ECLI:NL:RBLIM:2018:11089

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 november 2018
Publicatiedatum
26 november 2018
Zaaknummer
C/03/255950 / KG ZA 18/566 en C/03/255951 / KG ZA 18/567
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over eenzijdige vaststelling van sociaal plan en overgangsregeling door gemeente Maastricht en SSC-ZL

In deze zaak vorderden de vakbonden CNV Connectief en FNV dat de voorzieningenrechter de gemeente Maastricht en het Shared Service Center Zuid-Limburg (SSC-ZL) zou gebieden tot opschorting en stopzetting van de uitvoering van een eenzijdig vastgesteld Sociaal Plan en Afsprakenkader. De vakbonden stelden dat deze besluiten zonder de vereiste instemming van de centrales van overheidspersoneel waren genomen, wat in strijd zou zijn met de geldende regelgeving. De procedure begon met dagvaardingen van 19 oktober 2018, gevolgd door een mondelinge behandeling op 12 november 2018. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een spoedeisend belang was bij de vorderingen van de vakbonden, omdat de uitvoering van de Regelingen zou kunnen leiden tot onomkeerbare arbeidsrechtelijke gevolgen voor de betrokken medewerkers.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de gemeente en SSC-ZL niet hadden mogen overgaan tot eenzijdige vaststelling van het Sociaal Plan en de Overgangsregeling, zonder de instemming van de achterban van de vakbonden af te wachten. De rechter oordeelde dat de vakbonden niet onrechtmatig hadden gehandeld door de ledenraadpleging uit te stellen en dat de gemeente en SSC-ZL in redelijkheid niet tot eenzijdige vaststelling konden overgaan. De vorderingen van de vakbonden werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de gemeente en SSC-ZL werden bevolen de uitvoering van de Regelingen stop te zetten en dwangsommen werden opgelegd voor het niet naleven van deze geboden. De proceskosten werden aan de zijde van de vakbonden toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummers: C/03/255950 / KG ZA 18/566 en C/03/255951 / KG ZA 18/567
Vonnis in kort geding van 26 november 2018
inzake
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
CNV CONNECTIEF,
statutair gevestigd en kantoor houdend te Utrecht,
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING,
statutair gevestigd te Utrecht,
eisende partij,
gemachtigde mr. A.T. Chinnoe,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE MAASTRICHT,
zetelend in Maastricht,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
BEDRIJFSVOERINGSORGANISATIE SHARED SERVICE CENTER
ZUID-LIMBURG,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde partijen,
gemachtigde mr. G.P.F. van Duren.
Partijen worden hierna CNV, FNV (tezamen: de vakbonden en indien optredend in onderhandelingen: de werknemersdelegatie), gemeente Maastricht en SSC-ZL (tezamen: de werkgevers en indien optredend in onderhandelingen: de werkgeversdelegatie) genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 oktober 2018 met producties, gericht tegen gemeente Maastricht, die vrijwillig is verschenen (dagvaarding I)
  • de dagvaarding van 19 oktober 2018 met producties, gericht tegen het SSC-ZL, dat vrijwillig is verschenen (dagvaarding II)
  • het verweerschrift van 9 november 2018 van de gemeente Maastricht en SSC-ZL
  • de brief van 6 november 2018 van mr. Van Duren met productielijsten A, B, C en D
  • de brief van 9 november 2018 van mr. Chinnoe met aanvullende producties
  • de mondelinge behandeling van 12 november 2018, met de pleitnota van
mr. Chinnoe.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 15 september 2015 en op 5 oktober 2015 hebben de colleges van B&W van de gemeenten Maastricht, Heerlen en Sittard-Geleen besloten tot een stapsgewijze samenvoeging van hun bedrijfsvoeringstaken, in de vorm van het aangaan van de Gemeenschappelijke Regeling Shared Sevice Center Zuid Limburg (SSC-ZL).
2.2.
Bij besluit van 6 december 2016 hebben de drie gemeenten gezamenlijk en ieder voor zich besloten tot de instelling van een commissie (hierna: de commissie) voor bijzonder georganiseerd overleg (hierna: BGO), ten behoeve van de medezeggenschap in het kader van de vorming van het SSC-ZL. Daarbij is de Regeling Commissie voor Bijzonder Georganiseerd Overleg SSC-ZL (hierna: BGO-regeling) vastgesteld (productie 3 bij dagvaarding I).
2.3.
