ECLI:NL:RBLIM:2018:11193

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 november 2018
Publicatiedatum
28 november 2018
Zaaknummer
C/03/255833 / KG ZA 18-557
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.J.H.A. Venner-Lijten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing teruggave zaken en toewijzing geldvordering in kort geding

In deze zaak, die op 28 november 2018 door de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan in een kort geding tussen KERFF BEWINDVOERINGEN B.V. en ODA CHRISTINA. De eis in conventie van de bewindvoerster, die de teruggave van een aantal zaken vorderde, werd afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was bij de vordering van de bewindvoerster, aangezien de betrokkenen, [naam onderbewindgestelde sub 1] en [naam onderbewindgestelde sub 2], hun verplichtingen niet waren nagekomen en de zaken al eerder waren achtergelaten. De bewindvoerster had onvoldoende onderbouwd waarom de zaken dringend nodig waren, waardoor de vordering werd afgewezen.

In reconventie werd de geldvordering van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. toegewezen. De bewindvoerster erkende ter zitting de vordering en het restitutierisico werd niet voldoende betwist. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bewindvoerster in haar hoedanigheid van bewindvoerster over de goederen van [naam onderbewindgestelde sub 1] en [naam onderbewindgestelde sub 2] de achterstallige huurtermijnen en bijkomende kosten van € 4.350,00 moest voldoen. De bewindvoerster werd ook veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden in conventie, die tot dat moment op nihil waren begroot.

De uitspraak benadrukt het belang van spoedeisend belang in kort geding procedures en de noodzaak voor partijen om hun vorderingen goed te onderbouwen. De rechter heeft de bewindvoerster in de kosten veroordeeld, wat gebruikelijk is wanneer een partij in het ongelijk wordt gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/255833 / KG ZA 18-557
Vonnis in kort geding van 28 november 2018
in de zaak van
KERFF BEWINDVOERINGEN B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerster over de goederen die (zullen) toebehoren aan:
1.
[naam onderbewindgestelde sub 1],
2.
[naam onderbewindgestelde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
kantoorhoudend te Kerkrade,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R.G.P. Voragen,
tegen

1.[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ,

2.
ODA CHRISTINA [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. M.J.M.H. Nass.
Partijen zullen hierna de bewindvoerster en (gezamenlijk) [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. en ieder afzonderlijk [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord alsmede vordering in reconventie
  • de akte overlegging productie alsook conclusie van antwoord op de reconventionele
vordering
  • de akte incidentele vordering voeging alsook vermeerdering van eis van de bewindvoerster
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 6 november 2018
  • het e-mailbericht van 21 november 2018 zijdens de bewindvoerster waarin wordt verzocht om vonnis te wijzen, nu partijen er niet in zijn geslaagd een minnelijke regeling te treffen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
In eerste instantie traden [naam onderbewindgestelde sub 1] (hierna: [naam onderbewindgestelde sub 1] ) en [naam onderbewindgestelde sub 2] (hierna: [naam onderbewindgestelde sub 2] ) op als eisers in conventie en verweerders in reconventie. Vervolgens is (ook) de bewindvoerster als eiseres in conventie en verweerster in reconventie in de procedure verschenen. Ter zitting heeft mr. Voragen de eis in conventie van [naam onderbewindgestelde sub 1] en [naam onderbewindgestelde sub 2] ingetrokken en de eis in conventie van de bewindvoerster gehandhaafd onder verklaring dat de bewindvoerster de enige procespartij in dezen is. Gelet hierop gaat de voorzieningenrechter voorbij aan de door mr. Voragen ingediende incidentele vordering tot voeging van de bewindvoerster, nu deze incidentele vordering overbodig en nodeloos is ingesteld. In reconventie ligt enkel ter beoordeling voor de vordering voor zover deze tegen de bewindvoerster is ingesteld.

