ECLI:NL:RBLIM:2017:4975

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 mei 2017
Publicatiedatum
31 mei 2017
Zaaknummer
AWB-16_85u
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en de bescherming van bedrijfsgegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 30 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de openbaarmaking van informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiseres, een bedrijf dat zich bezighoudt met de fokkerij van dieren, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, die op verzoek van een derde partij gedeeltelijke openbaarmaking van inspectielijsten had toegestaan. Eiseres was van mening dat deze openbaarmaking haar onevenredig zou benadelen, omdat de informatie herleidbaar zou zijn tot haar bedrijf en zou kunnen leiden tot acties van dierenrechtenactivisten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris in zijn besluit tot gedeeltelijke openbaarmaking van de inspectielijsten niet onterecht heeft gehandeld. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat de openbaarmaking van bepaalde gegevens, zoals de wijze waarop dieren geëuthanaseerd worden en de benamingen van afdelingen, wel degelijk onevenredig nadeel voor eiseres kan opleveren. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd voor zover het betreft de openbaarmaking van deze specifieke gegevens. De rechtbank heeft bepaald dat de Staatssecretaris het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

De uitspraak benadrukt de afweging tussen het belang van transparantie en het beschermen van bedrijfsgevoelige informatie. De rechtbank heeft de belangen van eiseres zwaarder laten wegen dan het algemeen belang van openbaarmaking, vooral gezien de specifieke omstandigheden van de zaak en de risico's die verbonden zijn aan de openbaarmaking van de gevraagde informatie.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/85

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2017 in de zaak tussen

[naam bedrijf], statutair gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. R.J.J.M.M. Metsemakers)
en

de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. W.L.C. Rijk).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [belanghebbende], wonende te [woonplaats] (België)
(gemachtigde: [naam]).

