ECLI:NL:RBLIM:2017:5758

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 juni 2017
Publicatiedatum
20 juni 2017
Zaaknummer
03/700480-16, 03/866043-17 (ttzgev), 03/205062-16 (ttzgev), 03/212508-16 (ttzgev), 03/659158-14 (vtvv)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en onttrekking aan het gezag van een minderjarige

Op 20 juni 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 oktober 2016 samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven en de zes maanden oude baby van [slachtoffer 1] aan haar gezag heeft onttrokken. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. P.G.J.M. Boonen, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot zware mishandeling, bedreiging en vernieling. Tijdens de zitting op 6 juni 2017 zijn de verdachte en zijn raadsman verschenen, en zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten met geweld de woning van [slachtoffer 1] zijn binnengekomen, waarbij de verdachte met een honkbalknuppel op het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de camerabeelden als bewijs gebruikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten, maar heeft hem vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een klinische opname voor psychodiagnostiek. Daarnaast zijn schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/700480-16, 03/866043-17 (ttzgev), 03/205062-16 (ttzgev), 03/212508-16 (ttzgev), 03/659158-14 (vtvv)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.
d.
20 juni 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.G.J.M. Boonen, advocaat kantoorhoudende te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 juni 2017. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
op 9 oktober 2016
Feit 1:samen met anderen geprobeerd heeft [slachtoffer 1] van het leven te beroven, dan wel zwaar te mishandelen;
Feit 2:samen met anderen de zes maanden oude baby van [slachtoffer 1] aan haar gezag heeft onttrokken, dan wel de baby heeft ontvoerd;
Feit 3:[slachtoffer 2] heeft bedreigd;
Feit met parketnummer 03/866043-17:samen met anderen de toegangspoort, voordeur en badkamerdeur van de woning van de stiefvader van [slachtoffer 1] heeft vernield.
Feit met parketnummer 03/205062-16:op 11 augustus 2016 goederen heeft vernield;
Feit met parketnummer 03/212508-16:op 24 augustus 2015 een aanhangwagen heeft gestolen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte en zijn drie medeverdachten geprobeerd hebben [slachtoffer 1] in haar woning te doden door haar in een gezamenlijk gewelddadig optreden met een honkbalknuppel op het hoofd te slaan. Het optreden van de verdachten was erop gericht haar zes maanden oude baby [naam zoon verdachte] mee te nemen, de zoon van de verdachte, wat ook is gebeurd. Daarmee is de baby met geweld, tegen de uitdrukkelijke wil van [slachtoffer 1] onttrokken aan haar gezag.
De verdachten hebben zich de toegang verschaft tot het perceel door met hun auto de toegangspoort te rammen. Vervolgens is de voordeur vernield om in de woning te komen en de badkamerdeur kapot gemaakt om bij de baby te komen, die zich daar bij de zus van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , bevond. Daarbij heeft de verdachte [slachtoffer 2] bedreigd.
Verder heeft de verdachte zich nog schuldig gemaakt aan twee andere misdrijven, vernieling en diefstal. Dat alles levert de zes zelfstandige genoemde strafbare feiten op, aldus de officier van justitie.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de feiten 2 en 3 en het feit met parketnummer 03/212508-16 (diefstal). Van feit 1 moet de verdachte volledig worden vrijgesproken en van de vernielingen op 9 oktober 2016 en 11 augustus 2016 gedeeltelijk.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Op 9 oktober 2016 is de verdachte naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan, samen met drie andere personen: zijn vriendin [medeverdachte 1] , zijn zus [medeverdachte 2] en haar vriend [medeverdachte 3] . Alle vier zijn ook in de woning van [slachtoffer 1] geweest, gelegen aan de [adres] te Heerlen. Uit de woning is de zes maanden oude baby [naam zoon verdachte] meegenomen door de verdachten. [2] Het gezag over [naam zoon verdachte] (geboren op [geboortedatum] ) berustte bij [slachtoffer 1] en niet bij (één van) de verdachten. [3] De verdachten werden in Beek door de politie gearresteerd, waarna de baby aan zijn moeder kon worden teruggegeven. [4]
Het voorgaande is niet ter discussie geweest op de terechtzitting en kan daarom eenvoudig door de rechtbank worden vastgesteld. Over de gang van zaken in de woning lopen de versies van betrokkenen echter uiteen. De rechtbank zal hierna een selectie uit de bewijsmiddelen weergeven en vervolgens daaruit conclusies trekken. Zij zal de verdachte vrijspreken van de primaire variant van feit 1 en van feit 3, de bedreiging van [slachtoffer 2] . De overige feiten acht de rechtbank bewezen.
