ECLI:NL:RBLIM:2017:6028

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 juni 2017
Publicatiedatum
26 juni 2017
Zaaknummer
6035357 CV EXPL 17-4688
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming woonruimte wegens huurachterstand en overlast

In deze zaak heeft de kantonrechter op 26 juni 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, vertegenwoordigd door mr. E.G.W. Hendriks, vorderde ontruiming van de woning van de huurder, die een huurachterstand had van € 2.959,37 en overlast veroorzaakte. De huurder, vertegenwoordigd door mr. B.E.T.J. Pommé, voerde aan dat hij de huur niet kon betalen omdat zijn bijstandsuitkering was beëindigd door zijn detentie. De kantonrechter oordeelde dat het verweer van de huurder niet slaagde, aangezien de huurachterstand en de overlast voldoende waren aangetoond. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe, maar bepaalde dat de ontruimingstermijn twee weken na betekening van het vonnis zou zijn, in plaats van de gevorderde drie dagen. De huurder werd ook veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. De rechter stelde een dwangsom vast van € 100,00 per dag tot een maximum van € 2.000,00 voor het geval de huurder niet aan de ontruimingsverplichting voldeed.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 6035357 CV EXPL 17-4688
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 26 juni 2017
in de zaak van:
[eiser]
wonend te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. E.G.W. Hendriks
tegen:
[gedaagde]
wonend te [woonplaats]
gedaagde partij
gemachtigde mr. B.E.T.J. Pommé
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 juni 2017 met producties
  • de bij brief van 19 juni 2017 door [eiser] ingezonden aanvullende productie
  • de mondelinge behandeling op 22 juni 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt met ingang van1 juni 2016 van [eiser] de woning [adres] te [woonplaats] (verder: de woning). De overeengekomen kale huurprijs bedraagt
€ 650,00 per maand, te voldoen bij vooruitbetaling voor de eerste dag van iedere maand. Op grond van artikel 6.2 van de huurovereenkomst dient [gedaagde] zelf zorg te dragen voor levering van gas, water en licht en voor betaling daarvan. De huurovereenkomst is aangegaan voor de termijn van 12 maanden.
2.2.
Bij brieven van 10 en 20 december 2016 heeft [eiser] [gedaagde] erop gewezen dat hij meerdere keren klachten heeft ontvangen van omwonenden over overlast veroorzaakt door [gedaagde] .
2.3.
[gedaagde] heeft 52 dagen in detentie gezeten in de periode februari tot en met april 2017.
2.4.
[gedaagde] heeft op 13 februari 2017 € 290,61 aan huur betaald. Sindsdien heeft [gedaagde] geen huur meer betaald.
2.5.
Blijkens een brief van 23 maart 2017 van Enexis B.V. was er op dat moment geen energieleverancier voor de woning bij haar bekend. In deze brief staat verder:
Iedereen die energie kan afnemen dient een leveringsovereenkomst met een energieleverancier te hebben. Bij het ontbreken van een leveringsovereenkomst is Enexis wettelijk verplicht u af te sluiten van energie. De kosten voor het afsluiten brengen we bij u in rekening. Dit geldt ook als we u daarna weer moeten aansluiten.
2.6.
[eiser] heeft op enig moment na 23 maart 2017 de overeenkomst tussen [gedaagde] en diens energieleverancier op zijn naam laten zetten. [eiser] heeft op 29 mei 2017 een eindfactuur van € 100,49 betaald ter zake van energiekosten in de woning van [gedaagde] . Vanaf mei 2017 betaalt [eiser] maandelijks een voorschot van € 197,00 voor deze kosten.
2.7.
In de periode van 20 tot en met 24 april 2017 heeft [eiser] een zestal brieven ontvangen van omwonenden/buren waarin over de door [gedaagde] veroorzaakte overlast wordt geklaagd. De klachten gaan (samengevat) over (vermoedens van) drugsgebruik en -handel in de woning, af- en aanrijdende auto’s, de aanwezigheid van ongure types rondom de woning, geluidsoverlast, het stoken van een kampvuur in de tuin van de woning en het vernielen van een tuinmuur.
2.8.
[eiser] heeft op 23 april 2017 aangifte gedaan bij politie eenheid Limburg, basisteam Kerkrade. In de aangifte staat:
Hierbij doe ik aangifte van vernieling van een muur. Ik heb sterk het vermoeden dat [gedaagde] de muur heeft omgetrapt.
2.9.
Bij brief van 8 juni 2017 heeft de burgemeester van de gemeente Kerkrade [gedaagde] medegedeeld dat de openbare orde wordt verstoord door gedragingen in of rondom de door [gedaagde] gehuurde woning. De burgemeester waarschuwt dat, indien in de toekomst wederom wordt geconstateerd dat vanuit de woning gedragingen plaatsvinden die de openbare orde en het leefklimaat ernstig verstoren, hij nadere maatregelen zal treffen, die uiteindelijk kunnen leiden tot tijdelijke sluiting van de woning.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen:
de woning binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
tot betaling aan [eiser] van de huurachterstand van € 2.959,37 en € 494,49 aan energiekosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente;
tot betaling aan [eiser] van € 650,00 (huur) en € 197,00 (energiekosten) per maand voor elke ingegane maand vanaf 1 juli 2017 tot de dag van ontruiming, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente;
tot betaling van de kosten van ontruiming, voor het geval [gedaagde] zich niet vrijwillig aan dit vonnis conformeert;
tot betaling van de proceskosten.
3.2.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader ingegaan worden.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de aard van de vordering volgt dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen.
4.2.
Tussen partijen is niet in geding dat de huurachterstand momenteel (tot en met juni 2017) € 2.959,37 bedraagt. [gedaagde] heeft ter zitting betoogd dat door zijn detentie (zie 2.3) zijn bijstandsuitkering is geëindigd, waardoor hij de huur niet heeft kunnen betalen. Hoewel [gedaagde] , nadat hij uit detentie is gekomen, opnieuw een bijstandsuitkering heeft aangevraagd, heeft hij deze - buiten zijn schuld - tot op heden nog niet ontvangen, aldus [gedaagde] . Wat er ook zij van dit betoog, dit laat onverlet dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn huurbetalingsverplichting die op dit moment een huurachterstand van ruim 4 maanden beloopt. Dat [gedaagde] enige tijd van een inkomen verstoken is geweest als gevolg van zijn detentie en (mede) daardoor de huur niet heeft kunnen betalen, dient in zijn verhouding met [eiser] voor zijn rekening en risico te blijven. Nu de tekortkoming in de nakoming van [gedaagde] huurbetalingsverplichting in een (eventueel nog te voeren) bodemprocedure naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst, is vooruitlopend daarop de thans gevorderde ontruiming van de woning toewijsbaar.
4.3.
[eiser] heeft de vordering tot ontruiming ook gebaseerd op de stelling dat [gedaagde] ontoelaatbare overlast aan omwonenden en vernielingen heeft veroorzaakt. Hoewel dit verder geen bespreking hoeft aangezien de gevorderde ontruiming reeds toewijsbaar is op grond van de onbetwiste huurachterstand, merkt de voorzieningenrechter het navolgende op. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in het kader van dit kort geding genoegzaam is komen vast te staan dat sprake is van overlast op en rond de woning, dat deze door [gedaagde]
- althans door personen die hij tot de woning toelaat - wordt veroorzaakt, dat deze overlast onrechtmatig is nu hieruit schade is ontstaan dan wel dreigt te ontstaan, en dat die overlast in ieder geval van zodanige aard en frequentie is dat gesproken kan worden van voortdurende ernstige overlast, die verder gaat dan eigenaar of gebruikers van naburige erven van elkaar hoeven te dulden. De ontkenning en betwisting door [gedaagde] van de overlast en de onrechtmatigheid daarvan in dit kort geding is, in het licht van de zes brieven van omwonenden (zie 2.7), het proces-verbaal van aangifte door [eiser] (zie 2.8) en de brief van de burgemeester waarin [gedaagde] wordt gewaarschuwd voor het feit dat hij de openbare verstoort (zie 2.9), niet geloofwaardig. De door [gedaagde] veroorzaakte overlast is voldoende aannemelijk gemaakt, om te oordelen dat ook deze grondslag noopt tot ontruiming van de woning.
4.4.
[gedaagde] heeft (subsidiair) verweer gevoerd tegen de gevorderde ontruimingstermijn van drie dagen na betekening van dit vonnis. De kantonrechter is van oordeel dat die ontruimingstermijn te kort is. De termijn zal worden bepaald op de gebruikelijke twee weken na betekening van dit vonnis. Voor een nog langere termijn heeft de kantonrechter in het relaas van [gedaagde] , die heeft verklaard reeds langer op zoek te zijn naar een andere woning, geen aanleiding gevonden.
4.5.
De gevorderde dwangsom zal op een lager bedrag vastgesteld worden, omdat [gedaagde] (onbetwist) thans geen inkomsten geniet en op korte termijn wellicht een bijstandsuitkering ontvangt. Onder die omstandigheden is de door [eiser] gevorderde dwangsom van € 250,00 per dag te hoog. De dwangsom zal worden vastgesteld op € 100,00 per dag tot een maximum van € 2.000,00.
4.6.
[gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 2.959,37, te vermeerderen met de wettelijke rente, telkens vanaf de eerste dag dat [gedaagde] met betaling van de daarvan onderdeel uitmakende huurtermijnen in verzuim was. [gedaagde] zal voorts worden veroordeeld tot betaling van de huur van € 650,00 per maand vanaf 1 juli 2017 tot aan de ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente telkens vanaf de eerste dag van elke maand tot de dag van voldoening.
4.7.
Het door [eiser] gevorderde bedrag van € 494,49 ziet op de door hem betaalde energiekosten van de door [gedaagde] gehuurde woning. Ook de gevorderde € 197,00 per maand vanaf 1 juli 2017 ziet op die kosten. Dit onderdeel van de vordering van [eiser] is niet toewijsbaar. Een (wettelijke) grondslag voor deze vordering heeft [eiser] niet aangevoerd en de vordering is door [gedaagde] betwist. Voor zover [eiser] ’ stelling is dat [gedaagde] zich ten koste van haar ongerechtvaardigd heeft verrijkt, leidt deze niet tot toewijzing van dit onderdeel. Ter zitting is namelijk komen vast te staan dat de woning van [gedaagde] reeds geruime tijd is verstoken van energie zodat van verrijking geen sprake kan zijn.
4.8.
De gevorderde ontruimingskosten (voor het geval [gedaagde] niet vrijwillig de woning ontruimt) zullen worden afgewezen. Deze kosten zijn thans immers nog niet te begroten.
4.9.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op:
  • dagvaarding € 99,21
  • griffierecht € 78,00
  • salaris gemachtigde
Totaal: € 777,21

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de woning aan het adres [adres] te [woonplaats] met al het zijne en de zijnen te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiser] te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft tot een maximumbedrag van € 2.000,00,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] € 2.959,37 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente telkens vanaf de eerste dag van de maand waarover [gedaagde] de daarvan onderdeel uitmakende huurtermijnen verschuldigd was tot de dag van voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] € 650,00 te betalen voor elke ingegane maand vanaf 1 juli 2017 tot de dag van ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de eerste dag van elke maand tot de dag van voldoening,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 777,21,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.H. Hoofs en is in het openbaar uitgesproken.