In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 14 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade. De eiser, vertegenwoordigd door zijn vader en een gemachtigde, had een aanvraag ingediend voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aanvraag werd afgewezen omdat de kosten van de woningaanpassing het gemeentelijk vastgestelde bedrag overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente terecht het verhuisprimaat heeft toegepast, waarbij de eiser werd aangeboden te verhuizen naar een andere woning die aan de eisen voldeed. De ouders van de eiser voerden aan dat er bijzondere omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de gemeente zorgvuldig had gehandeld en dat er geen aanleiding was voor het toekennen van de gevraagde financiële tegemoetkoming. De uitspraak benadrukt het belang van het verhuisprimaat en de noodzaak om persoonlijke omstandigheden in de beoordeling mee te nemen, maar ook dat financiële belangen zwaar wegen in de besluitvorming.