ECLI:NL:RBLIM:2017:9966

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 oktober 2017
Publicatiedatum
13 oktober 2017
Zaaknummer
AWB 16_2786
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om naturalisatie wegens onvoldoende vaststelling identiteit

In deze zaak heeft eiser een verzoek om naturalisatie ingediend bij de Minister van Veiligheid en Justitie, dat is afgewezen. De rechtbank Limburg heeft op 18 oktober 2017 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij het beroep van eiser ongegrond is verklaard. De rechtbank oordeelde dat de identiteit van eiser niet voldoende kon worden vastgesteld, omdat hij geen gelegaliseerde geboorteakte kon overleggen die bevoegd was opgemaakt en afgegeven. Eiser had eerder een geboorteakte overgelegd die als vervalst was beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de in deze procedure overgelegde geboorteakte een tweede registratie betrof, wat in het land van herkomst niet is toegestaan. Eiser heeft aangevoerd in bewijsnood te verkeren, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet aannemelijk was, aangezien hij een gelegaliseerde geboorteakte had overgelegd. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht het verzoek om naturalisatie had afgewezen, omdat er geen grond was om te oordelen dat dit ten onrechte was gebeurd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/2786

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2017 in de zaak tussen

[naam] , wonende te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.J.P. Lemmen)
en

de Minister van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: [naam gemachtigde] )

Procesverloop

Bij besluit van 15 januari 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om naturalisatie afgewezen.
Bij besluit van 18 juli 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar dat eiser tegen het primaire besluit heeft gemaakt ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2017.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij brief van 8 mei 2015 heeft eiser verweerder om naturalisatie verzocht.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder het verzoek afgewezen, omdat eiser geen gelegaliseerde geboorteakte kon overleggen die bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Verweerder heeft zich gebaseerd op de verklaring van onderzoek van 22 mei 2014 van Bureau Documenten. Daaruit volgt dat eerder onderzoek is gedaan naar een door eiser overgelegde geboorteakte en deze akte vervalst is beoordeeld. Daarnaast is gebleken dat de in deze procedure overgelegde geboorteakte een tweede registratie betreft -met een andere moeder- en dat dat in [land in West-Afrika] niet is toegestaan. Gelet hierop kan verweerder de identiteit van eiser niet vaststellen.
Verweerder heeft verder aangegeven dat artikel 10 van de Rijkswet op het Nederlandershap (hierna: RWN) geen mogelijkheid biedt tot afwijking van de voorwaarden die aan het verzoek op grond van artikel 7 van de RWN worden gesteld en is ook overigens niet gebleken van feiten en omstandigheden die reden geven af te wijken van de gestelde regels.
3. Na heroverweging heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. De bezwaren die eiser tegen het primaire besluit had, hebben verweerder geen aanleiding gegeven een ander besluit te nemen. Verweerder baseert zich op de verklaring van onderzoek van het Team Onderzoek en Expertise Documenten (TOED) -eerder Bureau Documenten- van
6 juli 2015 waaruit blijkt dat de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van
22 mei 2014 standhoudt.
Aanvullend heeft verweerder overwogen dat de resultaten van het leeftijds- en taalonderzoek uit de vreemdelingrechtelijke procedure, met name over de herkomst van eiser, in combinatie met de onderzoeken naar de door eiser overgelegde geboortebewijzen, reden geven voor zeer ernstige twijfel aan de identiteit en nationaliteit van eiser.
4. Eiser meent dat moet worden uitgegaan van de gegevens die hij bij binnenkomst in Nederland heeft opgegeven en dat hem op grond van deze gegevens een Nederlands paspoort moet worden verstrekt. Volgens eiser staan deze gegevens voldoende vast. Hij stelt in bewijsnood te verkeren en dat verweerder zich dat dient aan te rekenen, waarbij hij wijst op het verslag van de hoorzitting waarin is opgenomen dat het resultaat van een leeftijdsonderzoek niet altijd juist is.
5. De rechtbank heeft aan de hand van de beroepsgronden en het verhandelde ter zitting te beoordelen of verweerder het verzoek van eiser om naturalisatie terecht heeft afgewezen.
5.1
De rechtbank overweegt dat verweerder degene die om naturalisatie verzoekt het Nederlanderschap verleent op grond van artikel 7 van de RWN en met inachtneming van de bepalingen in hoofdstuk 4 van de RWN. In de toelichting op artikel 7 van de RWN in de Handleiding voor de toepassing van de RWN (hierna: de Handleiding) is bepaald dat de verzoeker, om zijn identiteit te kunnen vaststellen, een gelegaliseerde en vertaalde geboorteakte dient over te leggen. Alleen als sprake is van bewijsnood hoeft dat niet.
5.2
De rechtbank is van oordeel dat eiser door te stellen dat moet worden uitgegaan van de gegevens die hij bij binnenkomst in Nederland heeft opgegeven en dat hem op grond van deze gegevens een Nederlands paspoort moet worden verstrekt, omdat deze gegevens voldoende vaststaan, weersproken noch weerlegd heeft dat op grond van de voorhanden zijnde gegevens de identiteit van eiser onvoldoende kan worden vastgesteld.
5.3
Anders dan gemachtigde van eiser ter zitting heeft aangegeven, was verweerder in dit geval ook niet gehouden van de overgelegde geboorteakte uit te gaan, omdat het een gelegaliseerde akte is. Uit onderzoek is immers gebleken dat deze akte onbevoegd is opgemaakt en afgegeven, hetgeen eiser niet weerlegd heeft. Verweerder heeft zich dan ook op grond van deze akte en de overige -niet weerlegde- informatie uit de verklaringen van onderzoek van Bureau Documenten en de TOED, terecht op het standpunt gesteld dat de identiteit van eiser niet voldoende kan worden vastgesteld.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat eiser ook tevergeefs heeft betoogd in bewijsnood te verkeren. Uit de Handleiding blijkt dat bewijsnood zich met name zal voordoen in het geval dat registers van de burgerlijke stand in het land waar de documenten vandaan moeten komen niet bestaan dan wel onvolledig zijn, alsmede wanneer in het land in kwestie geen stukken kunnen worden verkregen vanwege de op dat moment bestaande politieke situatie. Dat van zo een situatie sprake is, is niet aannemelijk geworden. Temeer nu eiser in de aanvraagprocedure een gelegaliseerde geboorteakte uit [land in West-Afrika] heeft overgelegd.
De rechtbank overweegt -naar aanleiding van het verhandelde ter zitting- daarbij nog, dat het feit dat eiser in Nederland een fictieve geboortedatum toegekend heeft gekregen, op zich niet in de weg staat aan het kunnen verkrijgen van een afschrift van zijn geboorteakte in [land in West-Afrika] .
6. Gelet op de hiervoor gegeven overwegingen is er geen grond te oordelen dat verweerder het verzoek van eiser om naturalisatie ten onrechte heeft afgewezen. Dit betekent dat het beroep ongegrond is en het bestreden besluit stand houdt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.E.A. Willemsen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.W.C.M. Frings, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
18 oktober 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 18 oktober 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.