Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling op 21 augustus 2017, waarbij ook voormalige partner van [eiseres] , [naam voormalige partner] , aanwezig was,
- de pleitnota van [gedaagde] .
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 1 september 2017 uitspraak gedaan in een kort geding. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Frins, heeft een verzoek ingediend tot opheffing van conservatoire beslagen die door de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.M.O. Puddu, op haar woning en winkel zijn gelegd. De eiseres en haar voormalige partner zijn gezamenlijk eigenaar van de woning, terwijl de voormalige partner eigenaar is van de winkel. De eiseres stelt dat er een spoedeisend belang is bij de opheffing van het beslag, omdat de ABN AMRO Bank heeft aangekondigd het pand executoriaal te verkopen, wat kan leiden tot een lagere opbrengst en een hogere restschuld.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 augustus 2017 is gebleken dat de gedaagde een bod heeft uitgebracht op de woning en de winkel, maar dat de koopovereenkomst niet door beide eigenaren is ondertekend. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de eiseres geen spoedeisend belang kan onderbouwen, omdat zij geen mede-eigenaar is van de winkel en het verzoek om opheffing van het beslag op de woning niet het gewenste effect zal hebben, aangezien het beslag op de winkel blijft bestaan. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de vorderingen van de eiseres om die reden moeten worden afgewezen.
De rechtbank heeft de eiseres in de kosten van het geding veroordeeld, die zijn begroot op € 1.103,00. Het vonnis is gewezen door mr. F.J.F. Gerard en in het openbaar uitgesproken.