Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
LOETONING VERVOER B.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding,
- het e-mailbericht met bijlagen, van [gedaagde] van 12 mei 2017,
- de mondelinge behandeling,
- de pleitnota van [gedaagde] .
2.De feiten
3.Het geschil
- primair, de uitvoerbaarbijvoorraadverklaring in het vonnis van 22 februari 2017 schorst, dan wel te schorsen totdat het gerechtshof in hoger beroep een beslissing heeft genomen over de door Loetoning op de voet van artikel 351 Rv. aanhangig te maken vordering,
- subsidiair, de uitvoerbaarbijvoorraadverklaring in het vonnis van 22 februari 2017 schorst tot een bedrag van € 75,000,-, met dien verstande dat in dat geval enkel het verschil tussen het toegewezen bedrag en € 75.000,- uitvoerbaar bij voorraad is, dan wel te schorsen in de hiervoor bedoelde zin totdat het gerechtshof in hoger beroep een beslissing heeft genomen over de door Loetoning op de voet van artikel 351 Rv. aanhangig te maken vordering,
- meer subsidiair, bepaalt dat [gedaagde] de executie van het vonnis van 22 februari 2017 dient te staken en gestaakt te houden totdat onherroepelijk op het geschil is beslist, dan wel totdat het gerechtshof een beslissing heeft genomen over de door Loetoning op de voet van artikel 351 Rv. aanhangig te maken vordering, op straffe van een dwangsom van € 150.000,- per overtreding van dit verbod.
4.De beoordeling
in hoger beroepis beslist over het geschil tussen Loetoning en [gedaagde] . Loetoning vordert weliswaar dat de executie wordt gestaakt totdat onherroepelijk is beslist, maar in dat geval zou [gedaagde] niet alleen de uitkomst van de appelprocedure maar ook de uitkomst van een eventueel cassatieberoep dienen af te wachten. Dat kan in redelijkheid niet van hem worden gevergd.
816,00