ECLI:NL:RBLIM:2018:10296

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 oktober 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
7221165 CV EXPL 18-5822
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van loon en vakantietoeslag door bewindvoerder van onderbewindgestelde

In deze zaak heeft de kantonrechter op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen KERFF BEWINDVOERINGEN B.V., als bewindvoerder van een onderbewindgestelde, en ATRAC B.V. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. R.G.P. Voragen, vorderde betaling van achterstallig loon en vakantietoeslag van de onderbewindgestelde, die in dienst was bij ATRAC. De procedure volgde op een arbeidsovereenkomst die op 15 maart 2018 was ingegaan, maar waarbij ATRAC het loon van de onderbewindgestelde van maart tot en met augustus 2018 niet had betaald. De kantonrechter oordeelde dat ATRAC niet gerechtigd was om het loon te verrekenen met door de onderbewindgestelde veroorzaakte schade, en dat de loonbetalingen aan de bewindvoerder gedaan dienden te worden. De kantonrechter heeft de vorderingen van KERFF toegewezen, met uitzondering van enkele onderdelen die als dubbel gevorderd werden beschouwd. Tevens werd ATRAC veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De kantonrechter heeft een dwangsom gekoppeld aan de veroordeling tot betaling van het loon, om ervoor te zorgen dat ATRAC aan haar verplichtingen voldoet.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 7221165 CV EXPL 18-5822
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 30 oktober 2018
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KERFF BEWINDVOERINGEN B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [onderbewindgestelde] , wonend te [woonplaats] ,
kantoorhoudend te 6461 AZ Kerkrade aan het Oranjeplein 7,
eisende partij,
gemachtigde mr. R.G.P. Voragen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ATRAC B.V.,
gevestigd te Meerssen,
gedaagde partij,
vertegenwoordigt door haar bestuurder dhr. A.J.M. Prickaerts.
Partijen zullen hierna [onderbewindgestelde] , Kerff en Atrac genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding;
- de brief van Kerff van 10 oktober 2018 met producties;
- de mondelinge behandeling op 11 oktober 2018 alwaar Atrac producties (overboekingsbewijzen van 7 mei, 9 april, 25 en 27 september 2018 en een factuur van Wetering van 11 april 2018) heeft overgelegd;
- de brief van Kerff van 17 oktober 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[onderbewindgestelde] is krachtens arbeidsovereenkomst per 15 maart 2018 als allround medewerker bij Atrac in dienst getreden tegen een bruto uurloon van laatstelijk € 8,70, exclusief vakantiebijslag.
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank is Kerff Bewindvoeringen B.V. met ingang van 22 januari 2018 tot opvolgend bewindvoerder benoemd over de goederen die (zullen) toebehoren aan [onderbewindgestelde] .
2.3.
Kerff heeft de loonstroken van april 2018 tot en met augustus 2018 gekregen.
2.4.
Atrac heeft het loon van [onderbewindgestelde] van maart t/m augustus 2018 niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
Kerff vordert, tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Atrac te gebieden om:
de salarisbetalingen aan [onderbewindgestelde] te starten binnen vijf dagen na de datum van dit vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500 per dag voor elke dag of gedeelte daarvan dat Atrac hiermee in gebreke is;
een bedrag van € 8.352,00 bruto althans het netto-equivalent ervan aan Kerff te betalen;
de vakantietoeslag ad 8% vanaf 15 maart 2018 tot aan 30 juni 2018 aan Kerff te betalen;
de wettelijke rente en de maximale wettelijke verhoging ad 50% over de achterstallige salarisbetalingen en vakantietoeslag binnen vijf dagen na de datum van dit vonnis te betalen;
het achterstallig salaris vanaf 15 maart 2018 te betalen;
een bedrag aan buitengerechtelijke kosten te betalen;
de proceskosten te betalen.
3.2.
Atrac voert verweer waarop hierna nader zal worden ingegaan, evenals op de stellingen van partijen.