De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij een relatie heeft gehad met de verdachte waaruit een zoon is geboren. In augustus 2016 heeft zij aangifte gedaan van bedreiging door de verdachte in relatie tot de omgang met hun kind. [5] Bij die aangifte heeft zij berichten in haar telefoon laten zien aan de politie, afkomstig van de verdachte. Daarin bericht de verdachte dat hij [naam zoon verdachte] een dag later zal komen halen, of zij nu wil of niet. De verdachte kwam vervolgens met de auto in gezelschap van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] , beschadigde de poort en vertrok weer toen politiesirenes te horen waren, aldus [slachtoffer 1] . [6]
Op 9 oktober 2016 was zij in de keuken van voornoemde woning en hoorde zij het geluid van brekend glas. In de hal zag zij de verdachte met een honkbalknuppel. De voordeur was open, het glas van de voordeur aan diggelen. Zij waarschuwde haar zus [slachtoffer 2] , die met [naam zoon verdachte] naar de badkamer rende. Zij hoorde de verdachte zeggen: “Ik kom mijn jongen halen en als ik jou nu niet vermoord, dan is het wel morgen.”
Ook kwamen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de woning. De verdachte sloeg haar met de honkbalknuppel op haar hoofd. [medeverdachte 2] liep naar de badkamer, die, op begane grond, nabij de keuken gelegen was. [slachtoffer 1] zag de verdachte en [medeverdachte 3] naar de badkamer lopen; zelf was zij inmiddels met [medeverdachte 2] aan het vechten, waarbij zij door [medeverdachte 2] werd geslagen. De verdachte kwam uiteindelijk met [naam zoon verdachte] naar de voordeur gerend. [slachtoffer 1] probeerde [naam zoon verdachte] uit de handen van de verdachte te pakken, maar de verdachte gaf [naam zoon verdachte] over aan [medeverdachte 3] die met het kind richting de auto rende. Op dat zelfde moment werd zij door [medeverdachte 1] van achteren met twee handen vastgepakt aan haar hals. [medeverdachte 1] liet haar los en pakte haar vast aan haar haren, waarbij [slachtoffer 1] op de grond viel. De verdachte en [medeverdachte 2] waren in de tussentijd al naar de auto gerend en ook [medeverdachte 1] rende naar de auto. [slachtoffer 1] rende erachter aan en is aan het portier gaan hangen. De auto reed weg en zij viel op de weg. [7]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij, gealarmeerd door geluiden in de hal, de verdachte en [medeverdachte 2] zag, alsmede [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Zij is met [naam zoon verdachte] naar de badkamer gevlucht en heeft de badkamerdeur op slot gedaan. Voordat zij het wist, werd de deur van de badkamer ingeslagen en stonden ze in de badkamer. De verdachte had iets in zijn handen en schreeuwde: “Geef het kind.” Zij probeerde [naam zoon verdachte] vast te houden, maar werd geduwd en geslagen. De slagen deden pijn. [naam zoon verdachte] werd door de verdachte uit haar handen getrokken. Zij wilde hem achterna lopen, maar werd tegengehouden door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] pakte haar aan haar haren en begon daar hard aan te trekken. [slachtoffer 2] werd geslagen en geduwd. [8]
De camerabeelden
Een camera bij de woning heeft vastgelegd wat er buiten is gebeurd. De gefilmde personen zijn te herkennen als de voornoemde verdachten. Te zien is dat een auto komt aangereden en achteruit rijdt om vervolgens het stalen toegangshek te rammen. Uit de auto komt de verdachte met een honkbalknuppel, die hij met twee handen vasthoudt. Achter de verdachte komen twee vrouwen aangelopen. Een van hen, [medeverdachte 1] , heeft een voorwerp in handen. De andere vrouw is [medeverdachte 2] . Enige tijd later komt [medeverdachte 3] , die als bestuurder van de auto fungeerde, naar de woning gelopen. Even daarna komt [medeverdachte 3] weer naar buiten met een baby in zijn armen, direct gevolgd door [medeverdachte 2] . Zij stappen in de auto, waarna ook de verdachte in de auto stapt. Als laatste komen [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] naar buiten. [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer 1] aan de haren vast. Gedurende het lopen naar de auto wordt er continu geduwd en getrokken. [slachtoffer 1] wordt met harde hand tegen de achterzijde van de auto geduwd door [medeverdachte 1] die als laatste in de auto stapt. [slachtoffer 1] probeert het achterportier te openen, loopt mee met de rijdende auto en komt ten val op het asfalt. [9]
Overig relevant bewijs
In de woning werden de honkbalknuppel en een hamer aangetroffen. [10] De woning was van [persoon 1] , die aangifte heeft gedaan van vernieling. De toegangspoort was kapot. Ook de ruit van de voordeur was kapot. In de badkamerdeur was een groot gat geslagen. In de keuken lagen glasscherven, een laptop was op de grond gegooid en ook andere binnendeuren waren vernield. In de keuken lagen beschadigde stoelen op de grond. Ook lag er voedsel over de grond. Tevens waren het sierpleister en een kast in de gang vernield. [11]
[slachtoffer 1] had letsel. Op haar voorhoofd had zij een rode huidverkleuring met onderliggende zwelling van ongeveer 5 bij 5 cm ten gevolge van een onderhuidse bloeduitstorting en oppervlakkige huidafschaving. De forensisch arts heeft in haar letselrapport geconcludeerd dat dit letsel kan passen bij de door [slachtoffer 1] beschreven toedracht: het slaan met een honkbalknuppel. Een slag met een hard voorwerp acht de deskundige waarschijnlijker als oorzaak van het letsel, dan een val op een ruwe harde ondergrond. [12]
De versie van de verdachte en opnamen van telefoongesprekken
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de woning van [slachtoffer 1] is binnengegaan, nadat hij de ruit van de voordeur met de honkbalknuppel had ingeslagen. Met de honkbalknuppel heeft hij op de badkamerdeur geslagen, nadat hij zag dat [slachtoffer 2] met [naam zoon verdachte] naar de badkamer ging. Het slot van de badkamer deur heeft hij vervolgens met een muntje geopend. Hij heeft toen gezegd: “Als je het kind niet geeft, sla ik je over de grond heen”, waarna [slachtoffer 2] het kind gaf. Hij werd tegengehouden en heeft het kind vervolgens aan [medeverdachte 3] overgegeven.
