hiervoor vermelde processtukken en hetgeen partijen bij gelegenheid van de comparitie over en weer hebben verklaard kunnen de tussen partijen gerezen geschillen als volgt – zakelijk weergegeven – worden omschreven.
2.2.
[X] Consultancy vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling aan haar van een totaalbedrag ad € 6.727,50 vermeerderd met de wettelijke handelsrente en veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.3.
[X] Consultancy stelt daartoe dat haar directeur en de directeur van [gedaagde partij] kort na de carnavalsperiode op verzoek van de directeur van [gedaagde partij] hebben afgesproken dat de directeur van [X] Consultancy de directeur van [gedaagde partij] zou ondersteunen bij de uitvoering van diens managementtaken. De directeur van [gedaagde partij] had tekenen van een burn-out en er was eind mei 2012 een vertegenwoordiger uit dienst gegaan en de directeur van [gedaagde partij] was voornemens de taken van de vertegenwoordiger op zich te nemen. Kort na dat gesprek werd overeengekomen dat [X] Consultancy voor haar werkzaamheden maandelijks een vergoeding van € 2.500,00, samengesteld uit € 1.500,00 aan managementfee en € 1.000,00 aan onkosten, te vermeerderen met BTW, in rekening zou brengen. [X] Consultancy stelt verder dat haar directeur wekelijks tenminste 3 maal telkens 2 á 3 uren werkzaamheden ten behoeve van [gedaagde partij] heeft verricht. Die werkzaamheden werden doorgaans ten kantore van [gedaagde partij] verricht, maar ook bij gelegenheid vanuit het home-office van de directeur van [X] Consultancy. Volgens [X] Consultancy werd een managementteam samengesteld en werden structureel vergaderingen gehouden die door de directeur van [X] Consultancy werden voorgezeten. Verder werden de functioneringsgesprekken gehouden door haar directeur, werd de destijds bestaande achterstand in de facturering weggewerkt en bestonden de werkzaamheden uit het leiding geven en geven van adviezen. De facturen werden iedere maand per post verstuurd en ook steeds correct betaald. De overeenkomst is steeds blijven doorlopen en er werd nooit enige vraag gesteld of opmerking gemaakt. [gedaagde partij] heeft de overeenkomst ook niet opgezegd. [X] Consultancy stelt dat zij de werkzaamheden tot en met juli 2016 heeft verricht zodat [gedaagde partij] gehouden is de facturen tot en met juli 2016 te betalen.
2.4.
[gedaagde partij] voert verweer tegen de vordering van [X] Consultancy en stelt daartoe dat afgesproken zou zijn dat [X] Consultancy vanaf juni 2012 ondersteuningswerkzaamheden zou uitvoeren tot einde 2012 en dat [X] Consultancy voor die werkzaamheden een redelijk bedrag in rekening zou mogen brengen. Eind mei 2012 was de vertegenwoordiger vertrokken en de directeur van [gedaagde partij] zou die werkzaamheden zelf uitvoeren waardoor onvoldoende tijd overbleef om de gebruikelijke managementtaken uit te voeren. [gedaagde partij] betwist dat met [X] Consultancy een bedrag van € 2.500,00 per maand afgesproken zou zijn. [gedaagde partij] erkent dat [X] Consultancy in 2012 een managementteam heeft samengesteld en dat sindsdien regelmatig vergaderingen werden gehouden. [gedaagde partij] erkent verder dat [X] Consultancy heeft geadviseerd bij de opzet van het facturatiesysteem van de werkplaats en wel eens op kantoor aanwezig was. [gedaagde partij] erkent verder dat de directeur van [X] Consultancy wel eens meeging bij bezoeken aan importeurs. [gedaagde partij] stelt dat hij pas begin 2016 door de boekhouder er op is gewezen dat [X] Consultancy maandelijks een factuur indiende van € 3.025,00 inclusief BTW. In dat verband stelt [gedaagde partij] dat [X] Consultancy 50% aandeelhouder is van [gedaagde partij] en dat het administratief personeel er steeds vanuit is gegaan dat de facturen van [X] Consultancy correct waren. [gedaagde partij] is van mening dat [X] Consultancy vanaf januari 2013 ten onrechte facturen heeft ingediend. De overeenkomst liep immers tot einde 2012. De sindsdien door [X] Consultancy gegeven adviezen en ondersteuning moeten volgens [gedaagde partij] gezien worden als een vriendendienst. De directeur van [X] Consultancy en de directeur van [gedaagde partij] zijn immers sinds geruime tijd vrienden van elkaar. En voorts had [X] Consultancy baat bij een florerend bedrijf omdat [X] Consultancy 50% aandeelhouder is van [gedaagde partij] . [gedaagde partij] is daarom van mening dat [X] Consultancy de door [gedaagde partij] betaalde bedragen terug dient te betalen. Uit proceseconomisch oogpunt beperkt [gedaagde partij] die vordering tot een bedrag van € 12.100,00.
2.5.
[gedaagde partij] vordert op grond van het vorenstaande om [X] Consultancy te veroordelen om aan haar te betalen primair een bedrag van € 12.100,00 en subsidiair een bedrag van
€ 4.840,00 ter zake van onkostenvergoedingen, zowel primair als subsidiair te vermeerderen met de wettelijke handelsrente.
2.6.
[X] Consultancy heeft tegen de vordering van [gedaagde partij] verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing daarvan.
2.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

In conventie en in reconventie:
3.1.
