ECLI:NL:RBLIM:2017:5582

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juni 2017
Publicatiedatum
14 juni 2017
Zaaknummer
5900651 AZ VERZ 17-54
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om billijke vergoeding en achterstallig loon in arbeidszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 12 juni 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een werknemer, aangeduid als [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek], tegen zijn werkgever, Multitax Transport International B.V. De werknemer, die op oproepbasis werkte als internationaal chauffeur/koerier, verzocht om een billijke vergoeding van € 16.422,40 en achterstallig loon van € 493,76, na zijn ontslag op staande voet door de werkgever op 24 februari 2017. De werknemer had zich op 13 februari 2017 ziek gemeld en had in totaal slechts 58,75 uur gewerkt sinds zijn indiensttreding op 1 december 2016. De werkgever voerde aan dat het ontslag gerechtvaardigd was vanwege de onvoldoende inzet van de werknemer en het niet naleven van instructies.

De rechtbank oordeelde dat de redenen voor het ontslag, zoals vermeld in de ontslagbrief, te algemeen waren en geen dringende reden voor ontslag op staande voet vormden. Bovendien was de werknemer op het moment van ontslag arbeidsongeschikt, wat een bijzonder opzegverbod met zich meebracht. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om een billijke vergoeding toe te kennen, gezien de korte duur van de arbeidsovereenkomst en het feit dat de werknemer in opleiding was voor een vrachtwagenrijbewijs, waarvan de kosten door de werkgever werden gedragen. De vordering tot betaling van achterstallig loon werd afgewezen, omdat de werknemer onvoldoende had onderbouwd dat er sprake was van achterstallig loon. De rechtbank veroordeelde de werknemer tot betaling van de proceskosten aan de werkgever, die op € 400,00 werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer 5900651 AZ VERZ 17-54
Beschikking van 12 juni 2017
in het verzoekschrift van
[verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] ,
wonend te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
tevens verwerende partij in het verzoek van de wederpartij,
gemachtigde mr. K.J.C. van Bekkum
tegen
de besloten vennootschap
MULTITAX TRANSPORT INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Kerkrade,
verwerende partij,
tevens verzoekende partij in het tegenverzoek,
gemachtigde J.H.M. Cools.
Partijen zullen hierna [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] en Multitax genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 13 april 2017 ter griffie ontvangen verzoekschrift met een aantal ongenummerde bijlagen
  • het op 10 mei 2017 ter griffie ontvangen verweerschrift, tevens zelfstandig verzoekschrift met genummerde maar niet op volgorde aangeleverde bijlagen
  • de aanvullende bijlagen van de zijde van [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek]
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 23 mei 2017.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] is krachtens arbeidsovereenkomst op oproepbasis (een zogenoemd nul-uren contract) in dienst van Multitax in de functie van internationaal chauffeur/koerier tegen een bruto uurloon van € 12,83 voor de duur van een jaar. Volgens het door beide partijen ondertekende exemplaar van de arbeidsovereenkomst (productie 4 bij het verweerschrift) is de overeenkomst op 1 december 2016 ondertekend en is deze vanaf die datum ook ingegaan, doch uit de overige stukken en het verhandelde ter zitting is vast komen te staan dat [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] pas vanaf 9 januari 2017 daadwerkelijk is opgeroepen voor de overeengekomen werkzaamheden omdat hij eerder nog niet in het bezit van een Nederlands rijbewijs was, hetgeen volgens Multitax verplicht was.
2.2.
Op 13 februari 2017 heeft [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] zich ziek gemeld en heeft daarna geen werkzaamheden meer voor Multitax uitgevoerd. In totaal heeft [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] 58,75 uur daadwerkelijk de bedongen arbeid verricht (in iets meer dan een maand dus).
2.3.
Multitax heeft bij schrijven van 24 februari 2017 de arbeidsovereenkomst onverwijld opgezegd. Uit die brief wordt de volgende passage aangehaald:

De grondslag en dringende redenen voor het ontslag op staande voet is gegeven door de onderstaande feiten en gedragingen.
Het gemis aan inzet van uw studie om de vakbekwaamheid ten aanzien van uw chauffeursfunctie te behalen conform daarvoor afgesproken regels uit te voeren en het pertinent weigeren van instructies van uw werkgever ondanks meerdere verzoeken en waarschuwingen.
Het negeren van het correct toepassen van ziekmelding, en het zelfs ter discussie stellen van deze wetgeving tegenover uw werkgever. Welke kan leiden tot onnodige storingen binnen ons bedrijf en uitvoeringen.
Instructies van uw werkgever naast u neer te leggen want u moet altijd denken in plaats van deze instructies uit te voeren en te handelen dit ook nogmaals gelet op eigen gezondheid.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] verzoekt de veroordeling van Multitax tot betaling van een billijke vergoeding van € 16.422,40, alsmede het achterstallige loon ad € 493,76 en het loon dat verschuldigd is over de periode dat [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] wegens ziekte arbeidsongeschikt was (van 13 tot 24 februari 2017) ad € 2.525,90 en onder verwijzing van Multitax in de proceskosten.
3.2.
Multitax vordert bij zelfstandig tegenverzoek de veroordeling van [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] tot betaling van € 111,22, alsmede tot betaling van € 3.448,00 aan kosten van een beroepsopleiding (rijbewijs C) en tot betaling van de proceskosten.

