Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- exploot van dagvaarding: € 103,01
- salaris gemachtigde: €
400,00
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen KERFF BEWINDVOERINGEN B.V., als bewindvoerder van een onderbewindgestelde, en ATRAC B.V. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. R.G.P. Voragen, vorderde betaling van achterstallig loon en vakantietoeslag van de onderbewindgestelde, die in dienst was bij ATRAC. De procedure volgde op een arbeidsovereenkomst die op 15 maart 2018 was ingegaan, maar waarbij ATRAC het loon van de onderbewindgestelde van maart tot en met augustus 2018 niet had betaald. De kantonrechter oordeelde dat ATRAC niet gerechtigd was om het loon te verrekenen met door de onderbewindgestelde veroorzaakte schade, en dat de loonbetalingen aan de bewindvoerder gedaan dienden te worden. De kantonrechter heeft de vorderingen van KERFF toegewezen, met uitzondering van enkele onderdelen die als dubbel gevorderd werden beschouwd. Tevens werd ATRAC veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De kantonrechter heeft een dwangsom gekoppeld aan de veroordeling tot betaling van het loon, om ervoor te zorgen dat ATRAC aan haar verplichtingen voldoet.