Procesverloop

Bij besluit van 8 mei 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op het verzoek van derde-partij van 1 januari 2015 om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Bij besluit van 20 november 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2017.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Derde-partij is verschenen en bijgestaan door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. In haar e-mailbericht van 1 januari 2015 heeft derde-partij verweerder verzocht een aantal in de brief vermelde documenten openbaar te maken. Bij het primaire besluit is verweerder deels tegemoet gekomen aan het verzoek.
Een deel van de gevraagde documenten heeft betrekking op eiseres. Eiseres was het niet eens met het primaire besluit en heeft daarom tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Verweerder heeft de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Het beroep van eiseres is tegen dat besluit gericht.
2. Verweerder heeft beslist tot gedeeltelijke openbaarmaking van een aantal inspectielijsten.
Verweerder heeft de naam van de vergunninghouder en de inspectielocatie weggelakt. Verweerder onderkent dat eiseres door de openbaarmaking van de lijsten mogelijk nadeel zal ondervinden, maar acht het belang dat gediend is met openbaarmaking van de lijsten zwaarder wegen dan het nadeel dat eiseres daar mogelijk van zal ondervinden. Door het weglakken van voormelde gegevens zal openbaarmaking van de lijsten naar het oordeel van verweerder niet leiden tot onevenredig nadeel.
Daarnaast heeft verweerder de lijsten op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob ook geanonimiseerd door de naam van de contactpersoon weg te lakken. Ook deze maatregel heeft verweerder blijkens het bestreden besluit genomen om nadeel voor eiseres zoveel mogelijk te beperken, zodat eiseres door de openbaarmaking van de lijsten niet onevenredig nadeel zou worden toegebracht.
Volgens verweerder is met deze maatregelen niet te achterhalen op welk bedrijf de gegevens in de inspectielijsten betrekking hebben.
De lijsten betreffen volgens verweerder geen concurrentiegevoelige gegevens die (de rechtsvoorganger van) eiseres verweerder vertrouwelijk heeft medegedeeld. Verweerder stelt zich daarom voorts op het standpunt dat artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob geen grondslag biedt om de inspectielijsten te weigeren.
3. Gemachtigde van eiseres betoogt in naam van haar dat de gedeeltelijke openbaarmaking van de inspectielijsten eiseres en haar medewerkers onevenredig benadeelt. Hij meent dat verweerder meer informatie in de lijsten dient weg te lakken. Hij wijst op document 3 waarin de naam van de rechtsvoorganger van eiseres nog te lezen is. Hij stelt dat ook de benamingen van waar de dieren zitten en waarnaar in de documenten 12 en 13 wordt verwezen informatie is die tot eiseres te herleiden is, omdat het afdelingen zijn die voor haar kenmerkend zijn.
Dat geldt volgens gemachtigde evenzeer ten aanzien van de informatie over de soorten dieren en de wijze waarop de dieren geëuthanaseerd worden in de documenten 8, 10, 12 en 13. De laatst vermelde informatie en (het beperken van) de mate van ongerief betreft volgens gemachtigde informatie waaruit wetenswaardigheden over het productieproces kunnen worden afgeleid en die vertrouwelijk aan de overheid is medegedeeld. Daarom dient deze informatie op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob te worden geweigerd.
Gemachtigde wijst erop dat verweerder in een ander geval waarin om openbaarmaking van zelfde inspectielijsten is gevraagd gegevens als voormeld op die grondslag en op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob wel zijn geweigerd. Hij betoogt dat eiseres ook in dit geval onevenredig wordt benadeeld als de informatie die ziet op soorten dieren, de wijze van euthanaseren, pijnbestrijding en de mate van ongerief openbaar wordt. Daarbij heeft hij aangegeven dat openbaarmaking van deze gegevens directe aanleiding is voor vergaande acties van dierenrechtenextremisten. Ter onderbouwing heeft hij een aantal gevallen aangehaald waarin openbaarmaking van informatie tot acties heeft geleid.
4. Bij brief van 7 april 2017 heeft gemachtigde nog gewezen op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 15 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:680). Hij verzoekt de rechtbank de uitspraak bij de beoordeling te betrekken.
5. Ter zitting heeft gemachtigde aanvullend aangevoerd dat het combineren van gegevens, opgevraagd met verschillende verzoeken, tot herkenning van eiseres in de verkregen gegevens kan leiden en dat al gegevens over eiseres openbaar zijn.
6. Derde-partij is van mening dat de gevraagde documenten openbaar kunnen worden gemaakt met weglating van de informatie die verweerder heeft weggelakt. Zij wijst erop dat op de website van eiseres te vinden is welke dieren zij fokt en dat daar ook adresgegevens zijn te vinden. Zij stelt zich op het standpunt dat de vrees voor acties niet meer terecht is.
7. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht kennis genomen van de niet geschoonde versie van de inspectielijsten ten aanzien waarvan verweerder heeft beslist ze openbaar te maken.
8. De rechtbank stelt allereerst vast dat partijen niet van mening verschillen over de vraag of de naam van de rechtsvoorganger van eiseres die nog in de inspectielijsten voorkomt moet worden weggelakt. Gemachtigde van verweerder heeft ter zitting aangegeven dat voor zover de naam is blijven staan dit op een kennelijke fout berust en de naam nog wordt weggelakt, net als op andere plaatsen in de inspectielijsten. Omdat er in zoverre geen sprake is van een geschil, gaat de rechtbank voorbij aan het betoog van eiseres dat de naam van haar rechtsvoorganger niet openbaar mag worden gemaakt. Verweerder gaat de naam van haar rechtsvoorganger immers niet openbaar maken.