De verdachte wilde [slachtoffer 1] een lesje leren om haar te laten voelen hoe het is als je kind wordt weggehouden. In de woning besloot hij vervolgens om [naam zoon verdachte] mee te nemen.
De officier van justitie heeft een vordering gedaan om de geluidsopnamen te verstrekken van telefoongesprekken die de verdachten in de penitentiaire inrichting met verschillende personen buiten de inrichting hebben gevoerd. Blijkens een telefoontap heeft [medeverdachte 1] nog het volgende gezegd:
“Maar dat was echt wel gewoon een beestenactie, klaar. Dat was echt wel gewoon Team 1 en klaar gek.” [13]
Overwegingen en conclusies van de rechtbank
Uit het bewijs volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de vier verdachten gezamenlijk naar de woning van [slachtoffer 1] zijn gegaan en daar vervolgens gezamenlijk zijn opgetreden. Voor de rechtbank is er in vrijwel alle opzichten een nauwe en bewuste samenwerking geweest. Die was er op gericht om [naam zoon verdachte] weg te halen bij zijn moeder. Daarbij is vervolgens door drie verdachten geweld gebruikt, voornamelijk tegen [slachtoffer 1] , maar ook tegen haar zus [slachtoffer 2] . Er is geweld gebruikt tegen goederen.
Uit de beelden, de verklaringen van de slachtoffers, het schadebeeld in de woning en het gegeven dat een en ander nog geen twee minuten geduurd heeft [14] , maakt de rechtbank op dat afzonderlijke handelingen aan alle verdachten gezamenlijk kunnen worden toegeschreven. Er is juridisch sprake van medeplegen en dan komen handelingen die de een begaat, strafrechtelijk ook voor rekening van de anderen. Al die afzonderlijke handelingen waren immers dienstig aan het gezamenlijke doel: het weghalen van [naam zoon verdachte] . Iedere verdachte nam een relevante rol op zich.
Een uitzondering daarop vormt in deze zaak de rol van [medeverdachte 3] , omdat de rechtbank niet kan vaststellen dat hij in de woning meer heeft gedaan dan [naam zoon verdachte] overpakken uit handen van de verdachte. [medeverdachte 3] is bovendien aanzienlijk korter in de woning geweest dan de anderen (ongeveer 14 seconden). Van het plegen of medeplegen van geweldshandelingen tegen personen door hem is dus niet gebleken. Zijn rol is strafrechtelijk alleen te duiden als het medeplegen van het onttrekken aan het gezag en het vernielen van goederen.
Dat alles betekent dat de verdachte samen met anderen [slachtoffer 1] op het hoofd heeft geslagen met de honkbalknuppel, [naam zoon verdachte] met geweld aan het gezag van zijn moeder heeft onttrokken en de goederen van [persoon 1] heeft vernield.
Poging doodslag?
Het slaan met de honkbalknuppel van [slachtoffer 1] levert voor de rechtbank een poging op tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Op dit punt verschilt de rechtbank van inzicht met de officier van justitie. De rechtbank gaat met de officier van justitie uit van één slag met de honkbalknuppel. De conclusie dat als gevolg van deze ene klap een aanmerkelijke kans op de dood bestond die door de verdachten is aanvaard, trekt de rechtbank niet. De forensisch arts vermeldt dat een klap met een knuppel op het hoofd potentieel fataal letsel kan veroorzaken, maar ook dat dit afhankelijk is van de kracht waarmee is geslagen. Daarover kan de rechtbank in deze zaak niets met zekerheid zeggen, anders dan dat achteraf bezien de gevolgen, medisch gezien, meevallen.
Ook is zij terughoudend met het bewijzen en interpreteren van hetgeen de verdachte in de woning gezegd heeft. Daarvoor heeft de rechtbank immers als bewijs alleen de verklaring van [slachtoffer 1] , die zij -zoals gezegd- niet op alle punten volgt. De rechtbank acht wel bewezen dat de verdachte in elk geval geschreeuwd heeft dat hij het kind wilde hebben. Dat vindt de rechtbank logisch en zij neemt ook aan dat hij daar andere dreigende taal aan toegevoegd heeft om de afgifte af te dwingen. De zinsnede: als ik je nu niet vermoord, dan is het wel morgen of vergelijkbare woorden, zal de rechtbank wel bewezen verklaren in relatie tot feit 2, het onttrekken aan het gezag, maar zij gaat niet zover dat zij in relatie tot feit 1 daaruit de rechtstreekse intentie van de verdachte afleidt dat hij [slachtoffer 1] wilde doden, zoals de officier van justitie doet.