4.De beoordeling

het verzoek
4.1.
[verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] heeft niet om vernietiging van de onverwijlde opzegging verzocht (en ter zitting heeft hij te kennen gegeven in het ontslag te berusten) en verzoekt in plaats daarvan om toekenning van een ten laste van Multitax komende billijke vergoeding (art. 7:681 lid 1 BW), zodat vaststaat dat met die opzegging de arbeidsovereenkomst is geëindigd op 24 februari 2017.
4.2.
Zoals de kantonrechter ter zitting reeds heeft laten doorschemeren, is van een dringende reden die grondslag biedt voor een onverwijlde opzegging niet gebleken. De daartoe in de ontslagbrief van 24 februari 2017 genoemde redenen kunnen die grondslag niet bieden omdat die veel te algemeen en niet concreet zijn. Daarbij komt nog dat onweersproken vaststaat dat [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] op dat moment wegens ziekte arbeidsongeschikt was en derhalve sprake was van een bijzonder opzegverbod. Dientengevolge komt een billijke vergoeding ex art. 7:681 lid 1 BW in beeld.
4.3.
De kantonrechter ziet in deze zaak echter geen aanleiding een billijke vergoeding toe te kennen. Enerzijds betreft het immers een overeenkomst voor bepaalde tijd op oproepbasis, die bovendien effectief slechts anderhalve maand heeft geduurd en waarin de bedongen arbeid in totaal nog geen 60 uur daadwerkelijk is verricht.
Bovendien was [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] in opleiding tot vrachtwagenchauffeur (rijbewijs C). Deze opleiding werd volledig bekostigd door diens werkgever en het examen stond voor de deur. Multitax heeft onweersproken gesteld dat bij het niet doorgaan van dit examen, [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] de cursus opnieuw zou moeten volgen en het cursusgeld van enkele duizenden euro’s opnieuw verschuldigd zou zijn. Bovendien zou [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] minder inzetbaar zijn in de organisatie van Multitax.
[verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] stelde tengevolge van ziekte niet dit examen te kunnen doen, doch heeft - zo is desgevraagd ter zitting komen vast te staan - om verder niet toegelichte redenen niet voldaan aan het alleszins redelijke verzoek van diens werkgever om te trachten dit examen vanwege diens ziekte te verzetten, al dan niet door middel van het overleggen van een verklaring van een arts.
Multitax had, indien zij - zoals kennelijk het geval was - verdere samenwerking met [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] niet meer zag zitten, er ook voor kunnen kiezen om haar werkgever simpelweg niet meer op te roepen en de overeenkomst niet te verlengen.
Van een rechtsvermoeden van de arbeidsomvang als bedoeld in art. 7:610b BW is geen sprake. Dat het volgens [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] de intentie was om full-time te gaan werken doet daar niet aan af, nog daargelaten dat [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] nalaat uit te leggen welke juridische grondslag die gestelde intentie in dit kader biedt. Om dezelfde reden is ook het gevorderde loon over de periode 13 tot en met 24 februari 2017 niet toewijsbaar, nu daarbij ten onrechte is uitgegaan van een 40 urige werkweek.
4.4.
Dat sprake zou zijn van achterstallig loon is, mede bezien in het licht van het gemotiveerde verweer op dit punt, door [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] onvoldoende onderbouwd. Volgens hem is op grond van de arbeidsovereenkomst een brutoloon van € 12,83 verschuldigd, terwijl uit de loonstroken blijkt dat het uurloon “maar” € 11,88 bedraagt. [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] verliest hier kennelijk uit het oog dat het overeengekomen uurloon van € 12,83
inclusief vakantiebijslagis (en derhalve € 11,88 exclusief vakantiebijslag). Voorts berekent [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] een bedrag van € 795,11
bruto(inclusief “de kosten van de VOG” ad € 41,35 zonder uit te leggen waar dit precies voor staat) om daar vervolgens een op 26 januari 2017 ontvangen voorschot ad € 301,35
nettovan af te trekken waarbij hij dan op € 493,76 (het gevorderde bedrag in dit kader) uitkomt. [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] maakt dan onder punt 10 van zijn niet van paginanummering voorziene verzoekschrift nog de opmerking dat Multitax stelt dat over de maand januari 2017 “enkel” een bedrag van € 260,54 verschuldigd zou zijn (waarbij hij dan kennelijk doelt op de eindafrekening die als bijlage dat bedrag vermeldt, volgens [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] “productie 5”, maar de bijlagen zijn zoals gezegd niet genummerd) doch daar staat bij dat het gaat om een
nabetaling. Dat Multitax gesteld zou hebben dat zij over januari “enkel” dat bedrag verschuldigd zou zijn, blijkt verder nergens uit. Op deze manier is de berekening van het gestelde achterstallige loon onvoldoende onderbouwd en daarmee niet toewijsbaar.
4.5.
[verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] zal als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten. Die kosten worden aan de zijde van Multitax tot op heden begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde.
het tegenverzoek
4.6.
In haar petitum verwijst Multitax ter zake van het door haar gevorderde bedrag van
€ 111,22 naar 9.5 van het verweerschrift, doch het verweerschrift bevat geen onderdeel 9.5. Onder punt 4 van het verweerschrift onder het vijfde gedachtestreepje wordt dit bedrag genoemd als deels (€ 46,67) een teveel bedrag aan loon omdat [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] over de periode 11 tot en met 20 januari 2017 “dubbel bemand” gewerkt heeft en in dat geval is Multitax slechts verplicht om 85% van het loon uit te betalen. Multitax verwijst hier naar productie 7 maar de productie waarop dat getal (7) prijkt, vermeldt geen bedragen die zonder nadere toelichting met dit onderdeel van de vordering gerelateerd kunnen worden. Daar komt nog bij dat Multitax niet uitlegt waarom zij er in eerste instantie kennelijk voor gekozen heeft om over genoemde periode 100% van het loon uit te betalen terwijl zij dat in haar optiek niet verplicht was, noch de grondslag noemt voor de vordering (onverschuldigde betaling?). Bovenal heeft [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] ter zitting gemotiveerd aangevoerd dat van “dubbel bemand” werken geen sprake is geweest en Multitax heeft dat verweer niet althans onvoldoende weerlegd, zodat dat verweer slaagt. Het andere deel van deze post, € 64,55, ziet op studiekosten, waarvan Multitax zelf zegt dat zij die uit coulance niet meer heeft opgeëist. Het betreft het verschil tussen het bij de eindafrekening genoemde totaalbedrag van € 425,45, waar Multitax een bedrag van € 490,00 aan “Kosten studie rijbewijs C + code95” van aftrekt, zodat een nog te ontvangen bedrag van € 64,55 resteert. Multitax laat echter na om nader te onderbouwen waarom met die studiekosten een bedrag van € 490,00 gemoeid was. De vordering is niet toewijsbaar.
4.7.
Volgens Multitax, onderaan de een na laatste pagina van haar verweerschift, heeft zij een bedrag van € 3.448,00 aan [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] kwijtgescholden. Daarmee is de gondslag voor dat onderdeel van haar vordering komen te ontvallen, zodat ook dit zal worden afgewezen.
4.8.
Multitax zal als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten. Die kosten worden aan de zijde van [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] tot op heden begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
in het verzoek
5.1.
wijst het verzochte af,
5.2.
veroordeelt [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Multitax tot de datum van dit vonnis begroot op € 400,00,
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
in het tegenverzoek
5.4.
wijst het verzochte af,
5.5.
veroordeelt Multitax tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] tot de datum van dit vonnis begroot op € 400,00,
5.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
RK