4.De beoordeling

4.1.
Ter zitting heeft Atrac toegelicht dat zij het salaris van [onderbewindgestelde] aan Heemwonen (de verhuurder van de woning van [onderbewindgestelde] ) heeft betaald ter voorkoming van een huisuitzetting van [onderbewindgestelde] . Daarnaast heeft Atrac, aangezien [onderbewindgestelde] een motor van haar bedrijf heeft stuk gereden en met een machine is omgekiept, de door [onderbewindgestelde] veroorzaakte schade voor een deel met het loon van [onderbewindgestelde] verrekend. Atrac weet dat de goederen van [onderbewindgestelde] onder bewind staan doch heeft moeite met Kerff als bewindvoerder van [onderbewindgestelde] omdat zij steken laat vallen. Niet Kerff doch Atrac heeft een uitkering voor [onderbewindgestelde] aangevraagd en de huisuitzetting voorkomen terwijl dat taken van Kerff zijn. Atrac voert nog aan dat zij het geschil in deze procedure in overleg met, en ten kantore van, de gemachtigde van Kerff wil oplossen.
4.2.
Kerff betwist dat [onderbewindgestelde] jegens Atrac schade heeft veroorzaakt en dat Atrac het loon van [onderbewindgestelde] met die vermeende schade mocht verrekenen. Gelet op het bewind had Atrac niet aan Heemwonen doch aan haar het loon dienen te betalen. Aangezien Atrac, na het aanhouden van de onderhavige procedure, niet op een uitnodiging voor een gesprek op het kantoor van haar gemachtigde heeft gereageerd, persisteert Kerff bij haar vordering en liggen de bedragen als vermeld op de inmiddels aangeleverde loonstroken voor toewijzing gereed, aldus Kerff.
4.3.
De vorderingen van [onderbewindgestelde] zijn naar hun aard spoedeisend en met Kerff is de kantonrechter het eens dat Atrac het salaris van [onderbewindgestelde] niet aan Heemwonen doch aan Kerff, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [onderbewindgestelde] , had moeten betalen, temeer omdat Atrac wist dat de goederen van [onderbewindgestelde] onder bewind staan. Het voorgaande leidt ertoe dat Atrac niet van haar (betalings)verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst is ontslagen en dat Atrac jegens Kerff noch, in het verlengde daarvan, jegens [onderbewindgestelde] bevrijdend heeft betaald. Nu daarbij komt dat onweersproken vaststaat dat Atrac vanaf 15 maart 2018 geen loon aan [onderbewindgestelde] heeft betaald en de verrekening van het loon met vermeende schade door Atrac juridische grondslag ontbeert, ligt het gevorderde onder 1, 3 en 4 voor toewijzing gereed behoudens het navolgende.
4.3.1.
Ter mondelinge behandeling stelt Kerff dat in ieder geval de bedragen als vermeld op de aangeleverde salarisstroken van april t/m augustus 2018 toewijsbaar zijn en zij heeft daartoe een zogenoemde “grosso modo” berekening gemaakt. De kantonrechter stelt voorop dat deze berekening (het onder 2 gevorderde) dubbel is ten opzichte van het onder 1 gevorderde waardoor in ieder geval het onder 2 gevorderde zal worden afgewezen. Wat het onder 1 gevorderde betreft is het, anders dan Kerff kennelijk voor ogen heeft, niet aan de kantonrechter om uit de aangeleverde salarisstroken een berekening te construeren. Nu vaststaat dat Atrac het salaris van 15 maart tot en met 31 augustus 2018 niet heeft betaald ligt dit onderdeel van vordering 1 overeenkomstig voormelde periode voor toewijzing gereed.
4.3.2.
Verder geldt dat de door Kerff gevorderde termijn van vijf dagen enkel kan worden toegewezen over het salaris van 15 maart tot en met 31 augustus 2018, aangezien Atrac ten tijde van de dagvaarding (nog) niet in verzuim was/is voor de loonbetalingen met ingang van 1 september 2018, en de toekomstige loontermijnen (nog) niet opeisbaar zijn. Dat geldt overeenkomstig voor het onder 4 gevorderde. Dat Kerff in haar schrijven na de mondelinge behandeling heeft gesteld dat het loon van september 2018 nog niet is betaald maakt dat niet anders.
4.3.3.
Om te bewerkstelligen dat Atrac de veroordeling onder 1 nakomt, wordt daaraan een dwangsom gekoppeld. Die dwangsom wordt verbeurd indien Atrac die veroordeling niet binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis nakomt, dan wel, voor de toekomst, binnen één week na de vervaldata (de laatste dag van de maand). De gevorderde dwangsom zal gematigd worden tot € 500,00 per week en gemaximeerd worden tot € 15.000,00.
4.4.
Onderdeel 5 van de vordering zal worden afgewezen aangezien dat ten opzichte van onderdeel 1 dubbel is gevorderd hetgeen Kerff desgevraagd ter mondelinge behandeling heeft verklaard en erkend.
4.5.
Kerff maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Zij heeft echter niet gesteld dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De vordering is dan ook niet toewijsbaar.
4.6.
Atrac dient als de overwegend in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De kosten aan de zijde van Kerff worden tot op heden begroot op:
- exploot van dagvaarding: € 103,01
- griffierecht: € 79,00
- salaris gemachtigde: €
400,00
Totaal: € 582,01.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Atrac om aan Kerff, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [onderbewindgestelde] , te betalen:
1. het salaris van [onderbewindgestelde] over de periode van 15 maart tot en met 31 augustus 2018 binnen vijf dagen na de datum van de betekening van dit vonnis en over de periode vanaf 1 september 2018 binnen drie dagen na de vervaldata (de laatste dag van de maand) op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500 per week dat Atrac hiermee in gebreke is met een maximum verbeurte van € 15.000,00,
2. de vakantietoeslag van 8% vanaf 15 maart 2018 tot aan 30 juni 2018,
3. de wettelijke rente en de wettelijke verhoging over de achterstallige salarisbetalingen en vakantietoeslag over de periode van 15 maart tot en met 31 augustus 2018 binnen vijf dagen na de datum van de betekening van dit vonnis,
5.2.
veroordeelt Atrac tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van Kerff, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [onderbewindgestelde] , tot op heden worden begroot op
€ 582,01,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en is in het openbaar uitgesproken.
type: YT