ECLI:NL:RBLIM:2017:5669

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 juni 2017
Publicatiedatum
16 juni 2017
Zaaknummer
C/03/234679 / KG ZA 17-208
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling goodwill bij overdracht medische praktijken

In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit medisch specialisten, betaling van goodwill in verband met de overdracht van hun praktijken aan de gedaagden. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond. De eisers, die als plastisch chirurgen werkzaam waren in ziekenhuizen in Heerlen en Sittard, hadden onderhandelingen gevoerd over de overdracht van hun praktijken, maar de rechter oordeelde dat de gedaagden niet verplicht waren om zorg te dragen voor de continuïteit van de door eisers geleverde medische zorg. De voorzieningenrechter concludeerde dat de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd dat zij voor hun levensonderhoud afhankelijk waren van de gevorderde bedragen. De vorderingen tot betaling van goodwill werden afgewezen, evenals de vorderingen die betrekking hadden op de continuïteit van de zorg. De eisers werden als in het ongelijk gestelde partijen veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/234679 / KG ZA 17-208
Vonnis in kort geding van 14 juni 2017
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2.
[eiser sub 2],
wonend te [woonplaats 1] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 3],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
4.
[eiser sub 4],
wonend te [woonplaats 2] ,
eisers, hierna gezamenlijk: [eisers] ,
advocaat mr. A.J.H.W.M. Versteeg;
tegen:

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 3],
4.
[gedaagde sub 4],
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 5],
6.
[gedaagde sub 6],
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 7],
8.
[gedaagde sub 8],
gedaagden,
allen wonend dan wel gevestigd te [woon-/vestigingsplaats] ,
advocaat mr. L.J. Posch te Amsterdam.

9.de coöperatie COÖPERATIEF MSB ATRIUM-ORBIS U.A., en

10. de stichting
STICHTING ZUYDERLAND MEDISCH CENTRUM,
beiden statutair gevestigd te Heerlen,
gevoegde partijen,
advocaat mr. drs. K.D. Meersma.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de incidentele conclusie tot voeging;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van [eisers] ;
  • de pleitnota van de gedaagden;
  • de pleitnota van MSB c.s.;
  • het mondelinge vonnis in het incident tot voeging, waarbij de voeging is toegestaan.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De stichting Zuyderland Medisch Centrum (hierna: Zuyderland) exploiteert ziekenhuizen in Heerlen en in Sittard en is de rechtspersoon die is ontstaan na een fusie tussen de stichting Atrium Medisch Centrum Parkstad, dat het ziekenhuis in Heerlen exploiteerde, en de stichtingen Orbis Medisch Centrum en Orbis Zorgconcern, die het ziekenhuis in Sittard exploiteerden.
2.2.
De eisers en de gedaagden zijn natuurlijke personen (en hun praktijk-bv’s) die als plastisch chirurg een praktijk uitoefen(d)en, [eisers] in het ziekenhuis te Heerlen, de gedaagden in het ziekenhuis te Sittard.
2.3.
[eisers] waren lid van de Coöperatief MSB Atrium-Orbis U.A. (hierna: het MSB), een samenwerkingsvorm van specialisten, werkzaam in de door Zuyderland geëxploiteerde ziekenhuizen, met als doel het behartigen van de (financiële) belangen van haar leden (medische specialisten in loondienst van het ziekenhuis en of via praktijk-bv’s werkzaam in het ziekenhuis). Het MSB beoogt verder het bevorderen van een optimale medische verzorging van patiënten van het ziekenhuis en de behartiging van functionele/ kwalitatieve belangen van de leden en tracht haar doel onder andere te bereiken door het samen met Zuyderland verlenen van medische zorg aan patiënten die zich toevertrouwen aan Zuyderland.
2.4.
Het MSB heeft op haar beurt een samenwerkingsovereenkomst gesloten met Zuyderland. Op basis daarvan verstrekt Zuyderland opdrachten aan de specialisten tot behandeling van patiënten die zich tot haar hebben gewend voor een medische behandeling.
2.5.