In het BGO werden onderhandelingen gestart over onder andere het Afsprakenkader en de Overgangsregeling die van toepassing zullen zijn op de overgang van het personeel van de drie gemeenten naar SSC-ZL. Op grond van art. 11 van de BGO-regeling dienen de partijen, nadat in de commissie een onderhandelingsresultaat is bereikt, dit onderhandelingsresultaat voor te leggen aan de achterbannen. Als achterban van de vakbonden gelden hun leden, als achterban van de gemeenten de colleges van B&W. Bij de totstandkoming van een onderhandelingsresultaat dienen partijen een termijn af te spreken waarbinnen deze achterbannen worden geraadpleegd.
2.4.
In de gemeente Maastricht bestaat tevens een commissie voor – niet bijzonder – georganiseerd overleg (hierna: GO) op grond van hoofdstuk 12 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Maastricht, hierna: AGM (productie 4 bij dagvaarding I). Art. 12:2:1:1 AGM bepaalt:
“Invoering of wijziging van aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, vindt niet plaats dan nadat daarover overeenstemming is bereikt met de centrales van overheidspersoneel.”
In het GO Maastricht werd onderhandeld over het Sociaal Plan voor de medewerkers van de gemeente Maastricht die over zouden gaan naar het SSC-ZL.
2.5.
In de vergadering van het BGO van 21 juni 2017 is besloten dat een onderhandelingsresultaat is bereikt over de inhoud van het Afsprakenkader en de Overgangsregeling, dat zal worden voorgelegd aan de achterban “als de rugzakjes lokaal geregeld zijn” (productie 8 bij dagvaarding I). Dat wil zeggen: nadat binnen het GO van de drie gemeenten afzonderlijk overeenstemming zou zijn bereikt over de sociaal plannen en de individuele gevolgen daarvan, zouden het Afsprakenkader en de Overgangsregeling tezamen met de sociaal plannen aan de achterbannen, met name de vakbondsleden “in scope”, voorgelegd worden ter goedkeuring.
2.6.
In het verslag van de vergadering van het BGO van 27 september 2017 (productie 9 bij dagvaarding I) leggen partijen vast:
“Nadat de GO overleggen zijn afgerond zal er binnen 4 weken een collectieve ledenraadpleging georganiseerd worden”.
2.7.
Op 2 februari 2018 vond er een GO-overleg plaats. In het (concept)verslag (productie 10 bij dagvaarding I en productie B13) werd een aantal door de werknemersdelegatie aan hervatting van het GO-overleg gestelde voorwaarden (verder: de drie voorwaarden) opgenomen:
1.
Er volgt een formele erkenning op intranet over integriteit in het SSC-ZL dossier. alsmede een rectificatie over de vermeende disloyaliteit. Voorstel is om deze berichtgeving samen met de OR en de heer [naam 1] op te pakken. De werknemersdelegatie zal het gewraakte artikel inzake de gemiste opbrengst van € 240.000,00 naar de burgemeester en gemeentesecretaris sturen.
2.
De uitgangspunten worden gerespecteerd die in het SER-rapport over goede medezeggenschap zijn opgenomen.
3.
De burgemeester brengt een advies in over de verantwoordelijkheid voor de portefeuille personeel. Dit advies zal worden meegenomen in het overdrachtsdocument naar de nieuwe raad.”
2.8.
Met betrekking tot het concept sociaal plan werd in het GO-overleg van 2 februari 2018 afgesproken dat er overeenstemming is bereikt als twee punten (verder: de twee punten) worden toegevoegd:
“Als sluitstuk van het onderhandelingsresultaat liggen de aanvullende ‘rugzakjes’ ter overeenstemming voor. Naar mening van de werknemersdelegatie ontbrengen de volgende 2 zaken:
  • een halve dag verlof in het kader van het teamuitje
  • de werkgeversbijdrage voor de personeelsvereniging
Afgesproken wordt dat als deze 2 punten worden toegevoegd, er overeenstemming bereikt is. Dit alles kan per mail worden afgehandeld.”
Ten aanzien van de ledenraadpleging wordt in het GO van 2 februari 2018 besproken:
“Verder wordt aangegeven dat er op 1 maart een ledenraadpleging plaatsvindt. Hier zal op een neutrale manier over de inhoud van het sociaal plan en andere zaken naar het personeel worden teruggekoppeld onder voorwaarde dat de eerdergenoemde afspraken worden nagekomen en onder restrictie van de goedkeuring door de achterbannen.”
2.9.