9. De rechtbank beoordeelt vervolgens of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c van de Wob geen grond geeft voor weigering van de geschoonde inspectielijsten. De beoordeling blijf beperkt tot de informatie in de inspectielijsten over de wijze waarop dieren geëuthanaseerd worden en over (het beperkten van) de mate van ongerief. Eiseres beroep zich immers alleen ten aanzien van deze informatie op de weigeringsgrond in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob.
9.1
Artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob bepaalt dat het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege blijft voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.
9.2
Op grond van vaste rechtspraak, zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van
26 april 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1153) is van zodanige gegevens sprake als uit die gegevens wetenswaardigheden kunnen worden gelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers.
9.3
De rechtbank is van oordeel dat gegevens over de wijze waarop dieren geëuthanaseerd worden en gegevens over (het beperken) van de mate van ongerief niet gegevens zijn waaruit wetenswaardigheden kunnen worden gelezen of afgeleid als bedoeld in rechtsoverweging 9.2. Verweerder heeft openbaarmaking van deze gegevens dan ook terecht niet geweigerd op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob.
10. De rechtbank beoordeelt verder of verweerder redelijkerwijs heeft kunnen beslissen dat openbaarmaking van deze gegevens, evenals de gegevens over de pijnbestrijding, de soorten dieren en de benamingen van de afdelingen waar de dieren zitten, eiseres geen onevenredig nadeel brengt dat dient te worden voorkomen.
10.1
In artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob is bepaald dat het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege blijft voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
10.2
De rechtbank overweegt dat het haar niet onwaarschijnlijk voorkomt dat gegevens over de wijze waarop dieren geëuthanaseerd worden, (het beperken van) de mate van ongerief, pijnbestrijding en de benamingen van de afdelingen waar de dieren zitten, gegevens zijn die herleidbaar zijn tot een bepaald bedrijf dat werkzaamheden uitvoert op het gebied van eiseres. Te meer omdat de branche waartoe eiseres behoort maar klein is. Gemachtigde van eiseres heeft ter zitting aangegeven dat bijvoorbeeld voor euthanasie verschillende technieken worden toegepast en dat afdelingen waar dieren zitten niet bij alle bedrijven in de branche dezelfde benamingen hebben. Gemachtigde van verweerder heeft dit niet of onvoldoende weersproken, terwijl er toch vanuit mag worden gegaan dat verweerder de bedrijven in de branche kent. Gelet op het voorgaande neemt de rechtbank aan dat als de voormelde gegevens openbaar worden gemaakt deze gegevens, al dan niet in onderling verband bezien of met andere gegevens, er zijn immers al gegevens over eiseres openbaar, tot eiseres zouden kunnen leiden.
10.3
Openbaarmaking van gegevens over de wijze waarop dieren geëuthanaseerd worden, (het beperken van) de mate van ongerief en pijnbestrijding zou tegen eiseres gerichte acties van agressie en geweld van dierenrechtenactivisten tot gevolg kunnen hebben. Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 15 maart 2017 die eiseres heeft overgelegd, zie rechtsoverweging 4, en met name rechtsoverweging 13.6 van die uitspraak is de dreiging van die zijde nog reëel te achten. Gemachtigde van verweerder heeft ter zitting aangegeven dat de gerechtvaardigdheid van de vrees voor acties op zich ook niet in geschil is. Derde-partij ziet dat anders en meent dat dierenrechtenextremisme een verdwijnend fenomeen is, gelet op het AIVD jaarverslag 2015. Onder verwijzing naar voormelde overweging 13.6 acht de rechtbank dat standpunt evenwel achterhaald, zodat het de rechtbank niet tot een ander oordeel brengt.
10.4
Het belang dat eiseres heeft bij het voorkomen van dit onevenredig nadeel dat openbaarmaking van de gegevens vermeld onder 10.3 tot gevolg zou kunnen hebben had verweerder redelijkerwijs zwaarder moeten laten wegen dan het algemeen belang dat gediend is met openbaarmaking van deze gegevens, evenals de benamingen van de afdelingen waar de dieren verblijven, omdat eiseres hieraan kan worden herkend en informatie over alarmsystemen, omdat deze informatie acties zou kunnen vergemakkelijken. Het beroep van eiseres slaagt daarom in zoverre.
10.5
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich overigens redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres door openbaarmaking van de geschoonde inspectielijsten niet onevenredig wordt benadeeld. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het vermelden van de diersoorten niet herleidbaar is tot eiseres. Partijen zijn met elkaar eens dat vermelde diersoorten meer in de branche worden gebruikt. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de vermeldingen van diersoorten desondanks in haar richting wijzen. De omstandigheid dat eiseres [omschrijving werkzaamheden bedrijf] is doet dat naar het oordeel van de rechtbank ook niet, omdat met de diersoorten geen aantallen dieren zijn vermeld. Het betoog dat de diersoorten niet openbaar mogen worden gemaakt heeft eiseres dan ook tevergeefs voorgedragen.
11. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen voor zover verweerder daarin heeft beslist de gegevens onder 10.3 en 10.4 openbaar te maken.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.980,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij is beslist dat gegevens onder 10.3 en 10.4 openbaar worden gemaakt;
  • herroept in zoverre het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 331,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.980,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.J. Rutten, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.W.C.M. Frings, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 31 mei 2017

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.