Artikel 14 van de statuten van het MSB bepaalt dat specialisten met hetzelfde specialisme één vakgroep vormen en bevat regels inzake de organisatie van die vakgroepen.
Rond de jaarwisseling 2015/2016 is daartoe voor de plastisch chirurgen een plan van aanpak en een bijbehorend tijdpad vastgesteld, en zijn ter begeleiding daarvan een onafhankelijk expert ( [naam expert] ) en een onafhankelijk toezichthouder ( [naam toezichthouder] ) ingeschakeld. Uit informatie van de expert, de toezichthouder en de plastisch chirurgen zelf hebben de raad van bestuur van Zuyderland en het bestuur van het MSB geconstateerd dat er amper voortgang is geboekt, en per brief van 25 oktober 2016 aan de eisers, de gedaagden en een andere in het ziekenhuis te Heerlen werkende plastisch chirurg, [naam plastisch chirurg 1] .een aanwijzing uitgevaardigd.
2.6.
[eisers] en [naam plastisch chirurg 1] (en haar vennootschap) hebben het MSB en Zuyderland in een bodemprocedure gedagvaard. Inzet van die procedure is dat voor recht wordt verklaard dat:
- de brief van 25 oktober 2016 geen aanwijzing is in de zin van artikel 8.1 van de ledenovereenkomst, dan wel dat de aanwijzing in die brief niet hoeft te worden uitgevoerd, voor zover in die aanwijzing een volledige financiële integratie wordt opgelegd.
- het MSB verwijtbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit overeenkomst, althans gehandeld heeft in strijd met normen van redelijkheid en billijkheid en zorgvuldigheid doordat zij (I) in de aanwijzing van 25 oktober 2016 een volledige financiële integratie verlangt zonder compensatie te bieden voor de nadelige gevolgen die voortvloeien uit het met medeweten van het MSB genomen besluiten tot lateralisatie van de plastisch chirurgische praktijk en (II) door invulling van de vacature van [eiseres sub 1] te verlangen per 1 mei 2017
- Zuyderland onrechtmatig heeft gehandeld door een lateralisatie van de plastisch chirurgische praktijk binnen haar ziekenhuis tot stand te brengen zonder compensatie te bieden voor de nadelige gevolgen van die beslissing,
alsmede Zuyderland en MSB veroordeelt tot vergoeding van de daardoor geleden schade.
2.7.
[eiser sub 2] heeft met ingang van 1 april 2017 zijn praktijk neergelegd in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. [eiser sub 4] heeft zijn praktijk met ingang van 1 april 2017 neergelegd en is thans één dag per week werkzaam als plastisch chirurg in de Boerhavekliniek te Amsterdam.
2.8.
Tussen [eisers] enerzijds en de gedaagden anderzijds is onderhandeld over de overdracht van de praktijken van [eisers] aan de gedaagden en over de vergoeding die [eisers] daarvoor zouden ontvangen.
2.9.
[eisers] hebben zich bij de onderhandelingen laten vertegenwoordigen door drs. [naam plastisch chirurg 2] , eveneens een plastisch chirurg. Deze heeft onderhandeld met mr. [naam secretaris-directeur] secretaris-directeur van het MSB. Onduidelijk is of [naam secretaris-directeur] is opgetreden als vertegenwoordiger van de gedaagden., of dat zij, zoals zij zelf stelt, slechts als intermediair van dezen is opgetreden.
2.10.
Op 27 februari 2017 heeft [naam plastisch chirurg 2] aan [naam secretaris-directeur] gemaild:
In vervolg op ons telefoontje van zojuist kan ik je bevestigen dat de vakgroep Heerlen concreet voorstelt het verschil tussen het “voorstel Sittard” en het “voorstel Heerlen” te middelen.