Op 7 februari 2018 wordt door [naam 2] namens het GO Maastricht een e-mail gezonden aan de heren [naam 3] , gemeentesecretaris, en [naam 4] , senior adviseur personeel en organisatie, over de praktische kant van de afspraken die zijn gemaakt in het overleg van 2 februari 2018 (productie 11 bij dagvaarding I; productie B15). In die e-mail staat onder meer het volgende.
“- Het Sociaal Plan Gemeente Maastricht – SSC-ZL 2017 inclusief de overgangsregeling (versie 21-06-2017) is akkoord. Dit betekent dat er nu een onderhandelingsresultaat is dat we voorleggen ter stemming aan de leden (…).
(…)
[naam 5] zorgt op korte termijn voor een actuele lijst van medewerkers die mogelijk in de scoop zitten (Inkoop/ID/PSA) zodat deze uitgenodigd kunnen worden.
(…)”
2.10.
In een brief van van 7 februari 2018 (productie 12 bij dagvaarding I; productie B16) aan de commissie voor Georganiseerd Overleg reageert de burgemeester van Maastricht, mevrouw Penn-te Strake, op de twee punten (zie 2.8). Zij stelt onder meer:
“(…) Het betreft enerzijds een financiële bijdrage van de werkgever aan de personeelsvereniging en anderzijds de 0,5 dag werkgeversbijdrage aan het teamuitje.
In ons schrijven van 5 september 2017, de begeleidende brief bij het Concept Sociaal Plan Maastricht – SSC-ZL 2017, is op pagina 1 onder punt 3 t/m 5 reeds aangegeven dat de financiële bijdrage van de werkgever aan de personeelsvereniging geen arbeidsvoorwaarde betreft en ook in het verleden niet met het GO of de OR als zodanig is overeengekomen. Over dit onderwerp zal dan ook geen afspraak gemaakt worden in een sociaal plan.
Ten aanzien van de 0,5 dag werkgeversbijdrage aan het jaarlijks teamuitje deel ik u mede dat dit een bepaling is in de werktijdenregeling welke onderdeel uitmaatk van de arbeidsvoorwaarden van de gemeente Maastricht en welke regeling zal gelden voor SSC-ZL conform de gemaakte afspraak in de concept Overgangsregeling SSC-ZL (versie 21 juni 2017).”
2.11.
Op 9 februari 2018 werd door werkgevers een bericht op het intranet geplaatst waarin de medewerkers werden opgeroepen om deel te nemen aan een bijeenkomst op
1 maart 2018. De bijeenkomst was bedoeld voor “
iedereen die (mogelijk) in de huidige scope valt om over te gaan naar het SSC-ZL” (productie B18).
2.12.
In een e-mailbericht van [naam 2] van het GO Maastricht aan [naam 5] , manager SSC-ZL, van 21 februari 2018 (productie B22) deelt [naam 2] mee dat er naar aanleiding van het bericht op het intranet veel onrust is ontstaan onder de medewerkers en dat de lijst van medewerkers die in de scope zouden zitten onvolledig was en fouten bevatte, en dat het GO Maastricht daarom besloten heeft niet deel te nemen aan de ledenraadpleging die gepland stond voor 1 maart 2018.
2.13.
Het bestuur van het SSC-ZL heeft bij e-mail van 28 februari 2018 laten weten dat het niet accepteert niet dat de ledenraadpleging van 1 maart 2018 eenzijdig is afgelast, en de werknemersdelegatie nog de gelegenheid geboden de ledenraadpleging uiterlijk op 8 maart 2018 te laten plaatsvinden (productie B29).
2.14.
Op 12 maart 2018 werd namens de werknemersdelegatie een e-mail verzonden aan [naam 6] , directeur SSC-ZL (productie B37). Hierin zijn nogmaals de pijnpunten aan de zijde van de werknemersdelegatie ten aanzien van de gang van zaken na het GO-overleg van 2 februari 2018 weergegeven. Voorts wordt medegedeeld dat het akkoord van 7 februari 2018 tijdens een spoedberaad van het GO Maastricht van 23 februari 2018 is ingetrokken. Op 26 februari 2018, na dit spoedberaad, is echter door de waarnemend voorzitter van het GO Maastricht gemeld dat er een onderhandelingsresultaat is bereikt. Het lokaal overleg van het GO Maastricht is daarmee per 27 februari 2018 afgerond en uiterlijk op 27 maart 2018 zal een ledenraadpleging plaatsvinden, aldus deze mail.
2.15.
