Op 7 november 2016 is ook [slachtoffer 2] (moeder van verdachte [verdachte] en de vrouw van [slachtoffer 1] ) door de politie gehoord. Zij heeft tijdens dit verhoor – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
[verdachte] heeft sinds 1 november 2016 een straat- en contactverbod. Hij mag geen contact opnemen met mij en de rest van de familie. Ik woon samen met mijn man en dochter op het adres [adres 1] te Kerkrade.
Op 2 november 2016, omstreeks 11.34 uur, stond [verdachte] aan de tuindeur/poort gelegen aan de [adres 2] en belde aan. Ik ben de tuin ingelopen en vroeg aan [verdachte] wat hij wilde. Hij wilde met mij praten. Ik heb dit afgewimpeld. Hij is toen direct weer weggelopen.
Op 3 november 2016, omstreeks 11.03 uur, verscheen [verdachte] wederom aan de tuinpoort en hij belde weer aan. Ik liep de tuin in en zag hem staan. Hij zei tegen mij: “Ik heb niet meer, maar jullie moeten verhuizen”. Vervolgens liep hij weer weg.
Op 3 november 2016, omstreeks 1.35 uur, verscheen [verdachte] weer aan dezelfde poort en hij wilde weer met mij praten. Ik heb hem laten staan. Na een tijdje is hij weggelopen.
Op 4 november 2016, omstreeks 11.45 uur, was ik thuis. Ik hoorde dat [verdachte] voorbij de woning liep. Hij liep op dat moment op de [adres 3] , in de buurt van onze woning. Ik hoorde dat hij schreeuwde: “We moesten steeds vreemde geloven en vooral de politie”.
Op 4 november 2016, omstreeks 12.15 uur, werd er gebeld op de huistelefoon. Ik nam de telefoon op en hoorde dat [verdachte] aan de lijn was. Hij wilde wederom met mij praten. Ik heb hem duidelijk gemaakt dat ik dat niet wilde.
Op 6 november 2016, omstreeks 13.25 uur, verscheen [verdachte] weer aan de tuinpoort en belde hij enkele keren. Ik was zelf niet thuis, maar mijn dochter [naam dochter] was wel thuis. Zij ging niet naar buiten. Vervolgens is [verdachte] naar de voorkant van onze woning gelopen en heeft hij aangebeld bij de voordeur.
Op 6 november 2016, omstreeks 18.15 uur, verscheen [verdachte] wederom aan de tuinpoort en belde aan. Mijn man en ik waren op dat moment thuis. Ik reageerde niet. [verdachte] is toen naar de voordeur van onze woning gelopen en heeft daar aangebeld.
Op 6 november 2016, omstreeks 21.50 uur, verscheen [verdachte] wederom aan de tuinpoort en belde aan. Daarna liep hij weer naar de voordeur en belde aan. Ik opende het slaapkamerraam aan de voorzijde van onze woning en sprak [verdachte] aan. Ik zei tegen hem dat hij een straatverbod en een contactverbod had. Ik zei tevens tegen hem dat hij ons met rust moest laten.
Op 6 november 2016, omstreeks 22.55 uur, werd er op de huistelefoon gebeld. Ik nam op en ik hoorde dat [verdachte] aan de lijn was. Hij wilde met mij praten.
Op 7 november 2016, omstreeks 11.10 uur, stond [verdachte] aan de voordeur en belde aan. Mijn man en ik waren thuis. We hebben de deur niet geopend. Omstreeks 16.30 uur belde [verdachte] weer op de huistelefoon. Mijn man nam de telefoon op en sprak [verdachte] toe. Omstreeks 16.50 uur belde [verdachte] wederom op de huistelefoon. Hij wilde mij spreken.