Ik heb de exacte cijfers van het “voorstel Sittard” nu niet paraat, maar ik vertrouw erop dat het getal van 212.000,00 dat jij noemde correct is. Zetten we het “voorstel Heerlen van 275.000,00 hiernaast, dan komen we uit op de volgende concrete getallen:
[eiser sub 2]( [eiser sub 2] , de voorzieningenrechter)
: 243.500,00
[naam plastisch chirurg 1]( [naam plastisch chirurg 1] , de voorzieningenrechter)
: 121.750,00 + inkoopgarantie
[eiser sub 4]( [eiser sub 4] : de voorzieningenrechter)
: 243.500,00 * 2 = 487.000,00
Je gaf in ons telefoongesprek aan dat je er op vertrouwt dat ook Sittard evenveel water bij de wijn zal doen als Heerlen nu doet, zodat we er hopelijk vanuit mogen gaan dat hiermee de basis voor een overeenkomst is bereikt?
Ik hoor graag of dit vanuit de zijde van Sittard bevestigd wordt.
2.11.
[naam secretaris-directeur] heeft daarop dezelfde dag teruggemaild:
Voorstel voor [eiser sub 4] is juist verwoord. Bij [eiser sub 2] ga ik uit van alleen goodwill (212k) Vitrium wordt niet overgenomen. Bij [naam plastisch chirurg 1] is voorstel zoals op papier aan haar toegelicht van toepassing. Uiteraard met garantie van toetreding vakgroep en kunnen doen van onverzekerde zorg.
Ik heb voorstel nog niet teruggekoppeld. Ik wacht op jouw reactie op bovenstaande.
2.12.
[naam plastisch chirurg 2] heeft daarop nog dezelfde dag teruggemaild:
Tot op heden is steeds gesproken over een overeenkomst met de vakgroep Sittard waar elke maat uit Heerlen in gelijke mate wordt gewaardeerd. Je onderstaande email, waarin ineens per maat afzonderlijk wordt afgerekend, is dan ook onverwacht geweest en heeft mij vandaag gedwongen met elke maat afzonderlijk de persoonlijke situatie te bespreken. Dat heeft wat meer tijd gekost. Na zorgvuldig beraad kan ik je het volgende melden:
Alle drie de maten van de vakgroep Heerlen overwegen akkoord te gaan met het voorstel van de vakgroep Sittard, dat ik voor de duidelijkheid als volgt samenvat:
  • [eiser sub 4] ontvangt 487.000,00 zonder concurrentiebeding
  • [eiser sub 2] ontvangt 212.000,00
  • [naam plastisch chirurg 1] ontvangt 106.000,00 + garantie op toetreding in de vakgroep Sittard voor zowel de verzekerde als de onverzekerde zorg
(…)
[eiser sub 2] en [eiser sub 4] zien graag bevestigd dat Vitrium BV voor hen buiten de deal blijft alvorens definitief akkoord kan worden gegaan.
We zijn nu dicht bij een akkoord.
2.13.
[naam secretaris-directeur] heeft daarop bij e-mail van 28 februari 2017 het volgende geantwoord:
Ik heb zoals afgesproken voorstel besproken met vakgroep Sittard. Zij gaan akkoord met het resultaat van onze gesprekken. (…)
Ik hoor graag van je als wij over alles overeenstemming hebben.
2.14.
[naam plastisch chirurg 2] heeft daarop dezelfde dag teruggemaild:
Ik heb alle drie de maten van de vakgroep Heerlen inmiddels persoonlijk gesproken en ben verheugd je te kunnen meedelen dat we een akkoord hebben tussen de vakgroep plastische chirurgie Sittard en de vakgroep plastische chirurgie Heerlen.
(…)
Ik sluit graag af met de het uitspreken van mijn dank voor onze samenwerking om daar te komen waar we nu zijn.!
2.15.
[naam secretaris-directeur] heeft daarop nog dezelfde dag teruggemaild:
Dank voor je bericht. Ook ik spreek mijn dank uit voor de samenwerking en de bereidheid van allen om mee te werken aan een oplossing.
Ik zal een opzet maken voor en vaststellingsovereenkomst, direct na mijn vakantie. Ik zal hierbij rekening houden met hetgeen in jouw mail staat en hetgeen wij op 10 februari besproken hebben.
2.16.
