ECLI:NL:RBLIM:2018:10564

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
9 november 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 542
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de berekening van WIA-maandloon en rechtsongelijkheid in uitkering

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 16 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.J. van Weersch, had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin het bezwaar van eiser tegen de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering ongegrond was verklaard. De eiser had een WIA-uitkering aangevraagd na zich ziek te hebben gemeld op 24 augustus 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoogte van het WIA-dagloon en het WIA-maandloon correct was berekend op basis van de geldende wet- en regelgeving. Eiser voerde aan dat hij benadeeld werd door de berekening van zijn WIA-maandloon, omdat zijn inkomsten als zelfstandige niet in aanmerking genomen hadden mogen worden en dat de referteperiode voor de WIA-uitkering langer was dan die voor de WW-uitkering. De rechtbank oordeelde dat de regels van de Wet WIA van toepassing waren en dat verweerder de systematiek van de wettelijke bepalingen correct had toegepast. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 16 november 2018.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 18/542

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2018 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J. van Weersch),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (locatie Venlo), verweerder
(gemachtigde: A.M.C. Crombach).

Procesverloop

Bij besluit van 19 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) vanaf 21 augustus 2017 (tot en met 4 augustus 2019) aan eiser een loongerelateerde WGA (Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten) uitkering toegekend. Het WIA dagloon is berekend op € [bedrag] en het WIA-maandloon op € [bedrag] .
Bij besluit van 6 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser werkte van 1 maart 2015 tot en met 31 augustus 2015 als [beroep] voor gemiddeld 35,86 uur per week. Voorts werkte eiser als zelfstandig ondernemer voor gemiddeld 7,5 uur en is hij daarnaast politiek actief als lid van [naam overheidsinstantie] voor gemiddeld 20 uur per week. Met ingang van 24 augustus 2015 heeft eiser zich ziek gemeld. Daarna heeft hij een WIA-uitkering aangevraagd. Deze aanvraag heeft geleid tot toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering. Eiser is 100% arbeidsongeschikt en heeft een meer dan geringe kans op herstel. Het WIA-dagloon is berekend op € [bedrag] en het WIA-maandloon op € [bedrag] .
1.1.
In bezwaar heeft eiser -samengevat- aangevoerd dat sprake is van rechtsongelijkheid. Was hij niet ziek geworden, maar werkloos, dan zou zijn WW-uitkering hoger zijn dat de nu toegekende WIA-uitkering.
2. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat het berekende WIA-dagloon en maandloon juist is. Met betrekking tot de neveninkomsten wordt opgemerkt dat deze mogelijk van invloed kunnen zijn op eisers WIA-uitkering en dit te zijner tijd zal worden beoordeeld.
3. Eiser is het met dit besluit niet eens. Hij voert in beroep aan verweerder de inkomsten uit zijn eigen bedrijf niet mee had mogen nemen in de berekening van het WIA-maandloon.Verder is eiser van mening dat hij wordt benadeeld omdat verweerder het WIA-maandloon berekent aan de hand van een langere referteperiode dan de periode die eiser gewerkt heeft. Ook is de WIA-referteperiode langer dan de referteperiode voor de Werkloosheidswet (WW)-uitkering en hierdoor wordt de faillissementsuitkering die eiser heeft ontvangen meegenomen in de rekening van het WIA-maandloon. Daarnaast is eiser van mening dat sprake is van rechtsongelijkheid omdat de hoogte van de uitkering die hij zou ontvangen in het kader van de WW hoger zou zijn geweest indien hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geworden.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Eiser is arbeidsongeschikt geworden op 24 augustus 2015 en heeft de wachttijd als bedoeld in artikel 23 van de Wet WIA doorlopen. Eiser is vanaf 21 augustus 2017 in aanmerking gebracht voor een WIA-uitkering. De mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 100%. De rechtbank stelt vast dat de datum van arbeidsongeschiktheid noch de mate van arbeidsongeschiktheid per einde wachttijd tussen partijen in geschil is.
6. In het bestreden besluit heeft verweerder de hoogte van het WIA-dagloon zoals vastgesteld bij het primaire besluit gehandhaafd. Het WIA-dagloon is volgens verweerder conform de geldende wet- en regelgeving vastgesteld en gebaseerd op het genoten SV-loon in de referteperiode die van 1 augustus 2014 tot en met 31 juli 2015 loopt.
7. Op grond van artikel 13, eerste lid, van de Wet WIA en artikel 16, eerste lid, van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen (Dagloonbesluit) wordt het dagloon berekend door -voor zover hier van belang- het loon dat de werknemer in het refertejaar heeft genoten te delen door 261.
8. De Wet WIA en het Dagloonbesluit bieden geen ruimte om voor eiser een andere referteperiode in acht te nemen dan die waarvan verweerder is uitgegaan. Verweerder heeft het dagloon van eiser terecht gebaseerd op het in het refertejaar daadwerkelijk door eiser genoten loon. Eiser heeft in de referteperiode een reguliere WW-uitkering genoten (periode 1 augustus 2014 tot en met 31 maart 2015) en dit is opgehoogd met de factor 100/70 en berekend op € [bedrag] . Verder heeft eiser van 1 maart 2015 tot en met 31 juli 2015
SV-loon ontvangen van Stichting Duurzame Energie Advies Nederland € [bedrag] ,-.
Van onjuistheden in de uiteindelijke berekening van het WIA-dagloon ad € [bedrag] en
WIA-maandloon € [bedrag] is de rechtbank niet gebleken.
9. Eisers beroepsgrond dat verweerder zijn inkomsten als zelfstandige niet mee had mogen nemen in de berekening van zijn WIA-maandloon treft geen doel. Verweerder heeft met het bestreden besluit en ter zitting (nogmaals) toegelicht dat zijn inkomsten als zelfstandige niet in de berekening van het WIA-dagloon zijn meegenomen. Mogelijk dat wel in de toekomst eisers inkomsten uit arbeid als zelfstandige gekort kunnen gaan worden op zijn WIA-uitkering, maar de onderhavige besluitvorming heeft daar in ieder geval geen betrekking op.
10. Eisers stelling dat sprake is van rechtsongelijkheid omdat de hoogte van zijn WIA-uitkering fors lager is dan de hoogte van de WW-uitkering die hij zou ontvangen indien hij niet arbeidsongeschikt zou zijn, kan -wat er ook van zij- hem niet baten. Op eiser zijn nu eenmaal met de toekenning van een WIA-uitkering de regels van de Wet WIA van toepassing. Verweerder heeft op een juiste manier de systematiek van de wettelijke bepaling toegepast.
11. Hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd heeft de rechtbank niet tot een ander oordeel gebracht.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Teeuwissen, rechter, in aanwezigheid van E.S.J.M. Naebers, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 16 november 2018

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.