ECLI:NL:RBLIM:2018:1092

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 februari 2018
Publicatiedatum
5 februari 2018
Zaaknummer
AWB - 16 _ 2260 en AWB - 16 _ 2261
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Reclamebelasting en de objectieve rechtvaardiging van gebiedsaanwijzing door de gemeente Sittard-Geleen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 5 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Kamps van Baar N.V., een advocatenkantoor, en de heffingsambtenaar van de gemeente Sittard-Geleen over de heffing van reclamebelasting. Eiseres had een reclameobject aangebracht aan haar pand aan de Wilhelminastraat 21 te Sittard. De gemeente had deze straat aangewezen als gebied waarbinnen reclamebelasting kan worden geheven. Eiseres betwistte de rechtmatigheid van deze heffing en stelde dat de Wilhelminastraat niet tot het centrumgebied behoort, waardoor de heffing van reclamebelasting onterecht zou zijn.

De rechtbank overwoog dat de heffing van reclamebelasting beperkt mag worden tot een gedeelte van het grondgebied, mits hiervoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. De rechtbank concludeerde dat de gemeente Sittard-Geleen voldoende rechtvaardiging had voor de gebiedsaanwijzing, aangezien de Wilhelminastraat een belangrijke toegangsweg tot het centrum is en ondernemers daar kunnen profiteren van de opbrengsten van de reclamebelasting, die worden aangewend voor centrummanagement. De rechtbank verklaarde de beroepen van eiseres ongegrond en veroordeelde de gemeente tot vergoeding van een deel van de proceskosten van eiseres.

De uitspraak benadrukt het belang van objectieve rechtvaardiging bij de heffing van lokale belastingen en de rol van centrummanagement in het bevorderen van de lokale economie. De rechtbank heeft de gemeente in het gelijk gesteld, maar ook erkend dat er termen aanwezig zijn om de proceskosten te vergoeden, gezien de onjuiste informatie die eerder was verstrekt over de gebiedsafbakening.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 16/2260 en AWB 16/2261

uitspraak van de meervoudige kamer van 5 februari 2018 in de zaken tussen

Kamps van Baar N.V., eiseres

(gemachtigde: mr. W.D.W. van Aken),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder

(gemachtigden mr. R.M.M. Duits en drs. J.A.M. van de Ven).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 31 juli 2015 heeft verweerder aan eiseres voor de belastingjaren 2014 en 2015 aanslagen reclamebelasting opgelegd ten bedrage van tweemaal € 495,=.
Bij afzonderlijke besluiten van 14 juni 2016 (hierna: de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd plaatsgevonden op 24 februari 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] .
Het onderzoek is vervolgens heropend teneinde nadere informatie te verkrijgen. Verweerder heeft die informatie toegezonden bij brief van 10 maart 2017. Hierop is door eiseres gereageerd bij brief van 30 maart 2017. Voor verdere behandeling ter zitting is door eiseres uitstel gevraagd tot na september 2017. De rechtbank heeft vervolgens de zaken voor verdere behandeling verwezen naar een meervoudige kamer, waarna bij brief van 26 oktober 2017 door verweerder diverse aanvullende stukken zijn ingezonden.
De nadere behandeling ter zitting van beide zaken heeft gevoegd ter zitting van
8 november 2017 plaatsgevonden. Namens eiseres is bij die behandeling de voornoemde gemachtigde verschenen, evenals [naam 2] . Namens verweerder zijn haar gemachtigden verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres is een op het adres Wilhelminastraat 21 te Sittard gevestigd advocatenkantoor. Aan haar pand heeft eiseres een reclameobject aangebracht. Vanwege dit reclameobject zijn aan eiseres voor de belastingjaren 2014 en 2015 aanslagen reclamebelasting opgelegd.
2. In geschil is of de aanslagen reclamebelasting terecht aan eiseres zijn opgelegd. Eiseres vindt – kort gezegd – van niet, verweerder vindt van wel.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
4. Ingevolge artikel 227 van de Gemeentewet kan ter zake van openbare aankondigingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg een reclamebelasting worden geheven.
5. De raad van de gemeente Sittard-Geleen heeft voor belastingjaar 2014 de “Verordening op de heffing en de invordering van een reclamebelasting Sittard-Geleen 2014” (hierna: de Verordening 2014) vastgesteld. Voor belastingjaar 2015 heeft de Raad de “Verordening op de heffing en de invordering van een reclamebelasting Sittard-Geleen 2015” (hierna: de Verordening 2015) vastgesteld. In deze Verordeningen is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
“Artikel 2 Gebiedsomschrijving
Deze verordening is van toepassing binnen de gebieden van de gemeente Sittard-Geleen zoals hieronder aangegeven, waarvan een weergave is gedaan op de bij deze verordening behorende kaarten:
1. (…)
2. Gebied Sittard, bestaande uit de straten Stationsplein, Walramstraat, Overhovenstraat, Rijksweg-Noord 1 t/m 122, Odasingel, President Kennedysingel, Leyenbroekerweg 1 t/m 15, 38 en 40, Engelenkampstraat, Hub Dassenplein, Wilhelminastraat, Rijksweg-Zuid 1 t/m 27 en 2 t/m 12, ’t Getske, Begijnenhofstraat, Brandstraat, Gruizenstraat, Haspelsestraat, Helstraat, Limbrichterstraat, Markt, Misboekstraat, Molenbeekstraat, Nieuwstraat, Paardenstraat, Paradijsstraat, Putstraat, Rosmolenstraat, Stationsdwarsstraat, Stationsstraat, Steenweg, Tempelplein, Voorstad, Walstraat, Lindenhof, Heinseweg 1 t/m 21, Spoorstraat, Bergstraat, Linde, Deken Thyssenstraat, Kloosterplein, Gats, Kapittelstraat, Kerkplein, Oude Markt, Oude Broeksittarderweg, Sjiefbaan, De Wieer, Parklaan 2 t/m 11, Sjteegske, Pullestraat en Plakstraat.
Artikel 3 Belastbaar feit
Onder de titel ‘reclamebelasting’ wordt, onder de in de bij deze verordening behorende tarieventabel gestelde voorwaarden, binnen de gebieden als bedoeld in artikel 2 een directe belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.
Artikel 4 Belastingplicht
1. De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie, al dan niet met vergunning, de reclameobjecten worden aangetroffen.
(…)”
6. In het voorstel aan de Raad van verweerders gemeente (gedateerd 4 november 2008) om in te stemmen met de invoering van een reclamebelasting per 1 januari 2009 in de stadscentra van Sittard en Geleen is in paragraaf 2.2 het volgende opgenomen:
“De afbakening van de centrumgebieden van Sittard en Geleen is zodanig gekozen dat ook toekomstige ontwikkelingen in de centra onder de werking van het centrummanagement en de reclamebelasting vallen. Als uitgangspunt geldt de centrumafbakening van de retailstructuurvisie aangevuld met straten die logischerwijs onder centrummanagement vallen. Voor Sittard is dat globaal de centrumring en het gebied daarbinnen: Hub Dassenplein, Engelenkampstraat, Tempelplein, President Kennedysingel, Odasingel, Rijksweg Noord, Walramstraat, Parallelweg, Stationsplein en Wilhelminastraat. (…)”
7. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres een reclameobject heeft aangebracht aan haar pand en dat de Wilhelminastraat 21 is gelegen in het gebied dat in de Verordeningen 2014 en 2015 is aangewezen als gebied waarbinnen reclamebelasting kan worden geheven. Tijdens de behandeling ter zitting op 24 februari 2017 is door de gemachtigde van verweerder aangegeven dat slechts de zijde van de Wilhelminastraat waaraan het pand van eiseres is gelegen binnen het aangewezen gebied valt. Dat heeft bij de rechtbank vervolgens de vraag doen rijzen welke motivering daaraan ten grondslag lag en is aanleiding geweest het onderzoek te heropenen. Vervolgens is op de zitting van 8 november 2017 in overleg met de gemachtigden van beide partijen vastgesteld aan de hand van bij brief van 26 oktober 2017 overgelegd kaartmateriaal (“Kaart gebied Reclamebelasting behorende bij de Verordening Reclamebelasting”) dat de mededeling van de gemachtigde van verweerder op de eerdere zitting onjuist was en de gehele Wilhelminastraat binnen het aangewezen gebied valt en niet slechts een deel daarvan.