Op 22 maart 2018 werd door de gemeentesecretaris [naam 3] aan de werknemersdelegatie van het GO Maastricht bekend gemaakt dat het College van de gemeente Maastricht op 20 maart 2018 heeft besloten tot vaststelling van het Sociaal Plan Maastricht SSC-ZL (productie 18 dagvaarding I; productie B42). Dit bericht werd tevens aan alle medewerkers in scope van het SSC-ZL gezonden (productie B44). De werknemers-delegatie ontving diezelfde dag bericht van het bestuur van het SSC-ZL dat het op 16 maart 2018 heeft besloten tot vaststelling van het Afsprakenkader en de Overgangsregeling overeenkomstig het op 21 juni 2017 in het BGO bereikte onderhandelingsresultaat (productie 20 bij dagvaarding II).
2.16.
De vakbonden hebben de gemeente Maastricht bij brief van 23 maart 2018 erop gewezen dat de eenzijdige vaststelling van het sociaal plan in strijd is met art. 12:2:1:1 AGM (zie 2.4) en gesommeerd dit besluit ongedaan te maken (productie 19 bij dagvaarding I en 21 bij dagvaarding II).
2.17.
Op 27 maart 2018 vond de ledenraadpleging plaats. De concepten van het Sociaal Plan Maastricht, het Afsprakenkader en de Overgangsregeling werden aan de leden voorgelegd. De leden hebben de overgangsafspraken bijna unaniem afgewezen. De uitslag van de ledenraadpleging werd bij brief van 27 maart 2018 aan de gemeente Maastricht meegedeeld (productie 21 bij dagvaarding I). Bij brieven van 3 juli 2018 hebben de vakbonden de gemeente Maastricht en het bestuur van SSC-ZL (nogmaals) gesommeerd alle handelingen tot uitvoering van het Sociaal Plan resp. het Afsprakenkader en de Overgangsregeling op te schorten en het GO te hervatten (productie 22 bij dagvaarding I,
productie 23 bij dagvaarding II), en een kort geding tot nakoming van het instemmingsrecht in het vooruitzicht gesteld.
2.18.
Bij e-mail van 1 oktober 2018 van [naam 5] deelt het SSC-ZL mee dat de plaatsingsprocedure van de medewerkers start op 8 oktober 2018.

3.Het geschil

3.1.
De vakbonden vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, de gemeente Maastricht:
gebiedt tot opschorting van het op 20 maart 2018 eenzijdig vastgestelde Sociaal Plan binnen veertien dagen na het vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag dat zij nalaat conform dit gebod te handelen;
gebiedt tot stopzetting van de uitvoering van het eenzijdig vastgestelde Sociaal Plan binnen veertien dagen na dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag dat zij nalaat conform dit gebod te handelen;
gebiedt om binnen veertien dagen na dit vonnis het Sociaal Plan opnieuw te agenderen voor de eerstvolgende GO-vergadering en het overleg hieromtrent te heropenen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag dat zij nalaat conform dit gebod te handelen;
veroordeelt tot betaling van de proceskosten;
en het SSC-ZL:
gebiedt tot opschorting van het op 16 maart 2018 eenzijdig vastgestelde Afsprakenkader en Overgangsregeling binnen veertien dagen na dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag dat zij nalaat conform dit gebod te handelen;
gebiedt tot stopzetting van de uitvoering van het eenzijdig vastgestelde Afsprakenkader en Overgangsregeling binnen veertien dagen na dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag dat zij nalaat conform dit gebod te handelen;
gebiedt de deelnemende gemeenten ex artikel 10a Wet gemeenschappelijke regelingen binnen veertien dagen na het vonnis in dit geding ertoe te bewegen de uitvoering van het Afsprakenkader en de Overgangsregeling te stoppen totdat in het BGO overeenstemming is bereikt over deze documenten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag dat zij nalaat hieraan te voldoen;
gebiedt om binnen veertien dagen na dit vonnis het Afsprakenkader en de Overgangsregeling opnieuw te agenderen voor de eerstvolgende BGO-vergadering en het overleg hieromtrent te heropenen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag dat zij nalaat conform dit gebod te handelen;
veroordeelt tot betaling van de proceskosten.
3.2.
De gemeente en het SSC-ZL voeren verweer waarop hierna, voor zover van belang, nader zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

Het spoedeisend belang
4.1.
Gedaagden hebben het spoedeisend belang van de vakbonden bij de gevorderde voorzieningen betwist: dit zou zijn vervallen omdat het gaat om regelingen die acht maanden geleden zijn vastgesteld en waarover geen bodemprocedure aanhangig is gemaakt. Het voor het geven van de gevorderde voorzieningen inderdaad vereiste spoedeisend belang daarbij, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter aanwezig. Dit belang is gelegen in het voorkomen van (verdere) uitvoering van het door gedaagden - volgens de vakbonden zonder de vereiste instemming van de centrales van overheidspersoneel en daarmee onrechtmatig - vastgestelde Sociaal Plan, Afsprakenkader en Overgangsregeling (hierna samen ook te noemen: de Regelingen). (Verdere) uitvoering van de Regelingen kan leiden tot arbeidsrechtelijke consequenties voor medewerkers, wier belangen de vakbonden behartigen. Deze consequenties zouden, wanneer in een bodemprocedure wordt beslist dat de Regelingen inderdaad niet rechtsgeldig tot stand zijn gekomen, moeten maar wellicht niet kunnen worden teruggedraaid. Het spoedeisend belang ligt dus in het voorkomen van die situatie. Dat de vakbonden in de acht maanden die sinds de eenzijdige vaststelling van de Regelingen zijn verstreken geen bodemprocedure aanhangig hebben gemaakt, doet aan hun op dit moment bestaande spoedeisend belang niet af.
De vorderingen tot opschorting en stopzetting van de uitvoering van de Besluiten
4.2.
De vakbonden hebben een gebod tot zowel opschorting als stopzetting van de uitvoering van de Regelingen gevorderd (zie 3.1 onder a. en b.). Zij hebben in het midden gelaten wat het verschil tussen beide is. Naar het inzicht van de voorzieningenrechter hebben beide vorderingen exact hetzelfde doel en hebben de voorzieningen - bij toewijzing - exact hetzelfde effect, namelijk dat het gedaagden onmogelijk wordt gemaakt de Regelingen (met personele consequenties) uit te voeren. Voorkomen moet worden dat in de (eventuele) executiefase gedaagden dubbele dwangsommen verbeuren voor overtreding van wat in wezen hetzelfde gebod is. Voor zover de voorzieningenrechter tot toewijzing komt, zal deze daarom slechts één van beide vorderingen betreffen.
4.3.
De kern van het geschil valt uiteen in drie vragen, in de hierna te geven volgorde te beantwoorden. In de eerste plaats is de vraag of er in het (B)GO een onderhandelings-resultaat is bereikt. Deze vraag wordt beantwoord hierna onder 4.4. In de tweede plaats, bij een positief antwoord op de eerste vraag, is de vraag of dit onderhandelingsresultaat moet worden beschouwd als overeenstemming met de centrales van overheidspersoneel, als bedoeld in artikel 12:2:1:1 van de AGM (zie 2.4). Deze vraag wordt beantwoord hierna onder 4.5. In de derde plaats is de vraag, bij een negatief antwoord op de tweede vraag, of het gedaagden niettemin vrij stond de Regelingen vast te stellen, bijvoorbeeld omdat de vakbonden misbruik van bevoegdheid maakten door de ledenraadpleging uit te stellen en instemming (door hun leden te doen) te onthouden. Deze vraag wordt beantwoord hierna onder 4.6.
4.4.
Een
onderhandelingsresultaatmet betrekking tot het Sociaal Plan is bereikt wanneer binnen het GO tussen de werkgeversdelegatie en de werknemersdelegatie een akkoord is bereikt over de tekst van het document, dat zich leent voor voorlegging aan de achterban. Hetzelfde geldt voor het BGO met betrekking tot het Afsprakenkader en de Overgangsregeling.
4.4.1.
In de vergadering van het BGO van 21 juni 2017 is besloten dat een
onderhandelingsresultaatis bereikt over de inhoud van het Afsprakenkader en de Overgangsregeling, dat zal worden voorgelegd aan de achterban (zie 2.6). Dat laatste “als de rugzakjes lokaal geregeld zijn”, dat wil zeggen: nadat binnen het GO van de drie gemeenten afzonderlijk overeenstemming is bereikt over de sociaal plannen. Ook als die afzonderlijke overeenstemming (met name met de gemeente Maastricht) niet is bereikt, waarover hierna onder 4.4.2, heeft te gelden dat met betrekking tot het Afsprakenkader en Overgangsregeling sprake was van een onderhandelingsresultaat. Partijen bij de onderhandelingen, de werknemersdelegatie en de werkgeversdelegatie, waren het immers over inhoud van deze regelingen eens.
4.4.2.
[naam 2] schrijft namens het GO Maastricht in zijn e-mail van 7 februari 2018 (zie 2.10) dat het verslag van de GO vergadering van vrijdag 2 februari 2018 is goedgekeurd (op enkele kleine tekstuele aanpassingen na). In dat verslag staat dat partijen hebben afgesproken dat overeenstemming is bereikt (zie 2.9). [naam 2] schrijft verder dat het Sociaal Plan van de gemeente Maastricht – SSC-ZL 2017 inclusief de overgangsregeling akkoord is, en dat dit betekent dat er nu een
onderhandelingsresultaatis dat ter stemming aan de leden wordt voorgelegd. Aan de kwalificatie van deze overeenstemming in het GO als onderhandelingsresultaat doet niet af dat (volgens de vakbonden thans) nog de drie voorwaarden (zie 2.8) moesten worden vervuld en de twee punten (zie 2.9) moesten worden toegevoegd. De drie voorwaarden betreffen niet de inhoud van het Sociaal Plan maar zijn wensen - eisen zelfs - van de vakbonden met betrekking tot de erkenning door de gemeente van een integriteitsschending, het gedrag bij toekomstige onderhandelingen, en de verantwoordelijkheid voor de portefeuille personeel binnen de gemeente. De instemming (door de werknemersdelegatie) met een arbeidsvoorwaardelijke regeling zoals het Sociaal Plan kan echter in redelijkheid niet afhankelijk worden gesteld van de voldoening door de gemeente aan deze eisen, zo oordeelt de voorzieningenrechter voorshands.
Bij brief van 7 februari 2018 (zie 2.11) heeft de burgemeester van Maastricht uitgelegd dat de twee punten niet in het Sociaal Plan thuishoren, het eerste omdat het geen arbeidsvoorwaarde is en het tweede omdat het reeds elders is geregeld en ook voor (de toekomstige medewerkers van) SSC-ZL zal gelden. Hierop is door de werknemersdelegatie niet meer gereageerd. Integendeel: de ledenraadpleging van 1 maart 2018 stond op dat moment en bleef in de planning, en de vakbonden hebben het doorgaan van de ledenraadpleging niet afhankelijk gesteld van het opnemen van de twee punten in het sociaal plan (en evenmin van de vervulling van de drie voorwaarden). Kennelijk hebben de vakbonden met de uitleg van de burgemeester genoegen nog genomen, en geoordeeld dat de twee punten buiten het sociaal plan konden blijven. Aldus is ook over het sociaal plan een onderhandelingsresultaat bereikt, hetgeen overigens reeds volgt uit het feit dat de vakbonden dát aan hun leden hebben voorgelegd.
4.5.
Op grond van art. 11 van de Regeling BGO dient een onderhandelingsresultaat te worden voorgelegd aan de achterbannen, die aan werknemerszijde worden gevormd door de leden van de vakbonden (zie 2.3). Van een onderhandelings
akkoordis pas sprake als de achterban met het onderhandelingsresultaat instemt, en pas dan kan het bestuur van SSC-ZL het besluit nemen en publiceren (art. 11 leden 3 en 5 BGO-Regeling).
4.5.1.
Voor het Sociaal Plan geldt iets soortgelijks: krachtens art. 12:2:1:1 AGM kan de invoering of wijziging van aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van ambtenaren (en daaronder valt het Sociaal Plan onweersproken) niet plaatsvinden dan nadat daarover overeenstemming is bereikt met de vakbonden (zie 2.4).
Overeenstemmingkan hier niet anders worden begrepen dan: instemming van (niet slechts van de werknemersdelegatie maar ook) de achterban, na ledenraadpleging. Voor het bereiken van een onderhandelings-
akkoordbinnen het BGO ten aanzien van de Overgangsregeling, het Afsprakenkader en het Sociaal Plan tezamen is dus instemming vereist van de achterban. Pas daarna kan worden overgegaan tot uitvoering van de genomen besluiten. Partijen zijn het er naar het oordeel van de voorzieningenrechter – anders dan door de vakbonden in de inleidende dagvaarding gesteld – in de vergaderingen van 21 juni 2017 en 27 september 2017 over eens geworden dat de ledenraadpleging binnen vier weken nadat het overleg over het Sociaal Plan binnen het GO zou zijn afgerond, diende plaats te vinden. Nadat er vervolgens een bericht op het intranet was geplaatst dat er op 1 maart 2018 een bijeenkomst zou plaatsvinden met aansluitend een ledenraadpleging, welk bericht kennelijk voor veel onrust zorgde onder de medewerkers (productie B20), werd door de werknemersdelegatie besloten dat de ledenraadpleging op 1 maart 2018 geen doorgang zou vinden (productie B22). Nadat de werkgeversdelegatie aan de werknemersdelegatie nog een handreiking bood om uiterlijk op
8 maart 2018 alsnog de ledenraadpleging te laten plaatsvinden (productie B29), werd per
e-mailbericht van 12 maart 2018 (productie B37) van de werknemersdelegatie aan de directeur van SSC-ZL kenbaar gemaakt dat het lokaal overleg van het GO Maastricht per
27 februari 2018 was afgerond en een onderhandelingsresultaat was bereikt.
4.5.2
De berichtgeving vanuit de werknemersdelegatie over het al dan niet bereikt hebben van een onderhandelingsresultaat binnen het GO is, zo volgt uit het voorgaande, niet eenduidig geweest. Het gevolg daarvan is echter niet echter niet dat de vakbonden redelijkerwijs niet tot uitstel van de ledenraadpleging konden komen. De werknemers-delegatie maakte geen misbruik van het overeenstemmingsvereiste. Dat, na het bereiken van een onderhandelingsresultaat binnen het GO, de Regelingen nog aan de achterban voorgelegd dienden te worden, is krachtens de regelgeving en de tussen partijen gemaakte afspraken (zie 2.3, 2.4 en 2.6) immers een wezenlijk vereiste, waar het college van B&W niet aan voorbij had mogen gaan. Dit geldt te meer nu de werknemersdelegatie de gemeente en het bestuur van het SSC-ZL telkens in kennis heeft gesteld van de wijze waarop de werknemers geïnformeerd zouden worden en wanneer de ledenraadpleging doorgang zou vinden. In het e-mailbericht van 12 maart 2018 (productie B37) van de werknemersdelegatie aan de directeur SSC-ZL, werd duidelijk kenbaar gemaakt dat het lokaal overleg van het GO Maastricht per 27 februari 2018 was afgerond en er een onderhandelingsresultaat was bereikt. Op 27 maart 2018 zou de ledenraadpleging plaatsvinden. De gemeente en het SSC-ZL waren er derhalve van op de hoogte dat er alsnog een ledenraadpleging zou plaatsvinden.
Eenzijdige vaststelling/
misbruik van bevoegdheid?
4.6.
Met die wetenschap konden en mochten gedaagden in redelijkheid niet overgaan tot eenzijdige vaststelling van de besluiten. Anders dan bij de mondelinge behandeling door gedaagden gesteld, kwam deze ledenraadpleging niet daags na de eenzijdige vaststelling van de besluiten als een verrassing. Alleen al gelet op de duur van de voorafgaande onderhandelingen kon van de gemeente meer geduld gevergd worden. Juist is wel dat de Regeling BGO geen mogelijkheden kent de ledenraadpleging eenzijdig te verplaatsen of uit te stellen, maar evenmin geeft de Regeling BGO, als sanctie op het niet tijdig en volgens afspraak houden van de ledenraadpleging, de bevoegdheid om in dat geval de besluiten eenzijdig vast te stellen. De hoofdregel is: voor een onderhandelingsakkoord is instemming van de achterban vereist, en die ontbreekt. Instemming van de achterban is een constitutief vereiste voor de totstandkoming van de Regelingen.
4.6.1.
De conclusie is dan ook dat het College en het bestuur van SSC-ZL niet hadden mogen overgaan tot eenzijdige vaststelling van het Sociaal Plan, het Afsprakenkader en de Overgangsregeling. De ledenraadpleging had moeten worden afgewacht. Een reden te meer waarom dit van gedaagden kon worden gevergd is naar het oordeel van de voorzieningenrechter - partijen zijn hier bij de mondelinge behandeling en in hun processtukken niet op ingegaan - gelegen in de procedure die de BGO-regeling zelf beschrijft om te geraken uit een patstelling zoals die nu tussen partijen bestaat. Immers: het ontbreken van instemming van de achterban van de vakbonden is een situatie als bedoeld in artikel 9 lid 6 van de BGO-regeling, waarin (achteraf moet worden vastgesteld dat) in het BGO geen overeenstemming kan worden bereikt tussen de delegaties. Voor die gevallen kent Bijlage 1 een procedure voor advies en arbitrage.
4.6.2.
Uit het voorgaande volgt dat de voorzieningenrechter niet het oordeel van gedaagden deelt, dat de werknemersdelegatie misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om het onderhandelingsresultaat, teneinde eventueel te komen tot een onderhandelingsakkoord, voor te leggen aan de achterban. Die bevoegdheid komt de vakbonden ongeclausuleerd toe. Het enkele uitstel van de ledenraadpleging is, gelijk hiervoor overwogen, in de omstandigheden van dit geval - waaronder de reeds lange duur van de onderhandelingen - niet te beschouwen als een handelen dat de vakbonden jegens de werkgevers hadden behoren na te laten. Onrechtmatig is het uitstel dus niet. Wat zich vervolgens bij de communicatie van de vakbonden in de richting van hun leden in de aanloop naar de ledenraadpleging, en bij de ledenraadpleging zelf, heeft afgespeeld, onttrekt zich aan de waarneming door de voorzieningenrechter. Er zijn onvoldoende omstandigheden gesteld en gebleken om dat handelen als misbruik van bevoegdheid te kwalificeren. Misschien zijn de Regelingen, zoals de gemeentesecretaris het ter zitting uitrukte, “goudgerand”. Misschien ontbreken er voor de werknemers essentiële voorzieningen, al zijn de vakbonden er ook ter zitting niet in geslaagd om duidelijk te maken wát er dan precies ontbreekt en hoe belangrijk dit is voor de rechtsposities van de werknemers die overgaan van naar het SSC-ZL. Als het standpunt van gedaagden op dit punt juist is, zal dat wellicht in een arbitrageprocedure of bij hervatting van het GO blijken, en leiden tot het alsnog vaststellen van de Regelingen. Thans kan echter niet worden geoordeeld dat de vakbonden hebben aangestuurd op een verwerping van de Regelingen door hun leden, en daardoor het instemmingsvereiste met geen ander doel hebben gebruikt dan de werkgevers te schaden, of met een ander doel dan waarvoor dit vereiste geldt, namelijk zeker te stellen dat het door de werknemersdelegatie bereikte onderhandelingsresultaat werkelijk de instemming had van degenen die met de gevolgen ervan zullen worden geconfronteerd.
4.7.
De vordering van de vakbonden onder b. wordt toegewezen. De voorzieningenrechter zal de gevorderde dwangsom op aan de redelijkheid en billijkheid ontleende gronden matigen tot € 5.000 voor elke dag van overtreding van het gebod en maximeren op € 250.000. De vordering onder a. wordt afgewezen omdat deze samenvalt met die onder b. (zie 4.2). De vorderingen onder c. jegens de gemeente Maastricht en onder d. jegens het SSC-ZL worden afgewezen. Ter zake deze vorderingen is een spoedeisend belang van de vakbonden gesteld noch gebleken. Bovendien is het niet aan de voorzieningenrechter om gedaagden te dwingen onderhandelingen voort te zetten waarvan zij zelf vinden dat deze zijn afgerond en ook voor de werknemers (met gunstig resultaat) behoren te zijn afgerond. Gedaagden kunnen ook een andere weg kiezen om alsnog tot vaststelling van de Regelingen te komen. De vordering onder c. jegens het SSC-ZL zal worden afgewezen. De ‘deelnemende gemeenten’ Sittard-Geleen en Heerlen zijn niet als partij in deze procedure betrokken zodat een gebod van de voorzieningenrechter hen niet rechtstreeks kan treffen, en de vakbonden hebben niet duidelijk gemaakt welke middelen SSC-ZL ten dienste zouden staan om deze gemeenten tot stopzetting van de uitvoering van het Afsprakenkader en de Overgangsregeling te bewegen.
4.8.
De gemeente Maastricht en het SSC-ZL zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de FNV en het CNV gevallen, tot op heden begroot op:
  • griffierecht € 626,00
  • salaris advocaat
Totaal € 2.096,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt de gemeente Maastricht tot stopzetting van de uitvoering van het eenzijdig vastgestelde Sociaal Plan binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000 voor iedere dag dat zij nalaat aan dit gebod te voldoen met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 250.000;
5.2.
gebiedt het SSC-ZL tot stopzetting van de uitvoering van het op 16 maart 2018 eenzijdig vastgestelde Afsprakenkader en Overgangsregeling binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000 voor iedere dag dat zij nalaat aan dit gebod te voldoen met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 250.000;
5.3.
veroordeelt de gemeente Maastricht en het SSC-ZL tot betaling van de proceskosten van de FNV en het CNV, tot op heden begroot op € 2.096,00
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en is in het openbaar uitgesproken.
RJ