Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2] ,
[gedaagde sub 3] ,
1.De procedure
- het exploot van dagvaarding van 15 mei 2017
- de op 23 mei 2017 ter griffie ingekomen akte eiswijziging
- het e-mailbericht van [gedaagde sub 3] van 24 mei 2017 waarin deze te kennen geeft niet op de zitting aanwezig te zullen zijn
- de op 24 mei 2017 ter griffie ingekomen producties van de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]
- de op 29 mei 2017 ter griffie ingekomen nadere productie van de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]
- de op 29 mei 2017 ter griffie ingekomen nadere productie van de zijde van [eiseres]
- het e-mailbericht van [gedaagde sub 3] d.d. 29 mei 2017 met daarin de herhaalde mededeling dat hij niet op de zitting aanwezig zal zijn
- de op 29 mei 2017 ter griffie ontvangen brief van [gedaagde sub 3] , gedateerd 22 mei 2017, waarin deze mededeelt verhinderd te zijn op de zitting
- de mondelinge behandeling ter zitting van 29 mei 2017.
2.De feiten
3.De vordering
4.De beoordeling
te voeren(uiteraard desgewenst bijgestaan door een gemachtigde).
kunnenzijn (waardoor art. 18 WvK in beeld komt), bijvoorbeeld indien uit die omstandigheden blijkt dat ook andere vennoten feitelijk het bewind hebben gevoerd of als de vennootschap als zodanig zich als bewindvoerder naar de betrokken persoon heeft gepresenteerd, doch daarover is veel te weinig gesteld, terwijl [gedaagde sub 2] bovendien gemotiveerd heeft betwist dat hij ook maar enige bemoeienis met het dossier van [eiseres] heeft gehad.