8. In geschil is of verweerder de Wilhelminastraat terecht als gebied heeft aangewezen waarbinnen reclamebelasting kan worden geheven. Eiseres beantwoordt deze vraag ontkennend en stelt zich op het standpunt dat reclamebelasting slechts geheven dient te worden van ondernemers die zijn gevestigd binnen het centrumgebied. Volgens eiseres behoort de Wilhelminastraat niet tot dit centrumgebied en hebben de hier gevestigde ondernemers geen profijt van de betreffende belasting zodat van ondernemers die aan deze straat gevestigd zijn, geen reclamebelasting geheven kan worden. Volgens eiseres heeft verweerder geen objectieve rechtvaardigingsgronden aangevoerd op basis waarvan geconcludeerd zou moeten worden dat de Wilhelminastraat wel tot het centrumgebied behoort.
9. De rechtbank overweegt vervolgens dat een gemeente de heffing van reclamebelasting mag beperken tot een gedeelte van haar grondgebied, mits daarvoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat (arrest van de Hoge Raad van 21 juni 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6253). Van een dergelijke rechtvaardiging is sprake indien die gemeente in redelijkheid heeft mogen uitgaan van de veronderstelling dat op deze wijze degenen die profijt kunnen hebben van de opbrengst van de belasting in de heffing worden betrokken (arrest van de Hoge Raad van 11 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR4564). Het is op grond van deze jurisprudentie dan ook geen noodzaak dat iedere belastingplichtige direct en individueel profijt van de belasting heeft. Voldoende is dat die in het algemeen ten goede komt aan de ondernemers in het aangewezen gebied.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval sprake van een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor de beperking van de heffing tot de bij de Verordeningen aangewezen gedeelten van het grondgebied van de gemeente. Kort gezegd bevindt zich dat gebied binnen de zogenoemde singels. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voor de gebiedsaanduiding zoals die in artikel 2 van de Verordeningen is neergelegd, een voldoende objectieve en redelijke rechtvaardiging heeft aangedragen. Daartoe verwijst de rechtbank naar hetgeen daaromtrent door verweerder is gesteld in de brief van 26 oktober 2017. Daaruit blijkt - zakelijk weergegeven - dat de opbrengsten van de reclamebelasting worden aangewend voor de verdere professionalisering van het centrummanagement. Doel van dat centrummanagement is behalve de profilering en promotie van de stadscentra ook het aanpakken van leegstand en branchering, kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte, het verbeteren van de veiligheid, de bereikbaarheid/parkeren/stedelijke distributie en algemene zaken. Onbestreden is dat de Wilhelminastraat een belangrijke toegangsweg tot het centrum is en ondernemers gelegen aan die straat daarom ook kunnen profiteren van bijvoorbeeld maatregelen gericht op de bereikbaarheid, van verkeersmaatregelen en van goede parkeervoorzieningen. Dat eiseres een aantal eigen parkeervoorzieningen heeft, doet daaraan niet af. Dat, zoals eiseres stelt, ondernemers die zijn gevestigd buiten de gebiedsaanduiding zoals opgenomen in artikel 2 van de Verordeningen mogelijk ook enig profijt hebben van de bestedingen van de met de reclamebelasting geïnde gelden, doet hieraan eveneens niet af. Ter zitting is in dit verband opgemerkt dat het gebied inderdaad, mede door toegelichte ontwikkelingen na de eerdere vaststelling van het aangewezen gebied, thans mogelijk ook ruimer zou kunnen worden genomen, maar dat maakt niet dat de Wilhelminastraat er ten onrechte in is opgenomen.
11. Het vorenstaande doet de rechtbank concluderen dat de beroepen van eiseres ongegrond zijn nu zij als ondernemer aan de Wilhelminastraat in algemene zin kan profiteren van de activiteiten van het centrummanagement dat wordt bekostigd via de reclamebelasting.
12. De rechtbank acht wel termen aanwezig om verweerder te veroordelen tot vergoeding van een deel van de proceskosten. Dit omdat de heropening van het onderzoek, evenals de nadere reactie van eiseres op de brief van verweerder en de behandeling ter zitting op 8 november 2017 zijn voortgevloeid uit de naar achteraf gebleken onjuiste mededeling over de gebiedsafbakening ter zitting van 24 februari 2017. Dat de gemachtigde van eiseres werkzaam is bij het advocatenkantoor van eiseres heeft de rechtbank geen aanleiding gegeven om uit te gaan van niet beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De vergoeding wegens verleende rechtsbijstand bepaalt de rechtbank in deze samenhangende zaken op € 751,50 (0,5 punt voor de reactie van 30 maart 2017, 1 punt voor de behandeling ter zitting op 8 november 2017 met een waarde van € 501,= per punt, wegingsfactor gemiddeld).

Beslissing

De rechtbank
- verklaart de beroepen ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 751,50 (wegens verleende rechtsbijstand in beroep).
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.H. Machiels, voorzitter, mr. R.M.M. Kleijkers en
mr. N.J.J. Derks-Voncken, leden, in aanwezigheid van mr. D.D.R.H. Lechanteur, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: 5 februari 2018

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.