[naam secretaris-directeur] heeft vervolgens een concept van een overeenkomst tot overdracht opgesteld tussen de leden van de vakgroep Plastische Chirurgie Sittard, [eiser sub 4] (en zijn vennootschap), de leden van de vakgroep Plastische Chirurgie Heerlen, en het MSB.
2.17.
In dat concept is – zakelijk weergegeven – vastgelegd dat [eiser sub 4] zijn ledenovereenkomst met MSB en het lidmaatschap van de vakgroep Plastische Chirurgie Heerlen met ingang van 1 april 2017 beëindigt, en zijn praktijk overdraagt aan de te vormen Vakgroep Plastische Chirurgie tegen een vergoeding van € 487.000,-. In artikel 4 van deze overeenkomst is voorts opgenomen dat [naam plastisch chirurg 1] , [eiser sub 4] , [eiser sub 2] en hun praktijk-bv’s de door hen aangespannen civiele procedure (bedoeld in 2.6.) beëindigen.
2.18.
In een ander concept van een overeenkomst tot overdracht van de hand van [naam secretaris-directeur] , tussen [eiser sub 2] , [naam plastisch chirurg 1] , en de gedaagden is - zakelijk weergegeven - vastgelegd dat [eiser sub 2] zijn opdracht uit de ledenovereenkomst met het MSB (zijn praktijk) per 1 april 2017 overdraagt aan de te vormen Vakgroep Plastische Chirurgie tegen een vergoeding van € 212.000,-. In artikel 4 van die overeenkomst is een non-concurrentiebeding en een relatiebeding opgenomen.
2.19.
Mr. Meersma heeft deze concept-overeenkomsten van commentaar voorzien.
2.20.
[eiser sub 2] heeft de definitieve versie van de in 2.18. bedoelde overeenkomst, die is aangepast met inachtneming van het commentaar van mr. Meersma en niet wezenlijk afwijkt van het concept, ondertekend.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen, samengevat, dat de voorzieningenrechter:
de gedaagden hoofdelijk veroordeelt om aan [eiseres sub 1] B.V. een bedrag te voldoen van € 212.000,- te vermeerderen met rente,
de gedaagden hoofdelijk veroordeelt om de praktijk van [eiser sub 2] in Zuyderland, locatie Heerlen, als eigen praktijk voort te zetten en daartoe alles te doen wat nodig en dienstbaar is om patiënten zorg te verlenen en de continuïteit van die zorg te borgen met bepaling dat zij de verantwoordelijkheid dragen voor de door hen verleende zorg, zulks op verbeurte van een dwangsom;
de gedaagden hoofdelijk veroordeelt om aan [eiseres sub 3] te voldoen een bedrag van € 487.000,-, te vermeerderen met rente;
de gedaagden hoofdelijk veroordeelt om de praktijk van [eiser sub 4] in Zuyderland, locatie Heerlen, als eigen praktijk voort te zetten en daartoe alles te doen wat nodig en dienstbaar is om patiëntenzorg te verlenen en de continuïteit van die zorg te borgen, met bepaling dat zij de verantwoordelijkheid dragen voor de door hen verleende zorg, zulks op verbeurte van een dwangsom.
3.2.
Zij stellen daartoe, samengevat, het volgende. In het overleg dat na 10 februari 2017 is gevoerd tussen [naam plastisch chirurg 2] en [naam secretaris-directeur] , is overeenstemming bereikt over een regeling, die zij aan hun respectieve achterbannen hebben voorgelegd. Na ruggespraak met deze, hebben [naam plastisch chirurg 2] en [naam secretaris-directeur] onvoorwaardelijk bevestigd dat alle partijen met de afspraken instemden. De regeling blijkt uit de inhoud van de in samenhang te lezen mails van 27 en 28 februari 2017, (geciteerd onder 2.10 t/m 2.15) en houdt in dat de gedaagden aan [eisers] goodwill zullen betalen voor de overname van hun praktijken en een vergoeding zullen betalen als schaderegeling met de vakgroep.
Niet is overeengekomen dat zij het MSB en/of Zuyderland finale kwijting zouden moeten verlenen en dat dat een voorwaarde was voor de overeenkomst. De afspraken waren niet afhankelijk waren van de totstandkoming van enige andere regeling.
