Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
verwerende partij.
1.De procedure
2.De feiten
iedereen die een contract heeft wordt nu op non actief gezet wegens economische reden . graag iedereen met een sleutel inleveren ben vanaf morgen 7 dagen per week te vinden in de koffiezaak” en enkele minuten daarna het bericht: “
betekend dat jullie ww aan kunnen vragen.”
hierbij moet ik u [verzoekster] , op staande voet ontslaan ivm diefstal van goederen. Het contract word hierbij met ingang van 1 mei 2017 beeindigd/ontbonden. mvg [verweerder]”
3.Het geschil
4.De beoordeling
1 mei 2017 heeft verstuurd.
€ 165,00 bruto per maand verdient. Al met al komt het de kantonrechter redelijk voor om als uitgangspunt te hanteren dat het inkomensverlies van [verzoekster] afgerond € 5.450,00 bruto bedraagt (3 maandsalarissen en maximaal 3 maanden WW minus inkomen bij de nieuwe werkgever) ten opzichte van de situatie waarin [verweerder] haar niet op staande voet zou hebben ontslagen. Daarin acht de kantonrechter eveneens het niet betaalde salaris van de maand april 2017 begrepen, zodat aan [verzoekster] ter zake geen separate vordering toekomt. Op het bedrag van € 5.450,00 strekt naar het oordeel van de kantonrechter in mindering de schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging op grond van artikel 7:672 lid 10 BW (zie hiervoor) omdat die eveneens ziet op het loon over de niet gehanteerde opzegtermijn. Van andere omstandigheden die zouden moeten leiden tot een hogere of lagere billijke vergoeding is de kantonrechter niet gebleken. De kantonrechter zal de billijke vergoeding derhalve vaststellen op € 3.051,08 bruto.
€ 400,00(2.0 punten x € 200,00 tarief)