De kans dat [slachtoffer 1] zwaar (hersen-)letsel zou oplopen is onder voornoemde omstandigheden wel aanmerkelijk te noemen en uit de uiterlijke verschijningsvorm van het gewelddadige gezamenlijke handelen van de verdachten concludeert de rechtbank dat zij die kans hebben aanvaard. Het is voor de rechtbank ook niet aannemelijk dat zaken voor de verdachten onverwacht in geweld zijn ontaard, zoals de raadsman heeft betoogd. Dat is niet geloofwaardig en staat overigens ook niet aan een bewezenverklaring van opzet in de weg. Dat kan immers ook in korte tijd ontstaan. Op de beelden is duidelijk het begin en het einde van het gezamenlijke optreden te zien en de verdachte en [medeverdachte 1] zijn, met hun ‘wapens’ in de aanslag, vrijwel gelijktijdig de woning binnengevallen en meteen overgegaan tot gewelddadig handelen. Daaruit blijkt toch echt vanaf het begin een agressieve intentie en niet slechts een intentie tot het maken van een “statement”, zoals is betoogd.
Vrijspraak
Niet alle elementen uit de tenlastelegging kunnen bewezen worden verklaard. De rechtbank heeft die daarom niet opgenomen in haar bewijsselectie, ook al komen die elementen voor in de verklaring van [slachtoffer 1] . Er zijn punten in de aangifte waarvoor steunbewijs ontbreekt. Zo zal de verdachte worden vrijgesproken van het verwijt dat [slachtoffer 1] met de hamer is geslagen. Dat geldt ook voor het element dat de verdachte een mes op het gezicht van [naam zoon verdachte] zou hebben gericht, voor wat er gezegd zou zijn en het meer dan éénmaal slaan met de honkbalknuppel. De bevindingen van de forensisch arts bieden geen steun voor meer dan één klap. Het zou kunnen dat aangeefster in de heftigheid van de gebeurtenis in dat korte tijdsbestek onder invloed van stress de feiten anders heeft ervaren dan er in werkelijkheid is gebeurd. De rechtbank is daarom terughoudend in het gebruik van haar verklaring op deze onderdelen en komt tot vrijspraak op die onderdelen (partiële vrijspraak).
In geval van de verdachte is er ook nog sprake van een separaat verwijt van het bedreigen van [slachtoffer 2] . Dat acht de rechtbank ook niet bewezen. De handelingen en de uitspraak van de verdachte zoals ten laste gelegd bij dat feit, waaronder het slaan op de badkamer deur en het slaan van [slachtoffer 2] , kunnen wel bewezen worden en zijn op zichzelf wel bedreigend van aard, maar leveren geen bedreiging met enig misdrijf tegen het leven of met zware mishandeling op.
De overige feiten
De rechtbank acht het feit met parketnummer 03/205062-16 bewezen. [persoon 1] heeft verklaard dat de verdachte op 11 augustus 2016 de toegangspoort bij de woning aan de [adres] te Heerlen beschadigd heeft door tegen deze poort aan te rijden. [15] De partner van [persoon 1] , [persoon 2] , heeft verklaard dat niet alleen meermalen tegen de poort werd aangereden, maar ook dat de verdachte met zijn auto hun auto raakte op de oprit. [16] [slachtoffer 1] heeft namens [persoon 1] aangifte gedaan. [17]
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij tegen voornoemde poort is aangereden. De raadsman heeft aangevoerd dat alleen dit element van de tenlastelegging bewezen kan worden, maar de rechtbank is van oordeel dat de verdachte ook schade heeft toegebracht aan de auto van [persoon 1] en [persoon 2] . Het bewijs hiervoor kan worden ontleend aan de stukken die [persoon 1] in het kader van zijn vordering tot schadevergoeding heeft ingediend. Deze stukken maken deel uit van het dossier en vermelden schade in de vorm van krassen aan de linkerachterzijde van de auto van [persoon 1] en [persoon 2] . [18] Naar het oordeel van de rechtbank past deze schade bij het handelen van de verdachte.
Tot slot acht de rechtbank het feit met parketnummer 03/212508-16 bewezen. De verdachte werd op 24 augustus 2015 om 22.15 uur door de politie staande gehouden. De verdachte bestuurde een auto met daaraan een aanhangwagen, waarvan de verlichting niet brandde. De aanhanger bleek kort daarvoor op diezelfde avond gestolen te zijn van [persoon 3] . [19] [persoon 3] heeft aangifte van deze diefstal gedaan en verklaard dat de diefstal plaatsvond op 24 augustus 2015 tussen 21:00 en 22.30 uur. [20]
De verdachte heeft een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Gelet op de omstandigheid dat de verdachte zeer kort voordat aangever de diefstal had ontdekt in het bezit was van de aanhangwagen en gelet op het uitblijven van een aannemelijke, ontlastende verklaring daarvoor van de verdachte, kan het voor de rechtbank niet anders zijn dan dat de verdachte deze aanhangwagen heeft gestolen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
Feit 1 subsidiair
op 9 oktober 2016 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] eenmaal met een honkbalknuppel op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2 primair
op 9 oktober 2016 in de gemeente Heerlen en de gemeente Beek tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een minderjarige die de leeftijd van 12 jaren nog niet heeft bereikt, te weten [naam zoon verdachte] (geboren op [geboortedatum] ), heeft onttrokken aan het wettig over voornoemde minderjarige gestelde gezag (te weten [slachtoffer 1] ), immers hebben verdachte en zijn mededaders zonder toestemming van [slachtoffer 1] , toen en daar die minderjarige meegenomen en aldus voornoemde minderjarige buiten het bereik en invloedssfeer van die [slachtoffer 1] gebracht en gehouden en hebben hij en zijn mededaders daarbij geweld gebezigd, immers hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders:
- zich toegang verschaft tot de woning van die [slachtoffer 1] , aan de [adres] te Heerlen en
- voornoemde [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Ik kom mijn jongen halen en als ik jou nu niet vermoord dan is het wel morgen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- voornoemde [slachtoffer 1] eenmaal met een honkbalknuppel op het hoofd geslagen en
- terwijl de minderjarige zich samen met [slachtoffer 2] in de badkamer bevond, met een hard voorwerp op de deur van deze badkamer geslagen en zich de toegang verschaft en
geroepen "Geef het kind" en
- [slachtoffer 2] geslagen en de minderjarige uit haar handen getrokken en
- met de minderjarige de woning verlaten;
Feit met parketnummer 03/866043-17
op 9 oktober 2016 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en wederrechtelijk een toegangspoort, een voordeur en een badkamerdeur van een woning gelegen aan de [adres] , die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [persoon 1] , heeft beschadigd.
Feit met parketnummer 03/205062-16
op 11 augustus 2016 te Heerlen, opzettelijk en wederrechtelijk een ijzeren poort en een auto, toebehorende aan [persoon 1] en [persoon 2] , beschadigd;
Feit met parketnummer 03/212508-16
op 24 augustus 2015 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aanhangwagen, toebehorende aan [persoon 3] .
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 subsidiair
medeplegen van poging tot zware mishandeling;
Feit 2 primair
medeplegen van het opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag, terwijl geweld is gebezigd en de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is
Feit met parketnummer 03/866043-17
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
Feit met parketnummer 03/205062-16
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
Feit met parketnummer 03/212508-16
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het opleggen van een gevangenisstraf gevorderd van 4 jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijk deel van de straf moeten bijzondere voorwaarden worden verbonden. De eis is gebaseerd op hetgeen de officier van justitie bewezen acht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een vrijheidsstraf op te leggen die niet langer zal zijn dan de duur van het voorarrest en daarnaast een (deels) voorwaardelijke taakstraf, waaraan bijzondere voorwaarden kunnen worden verbonden
.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich begeven in wat medeverdachte [medeverdachte 1] een beestenactie heeft genoemd. De verdachte heeft een strafblad en komt nu weer in aanraking met justitie. De feiten zijn ernstig. Met grof geweld is een baby uit de woning van zijn moeder weggehaald. Het welzijn van [naam zoon verdachte] is daarbij op het spel gezet. De moeder van [naam zoon verdachte] is in haar eigen woning – waar zij zich veilig moet kunnen voelen – ernstig mishandeld en de gevolgen hadden veel ernstiger kunnen zijn, met alle gevolgen van dien voor moeder én kind.
Natuurlijk is het frustrerend voor een vader dat hij zijn kind niet te zien krijgt, maar de onderhavige vorm van eigenrichting vindt de rechtbank schokkend en volstrekt onacceptabel. Het trauma dat de verdachten de slachtoffers bezorgd hebben is groot. Dat blijkt uit de slachtofferverklaringen die ter terechtzitting zijn voorgelezen. De rechtbank kan dan ook niet volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een gedeeltelijke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van de verdachte. Daarnaast heeft de verdachte nog twee andere misdrijven gepleegd die echter doorgaans met een geldboete of lichte taakstraf worden afgedaan. Deze feiten leggen gelet op de ernst van de overige feiten geen extra gewicht in de schaal.
De verdachte heeft ter terechtzitting ook geen spijt getoond of blijk gegeven van inzicht in het verkeerde van zijn handelen, anders dan dat door de raadsman namens hem is aangevoerd dat een en ander volgens de verdachten “niet had mogen gebeuren.” Daar staat tegenover dat hij goed beseft dat zijn doel, het mogen zien van zijn zoontje, nu verder weg is dan ooit. Volstaan met het opleggen van alleen de duur van het voorarrest is echter niet genoeg. Ook een taakstraf doet geen recht aan de ernst van de feiten. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, gepast en geboden teneinde de verdachte te kunnen helpen en begeleiden, omdat hij dat gelet op zijn persoon nodig heeft.
In het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis is de verdachte onder begeleiding van de reclassering komen te staan. De reclassering adviseert de meeste voorwaarden te handhaven die voor de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn opgelegd. Daarnaast zou de verdachte verplicht moeten worden tot een klinische opname voor het verrichten van diagnostiek door een psycholoog. De verdachte heeft aanvankelijk geweigerd hieraan mee te werken, maar heeft ter terechtzitting zijn standpunt herzien. Het advies van de reclassering zal de rechtbank volgen en zij zal aan het voorwaardelijk deel van de straf overeenkomstig bijzondere voorwaarden koppelen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 4.385,- ter zake van de feiten 1 en 2, waarvan € 4.000,- voor geleden immateriële schade (smartengeld).
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 750,- voor geleden immateriële schade als gevolg van feit 2 en als gevolg van de mishandeling, die aan de verdachte niet als zelfstandig feit ten laste is gelegd.
De benadeelde partij [persoon 1] vordert een schadevergoeding van € 828,- ter zake van de vernieling van het feit met parketnummer 03/205062-16.
7.1
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1] zal de rechtbank gedeeltelijk toewijzen. De post “eigen risico” betreft (mogelijke) toekomstige schade. Uit de onderbouwing kan de rechtbank vooralsnog niet opmaken of het eigen risico volledig door de benadeelde partij zal moeten worden betaald en, zo ja, in hoeverre dat in rechtstreeks verband staat tot het bewezenverklaarde. De benadeelde partij zal dit deel van de vordering aan de civiele rechter moeten voorleggen. Voor dat deel van de vordering zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
Daarmee ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag welk bedrag aan immateriële schadevergoeding passend is. Deze schade acht de rechtbank in beginsel het rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde onder de feiten 1 en 2. Daarbij geldt in het algemeen dat, welk bedrag ook wordt toegewezen, een immateriële schadevergoeding vrijwel altijd een te kleine pleister op een te grote wonde is.
Gelet op het geweld dat heeft plaatsgevonden in de woning van [slachtoffer 1] , het feit dat een kind is weggenomen en de aard en omvang van de lichamelijke en psychische schade die het slachtoffer heeft geleden acht de rechtbank in redelijkheid een bedrag van € 2.500,- op zijn plaats. Zij acht de schade ook voldoende onderbouwd. De verdachte is voor deze schade, tezamen met zijn medeverdachten, hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij zal aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.
De schade die de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft gevorderd, zal de rechtbank niet toewijzen. Een toewijzing van een bedrag aan immateriële schade zou op grond van artikel 6:106 onder b Burgerlijk Wetboek (lichamelijk letsel) in beginsel mogelijk zijn. De verdachte wordt echter niet veroordeeld voor de mishandeling van [slachtoffer 2] , omdat dat niet ten laste is gelegd.
De gevorderde schade, die door de verdediging ook is betwist, kan op grond van het bewezenverklaarde onttrekken aan het gezag van [naam zoon verdachte] niet als het
rechtstreeksgevolg daarvan worden aangemerkt. Een rechtstreekse relatie is een voorwaarde voor toekenning van de schade in het strafproces. De rechtbank vindt op zichzelf wel bewezen dat de benadeelde partij geslagen is door de groep van de verdachte en houdt hem ook wel verantwoordelijk voor het geweld tegen [slachtoffer 2] . Het belang dat artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht beoogt te beschermen is echter een ander belang dan de bescherming van de lichamelijke integriteit.
Bovendien is de vordering, voor zover gebaseerd op aantasting van de persoon anderszins (artikel 6:106 onder b. Burgerlijk Wetboek), onvoldoende onderbouwd. Uitgangspunt is dat van een aantasting anderszins van de persoon pas sprake is als het geestelijk letsel zo ernstig is dat er in de psychiatrie erkend ziektebeeld aan de orde is. Dat heeft de benadeelde partij niet aangevoerd. De gevoelens van angst, schrik, onzekerheid en nervositeit, hoe vervelend die ook zijn voor het slachtoffer, vallen niet zonder meer onder het bereik van de wet. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren. Deze vordering kan zij eventueel aan de civiele rechter voorleggen.
De gevorderde schade van [persoon 1] acht de rechtbank het rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde bij het feit met parketnummer 03/205062-16. Zij acht de verdachte voor deze schade aansprakelijk en zal de vordering toewijzen. Daarbij zal aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.

8.Het beslag

Tijdens het onderzoek van de politie ter plaatste is een mes aangetroffen op straat. Een bewijsrelatie met de feiten kan de rechtbank niet leggen. Een eigenaar is ook niet bekend. De rechtbank zal de bewaring gelasten van het voorwerp ten behoeve van de rechthebbende.
Verder zijn in het onderzoek de honkbalknuppel en een hamer in beslaggenomen. Deze zal de rechtbank verbeurd verklaren, omdat het voorwerpen zijn met behulp waarvan het feit is begaan en niet vastgesteld kan worden aan wie zij toebehoren (artikel 33a, eerste en tweede lid van het Wetboek van Strafrecht).

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf van 65 dagen jeugddetentie uitgebracht. Deze vordering, met parketnummer 03/659158-14, is uitgebracht op 28 december 2016 en tegelijk met deze strafzaak behandeld. Het betreft een onherroepelijk vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 20 september 2016. De proeftijd was ingegaan op 5 oktober 2016 en zeer kort daarna heeft de verdachte de onderhavige feiten gepleegd met parketnummers 03/700480-16 en 03/866043-17.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de algemene voorwaarde van het vonnis van de rechtbank heeft overtreden door in de proeftijd opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 279, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder feit 1 primair en onder feit 3 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd:
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- zich zal blijven melden bij Reclassering Nederland aan het Kerkplein 2 te Sittard, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering;
- zal meewerken aan een klinische opname van maximaal 6 weken ten behoeve van psychodiagnostiek, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling zullen worden gegeven door of namens de instelling/behandelaar;
- zal verblijven in een instelling voor beschermd of begeleid wonen, te bepalen door de reclassering, zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geen contact zal opnemen, zoeken of hebben, in welke vorm dan ook, ook niet via derden, met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich niet zal ophouden in een straal van 2,5 kilometer rond de woningen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering van
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het meergevorderde ter zake van immateriële schade af;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering ten aanzien van de post eigen risico ziektekosten en bepaalt dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van € 2.500,-, bij niet betaling en verhaal te vervangen door
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
  • verklaart
  • veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [persoon 1] van € 828,-, bij niet betaling en verhaal te vervangen door
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
- 1.00 STK Honkbalknuppel Worth 854448;
- 1.00 STK Hamer 854446 klauwhamer;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het volgende in beslag genomen voorwerp:
- 1.00 STK Knipmes 854385;
De tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten
een jeugddetentie voor de duur van 65 dagen, opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Limburg d.d. 20 september 2016, alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en mr. I.P. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 juni 2017.
Buiten staat
Mr. I.P. de Groot is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 9 oktober 2016 in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet:
- voornoemde [slachtoffer 1] van achter heeft/hebben vastgepakt en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een honkbalknuppel, althans met een hard voorwerp, op het hoofd, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een hamer, althans met een hard voorwerp, in/tegen de nek, althans tegen het lichaam, van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke voorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit,
te weten wederrechtelijke vrijheidsberoving (ex. artikel 282 Sr), immers heeft/hebben hij, verdachte, toen en aldaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam zoon verdachte] wederrechtelijk van de vrijheid beroofd en/of beroofd gehouden
en/of
te weten onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag (ex. Artikel 279 Sr), immers heeft/hebben hij, verdachte, toen en aldaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het opzet om [naam zoon verdachte] (geboren op [geboortedatum] ) aan het wettig over hem gesteld gezag te onttrekken,
en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of aan een andere deelnemer van dat feit straffeloosheid te verzekeren;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 9 oktober 2016 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet:
- voornoemde [slachtoffer 1] van achter heeft/hebben vastgepakt en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een honkbalknuppel, althans met een hard voorwerp, op het hoofd, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een hamer, althans met een hard voorwerp, in/tegen de nek, althans tegen het lichaam, van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 9 oktober 2016 in de gemeente Heerlen en/of de gemeente Beek, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, telkens opzettelijk een minderjarige die de leeftijd van 12 jaren nog niet heeft bereikt, te weten [naam zoon verdachte] (geboren op [geboortedatum] ), heeft/hebben onttrokken aan het wettig over voornoemde minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over voornoemde minderjarige uitoefende (te weten [slachtoffer 1] ), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (in strijd met de afspraken en/of zonder medeweten en/of toestemming van [slachtoffer 1] ), toen en daar tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, die minderjarige meegenomen (en aldus voornoemde minderjarige buiten het bereik en/of de invloedssfeer van die [slachtoffer 1]
gebracht en/of gehouden) en heeft/hebben hij en/of (een van) zijn mededader(s) daarbij een list en/of geweld en/of bedreiging met geweld gebezigd, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- zich toegang verschaft tot de woning van die [slachtoffer 1] , aan de [adres] te Heerlen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Ik kom mijn jongen halen en als ik jou nu niet vermoord dan is het wel morgen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] van achter vastgepakt en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een honkbalknuppel, althans met een hard voorwerp, op het hoofd, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] geslagen en daarbij de woorden toegevoegd: "Sterf maar, Sterf maar", althans woorden van gelijke strekking en/of aard, en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een hamer, althans met een hard voorwerp, in/tegen de nek, althans tegen het lichaam, van voornoemde [slachtoffer 1] geslagen en/of
- terwijl de minderjarige zich samen met [slachtoffer 2] in de badkamer bevond, met een hard voorwerp op de deur van deze badkamer geslagen en zich de toegang verschaft en/of
- meermalen, althans eenmaal, geroepen: "Geef het kind" en/of
- [slachtoffer 2] in het gelaat geslagen en de minderjarige uit haar handen getrokken en/of
- zich met de minderjarige richting de voordeur begeven, terwijl een mes op het gezicht van de minderjarige was gericht en daarbij de woorden toegevoegd "Ik geen kind, dan jij ook geen kind", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- met de minderjarige de woning verlaten;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 9 oktober 2016 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam zoon verdachte] (geboren op [geboortedatum] ) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- zich toegang verschaft tot de woning van die [slachtoffer 1] , aan de [adres] te Heerlen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Ik kom mijn jongen halen en als ik jou nu niet vermoord dan is het wel morgen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] van achter vastgepakt en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een honkbalknuppel, althans met een hard voorwerp, op het hoofd, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] geslagen en daarbij de woorden toegevoegd: "Sterf maar, Sterf maar", althans woorden van gelijke strekking en/of aard, en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een hamer, althans met een hard voorwerp, in/tegen de nek, althans tegen het lichaam, van voornoemde [slachtoffer 1] geslagen en/of
- terwijl de minderjarige zich samen met [slachtoffer 2] in de badkamer bevond, met een hard voorwerp op de deur van deze badkamer geslagen en zich de toegang verschaft en/of
- meermalen, althans eenmaal, geroepen: "Geef het kind" en/of
- [slachtoffer 2] in het gelaat geslagen en de minderjarige uit haar handen getrokken en/of
- zich met de minderjarige richting de voordeur begeven, terwijl een mes op het gezicht van de minderjarige was gericht en daarbij de woorden toegevoegd "Ik geen kind, dan jij ook geen kind", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- met de minderjarige de woning verlaten;
Feit 3
hij op of omstreeks 9 oktober 2016 in de gemeente Heerlen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een hamer en/of een knuppel, althans met een hard voorwerp, de badkamerdeur waarachter voornoemde [slachtoffer 2] met [naam zoon verdachte] (geboren op [geboortedatum] ) zich had verschanst, ingeslagen en/of terwijl hij, verdachte, (hierbij) meermalen, althans eenmaal heeft geroepen: “Geef het kind”, althans woorden van gelijke strekking en/of aard en/of voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, heeft geduwd tegen het lichaam en/of heeft geslagen in het gelaat en/of tegen het lichaam;
Parketnummer 03/866044-17
hij op of omstreeks 9 oktober 2016 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een (toegangs)poort en/of een voordeur en/of een (badkamer)deur van een woning gelegen aan de [adres] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [persoon 1] heeft/hebben vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Parketnummer 03/205062-16
hij, op of omstreeks 11 augustus 2016 te Heerlen, opzettelijk en wederrechtelijk een ijzeren poort en/of een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1] , en/of [persoon 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Parketnummer 03/212508-16
hij, op of omstreeks 24 augustus 2015, te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aanhangwagen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2016187168, gesloten d.d. 16 januari 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 267.
2.Het proces-verbaal aangifte, dossierpagina 245 en het proces-verbaal uitkijken camerabeelden, dossierpagina 11 t/m 16.
3.De beschikking van de rechtbank d.d. 5 augustus 2016, dossierpagina 201.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 189 en 190.
5.Het proces-verbaal aangifte, dossierpagina 194 en 195.
6.Het proces-verbaal aangifte, dossierpagina 195 t/m 197.
7.Het proces-verbaal aangifte, dossierpagina 245 t/m 248.
8.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster, dossierpagina 252 en 253.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 9 t/m 18.
10.Kennisgevingen van inbeslagneming, dossierpagina 203 en 207.
11.Het proces-verbaal aangifte, dossierpagina 225 en 256.
12.De letselrapportage d.d. 26 november 2016, van forensisch geneeskundige M.W.G. Govaerts, dossierpagina 215 t/m 217.
13.Het proces-verbaal van Bevindingen, dossierpagina 259, bovenaan en 260, eerste helft.
14.Het proces-verbaal van Bevindingen, dossierpagina 9 t/m 18 laten een tijdsverloop zien als volgt: de auto ramt het hekwerk om 15:50:36 uur en is het laatst in beeld op het tijdstip 15:52:20 uur. De verdachte gaat naar de woning om 15:51:46 uur en komt naar buiten om 15:52:00 uur.
15.Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgenomen in het proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2016147828, gesloten d.d. 4 oktober 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 29, dossierpagina 21.
16.Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgenomen in het proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2016147828, gesloten d.d. 4 oktober 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 29, dossierpagina 23 en 24.
17.Het proces-verbaal aangifte, opgenomen in het proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2016147828, gesloten d.d. 4 oktober 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 29, dossierpagina 9.
18.Het geschrift Schade-indicatie, als bijlage gevoegd bij het formulier Verzoek tot Schadevergoeding van [persoon 1] , bijlage 2, opgenomen in de zogenoemde slachtoffermap van het dossier.
19.Het proces-verbaal, opgenomen in het proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2015159406, gesloten d.d. 14 september 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 20, dossierpagina 1 t/m 3.
20.Het proces-verbaal, opgenomen in het proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2015159406, gesloten d.d. 14 september 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 20, dossierpagina 7.