De gemaakte afspraken moeten worden nagekomen. Voor [eiser sub 2] geldt nog dat de afspraken correct zijn weergegeven in de overeenkomst die door mr. Meersma is opgesteld. [eiser sub 2] heeft die overeenkomst getekend en de gedaagden gevraagd hetzelfde te doen.
Voorts hebben de gedaagden hun praktijken in bezit genomen, zonder daarvoor een financiële vergoeding te betalen. Vanwege de belangen van de patiënten van de beide praktijken, waarvoor [eisers] zich verantwoordelijk voelen, hebben zij een spoedeisend belang dat wordt vastgesteld dat de gedaagden hun praktijken hebben overgenomen en daarmee ook de verantwoordelijkheid dragen voor de zorg die aan de patiënten van de praktijken wordt geboden.
3.3.
De gedaagden en het MSB voeren verweer.

4.De beoordeling

in de hoofdzaak

4.1.
Het meest verstrekkende verweer ten aanzien van de vorderingen sub 1 en 3, betreffende de betaling van de volgens [eisers] overeengekomen goodwill, luidt dat zij geen spoedeisend belang hebben bij deze vorderingen.
4.2.
Ten aanzien van een dergelijke vordering moet het volgende voorop worden gesteld. Bij een veroordeling tot betaling van een geldsom is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal bij de beoordeling van de toewijsbaarheid niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat een spoedeisend belang bij de vorderingen sub 1 en 3 niet voldoende is gebleken. [eiser sub 2] is gepensioneerd en kan aanspraak maken op een pensioenuitkering, [eiser sub 4] is werkzaam in de Boerhaavekliniek te Amsterdam en als onvoldoende betwist staat vast dat het MSB c.q. Zuyderland bereid is – zo is namens de gevoegde partijen het ter zitting verklaard - om een aanzienlijk bedrag te betalen waarop de eisers naar de mening van de gevoegde partijen hoe dan ook recht hebben. In dat licht bezien hebben [eisers] onvoldoende hun stelling onderbouwd dat zij voor hun levensonderhoud zijn aangewezen op de door toewijzing van bedoelde vorderingen te ontvangen bedragen.
4.4.
Ten aanzien van de vorderingen sub 2 en 4 overweegt de voorzieningenrechter dat [eisers] geen rechtsgrond aanvoeren op grond waarvan de gedaagden ieder jegens hen gehouden zijn om zorg te dragen voor de continuïteit van de zorg die voorheen in de praktijken van [eisers] werd geleverd aan hun patiënten, noch dat dat een belang is dat zij zich rechtens moeten en kunnen aantrekken. [eisers] stellen ook niet dat die verplichting uit de gestelde, op 27/28 februari 2017 totstandgekomen overeenkomst volgt. Zij hebben alleen gesteld dat zij zich vanwege de belangen van hun voormalige patiënten verantwoordelijk
voelen(cursivering door de voorzieningenrechter) dat de continuïteit van de medische zorg aan deze patiënten gewaarborgd blijft. Uit een dergelijk verantwoordelijkheidsgevoel, hoe nobel ook, vloeit echter niet de door [eisers] bedoelde rechtsplicht van de gedaagden voort.
4.5.
Omdat de vorderingen van [eisers] op grond van het vorenstaande al moeten worden afgewezen, behoeven de overige verweren geen bespreking meer.
4.6.
[eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gedaagden worden begroot op:
- griffierecht € 3.894,00;
- salaris advocaat €
816,00;
Totaal € 4.710,00.
4.7.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
In het incident
4.8.
Nu [eisers] zich niet hebben verzet tegen de verzochte voeging, acht de voorzieningenrechter termen aanwezig de kosten van het incident te compenseren, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
In het incident
5.1.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
In de hoofdzaak
5.2.
wijst de vorderingen af;
5.3.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van de gedaagden tot op heden begroot op € 4.710,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis ontstane kosten aan de zijde van de gedaagden., begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente, bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van 14 dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.F. Gerard, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT