In deze zaak heeft de kantonrechter op 26 juni 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, vertegenwoordigd door mr. E.G.W. Hendriks, vorderde ontruiming van de woning van de huurder, die een huurachterstand had van € 2.959,37 en overlast veroorzaakte. De huurder, vertegenwoordigd door mr. B.E.T.J. Pommé, voerde aan dat hij de huur niet kon betalen omdat zijn bijstandsuitkering was beëindigd door zijn detentie. De kantonrechter oordeelde dat het verweer van de huurder niet slaagde, aangezien de huurachterstand en de overlast voldoende waren aangetoond. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe, maar bepaalde dat de ontruimingstermijn twee weken na betekening van het vonnis zou zijn, in plaats van de gevorderde drie dagen. De huurder werd ook veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. De rechter stelde een dwangsom vast van € 100,00 per dag tot een maximum van € 2.000,00 voor het geval de huurder niet aan de ontruimingsverplichting voldeed.