De over en weer ingestelde vorderingen zijn gebaseerd op dezelfde overeenkomst zodat die vorderingen zich lenen voor gezamenlijke beoordeling.
3.2.
Partijen zijn het er over eens dat zij kort na de Carnavalsperiode in 2012 overeengekomen zijn dat [X] Consultancy na het vertrek van de vertegenwoordiger van [gedaagde partij] , begeleidings- en advieswerkzaamheden voor [gedaagde partij] zou uitvoeren. Er is derhalve sprake van een overeenkomst van opdracht. Partijen verschillen van mening over de duur van de opdracht en over de daarvoor door [gedaagde partij] aan [X] Consultancy te betalen vergoeding. Volgens [gedaagde partij] was afgesproken dat de opdracht eind 2012 zou eindigen en zou [X] Consultancy slechts een kleine vergoeding in rekening brengen.
3.3.
Partijen hebben hun mondeling gemaakte afspraken niet schriftelijk vastgelegd. De enige concrete aanknopingspunten van het bestaan van de overeenkomst van opdracht zijn de door [X] Consultancy maandelijks ingediende facturen en de maandelijks door [gedaagde partij] verrichte betalingen van die facturen. In het geval de overeenkomst eind 2012 zou eindigen, zoals [gedaagde partij] betoogt en [X] Consultancy betwist, had voor de hand gelegen dat [gedaagde partij] op enig moment na eind 2012 zou hebben geprotesteerd tegen de door [X] Consultancy ingediende facturen en dat is gesteld noch anderszins gebleken. Mede van belang is dat [gedaagde partij] niet heeft weersproken dat de echtgenote van de directeur administratief werk ten behoeve van [gedaagde partij] verricht en ook betalingen verwerkt, zodat het verweer van [gedaagde partij] dat de door [X] Consultancy ingediende facturen niet werden opgemerkt, als ongeloofwaardig moet worden verworpen. Mede daarbij is van betekenis dat volgens [gedaagde partij] slechts een geringe vergoeding afgesproken zou zijn in verband met de financiële situatie van het bedrijf en dit impliceert dat [gedaagde partij] de maandelijkse uitgaven/kosten scherp in de gaten zou houden.
3.4.
Vast staat dat [X] Consultancy daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht. [X] Consultancy heeft een managementteam samengesteld en heeft de vergaderingen voorgezeten, een nieuw personeelsbeleid ingevoerd, functioneringsgesprekken gehouden en de communicatiestructuur binnen het personeel verbeterd alsmede [gedaagde partij] ondersteund bij gesprekken met importeurs. Voorts heeft [X] Consultancy geadviseerd met betrekking tot de nieuwe opzet van het facturatiesysteem van de werkplaats. [gedaagde partij] stelt zich in dit verband op het standpunt dat de door [X] Consultancy gegeven advieswerkzaamheden als een vriendendienst moeten worden beschouwd omdat [X] Consultancy 50% aandeelhouder is van [gedaagde partij] , maar [gedaagde partij] verliest dan uit het oog dat het in beginsel niet de taak van een aandeelhouder is om om niet advieswerkzaamheden te verrichten ten behoeve van het bedrijf waarvan hij aandelen houdt.
3.5.
[gedaagde partij] heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat [X] Consultancy ten onrechte onkosten ad € 1.000,00 per maand in rekening heeft gebracht, maar [gedaagde partij] heeft niet weersproken dat de post onkosten ziet op alle kosten in verband met administratie, boekhouding, telefonie, reiskosten, autokosten en inrichtingskosten. Het verweer van [gedaagde partij] dat [X] Consultancy die kosten niet heeft onderbouwd dient derhalve te worden verworpen.
3.6.
Gelet op het vorenstaande dient de gevorderde hoofdsom van [X] Consultancy te worden toegewezen te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de respectieve facturen. Uit het vorenstaande volgt voorts dat [gedaagde partij] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de facturen over de maanden januari 2016, februari 2016, april 2016 en mei 2016 onverschuldigd heeft betaald, zodat de vordering van [gedaagde partij] dienaangaande zal worden afgewezen.
3.7.
[X] Consultancy heeft voldoende gesteld ter zake van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en genoegzaam aangetoond dat zij kosten heeft gemaakt ter zake van andere verrichtingen dan die waarvoor de in artikel 237 en verder van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. De door [X] Consultancy gevorderde incassokosten ad € 677,50 zullen derhalve worden toegewezen, met dien verstande dat over deze kosten de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW zal worden toegewezen in plaats van de gevorderde wettelijke handelsrente.
3.8.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [X] Consultancy worden begroot op:
  • dagvaarding € 79,81
  • griffierecht 471,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.350,81.
3.9.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen zoals hierna in het dictum van dit vonnis vermeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
4.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen bewijs van kwijting aan [X] Consultancy te betalen:
  • een bedrag van € 3.025,00, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf
  • een bedrag van € 3.025,00, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf
  • een bedrag van € 677,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 november 2016 tot de dag der voldoening;
in reconventie:
4.2.
wijst de vorderingen van [gedaagde partij] af;
in conventie en in reconventie:
4.3.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van [X] Consultancy gevallen en tot op heden begroot op € 1.350,81;
4.4.
veroordeelt [gedaagde partij] onder de voorwaarde dat deze niet binnen 2 weken na aanschrijving door [X] Consultancy volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,-- aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening;
4.5.
verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.
type: FL
coll: