Op 14 november 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een winkelmedewerkster die werd beschuldigd van verduistering. De verdachte, geboren te [geboortegegevens verdachte] en wonende te [adresgegevens verdachte], werd bijgestaan door haar advocaat mr. F.A. Dronkers. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 31 oktober 2018, waarbij de verdachte en haar raadsman aanwezig waren. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten gepresenteerd. De tenlastelegging, die als bijlage aan het vonnis was gehecht, betrof het verduisteren van een geldbedrag in de periode van 9 februari 2011 tot en met 21 oktober 2015, terwijl de verdachte als winkelmedewerkster in dienst was bij [bedrijf]. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging voldoende feitelijk was omschreven en verwierp de verweren van de raadsman.
De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaringen van de verdachte en de aangifte van [benadeelde] namens [bedrijf]. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk een geldbedrag, dat toebehoorde aan [bedrijf], wederrechtelijk zich had toegeëigend. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.
Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de lange pleegperiode van bijna vijf jaar en de impact van de verduistering op zowel de onderneming als de persoonlijke relaties van de verdachte. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn van berechting was overschreden, wat in het voordeel van de verdachte werd verwerkt in de strafmaat.