2.De feiten

in conventie en in reconventie

2.1.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. is eigenaar van een vakantiewoning. [naam onderbewindgestelde sub 1] en [naam onderbewindgestelde sub 2] zijn op
1 september 2016 een huurovereenkomst overeengekomen, waarbij [naam onderbewindgestelde sub 1] en [naam onderbewindgestelde sub 2] als huurders en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] als verhuurder de vakantiewoning van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. tijdelijk huren tegen een huurprijs van € 500,00 per maand excl. gas, water en stroom. De huurprijs dient op de eerste van de nieuwe maand betaald te worden en de opzegtermijn voor huurder en verhuurder is 14 dagen.
2.2.
[naam onderbewindgestelde sub 1] en [naam onderbewindgestelde sub 2] hebben niet aan hun betalingsverplichtingen voldaan, waardoor er een huurachterstand is ontstaan die (tot op heden) is opgelopen tot € 4.350,00.
2.3.
Bij “opzegging huur en regeling betalingsachterstand” van 16 juli 2017 zijn [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. als verhuurder en [naam onderbewindgestelde sub 1] en [naam onderbewindgestelde sub 2] als huurder het volgende overeengekomen:
“Bij deze gaan dhr en mevr. [naam onderbewindgestelden] akkoord met de opzegging van het tijdelijke huurcontract met ingang van maandag 17 juli 2017.
Op deze dag moet de vakantiewoning weer in de oorspronkelijk staat en schoon worden opgeleverd en dienen alle sleutels te worden ingeleverd.
Ook zal uiterlijk dinsdag 18 juli 2017 de betalingsachterstand van € 4000,- betaald zijn.
(...) Mocht de fam. [naam onderbewindgestelden] op maandag 17 juli niet de woning verlaten hebben en/of niet voldoen aan hun betalingsplichten zullen mevr. en meneer [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] (de verhuurder) gerechtelijke stappen ondernemen en zullen de kosten hiervan voor rekening komen van de fam. [naam onderbewindgestelden] . (...)”
2.4.
[naam onderbewindgestelde sub 1] en [naam onderbewindgestelde sub 2] hebben de vakantiewoning niet op 17 juli 2017 verlaten.
2.5.
Op 18 juli 2017 hebben [naam onderbewindgestelde sub 1] en [naam onderbewindgestelde sub 2] de vakantiewoning verlaten, onder achterlaten van een aantal zaken.
2.6.
Op 28 juli 2017 zijn [naam onderbewindgestelde sub 2] als schuldenaar en [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] als schuldeiser het volgende overeengekomen:
“(...)
  • dat schuldeiser van schuldenaar een direct opeisbare vordering tegoed heeft a € 4500,-
  • dat het totale bedrag van de vordering van schuldeiser niet wordt betwist;
  • (…)
  • partijen een betalingsregeling zijn overeengekomen waarbij het totaal bedrag in termijnen door schuldenaar aan schuldeiser wordt voldaan
  • partijen de gemaakte afspraken schriftelijk willen vastleggen
(...)
Artikel 1 Aanvaarding schuld
Schuldeiser en schuldenaar hebben overeenstemming bereikt over een betalingsregeling, deze wordt uitdrukkelijk door schuldenaar aanvaardt.
Artikel 2 Termijnbetaling
Schuldenaar zal het openstaande bedrag betalen in 12 termijnen. De termijnen zijn als volgt opgebouwd:
(...)
Artikel 4 Incassomaatregelen
Indien de betalingen niet conform artikel 2 worden voldaan vervalt de betalingsregeling en is het gehele bedrag direct opeisbaar. Schuldeiser zal in dat geval, zonder nadere aankondiging of in gebreke stelling, incassomaatregelen en/of rechtsmaatregelen treffen. De extra kosten komen in dat geval geheel voor rekening van schuldenaar. (...)”
2.7.
Op 29 juli 2017 heeft [naam onderbewindgestelde sub 2] een aantal zaken, die [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. inmiddels in een zak had gedaan, opgehaald. [naam onderbewindgestelde sub 2] heeft toen niet meegenomen (onder meer) twee fietsen, waarvan een elektrisch, en een scooter: deze zijn achtergebleven bij de vakantiewoning.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De bewindvoerster vordert - na wijziging van eis - [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. te:
Primair:
1. gebieden om met onmiddellijke ingang na het in deze zaak te wijzen vonnis de zaken die eigendom zijn / toebehoren aan [naam onderbewindgestelde sub 1] en [naam onderbewindgestelde sub 2] , waaronder in ieder geval maar niet uitsluitend twee fietsen (een elektrische fiets van het Merk Koga en een damesfiets van het merk Gazelle) alsook een scooter (type Piaggio Fly met achterop een blauwe koffer) alsmede alle zaken die zijn opgenomen op de lijst aangehecht als productie 2 (de voorzieningenrechter leest en begrijpt: productie 1) aan hen te doen toekomen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per zaak per dag dan wel gedeelte daarvan dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. niet aan deze veroordeling zullen voldoen;
Secundair (de voorzieningenrechter leest en begrijpt: subsidiair):
2. gebieden om zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de navolgende zaken aan [naam onderbewindgestelde sub 1] en [naam onderbewindgestelde sub 2] terug te geven, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. hiermee in gebreke blijven om hiervan te voldoen, met een maximum van
€ 100.000,00:
  • de scooter
  • de electrofiets
  • fiets Gazelle
  • 2 benzine-kruikjes
  • accu-lader
  • opener Gulpener
  • spel Skibbo
  • spel Party en Co
  • zak uien
  • houten steakmessen 4 stuks
  • houten plankje met drie witte bakjes
  • frietketel
  • 2 waterverdampers van de verwarming
3. veroordelen tot een bedrag aan buitengerechtelijke kosten,
4. veroordelen tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. vordert dat het de voorzieningenrechter moge behagen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat:
  • de bewindvoerster in haar hoedanigheid van bewindvoerster van [naam onderbewindgestelde sub 1] en [naam onderbewindgestelde sub 2] , te veroordelen om de achterstallige huurtermijnen plus bijkomende kosten, groot € 4.350,--, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, dan wel binnen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente vanaf datum verzuim;
  • de bewindvoerster in haar hoedanigheid van bewindvoerster van [naam onderbewindgestelde sub 1] en [naam onderbewindgestelde sub 2] , te veroordelen in de buitengerechtelijke (incasso)kosten, de kosten van dit geding met inbegrip van de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor voldoening.
3.5.
De bewindvoerster voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. heeft terecht aangevoerd dat de bewindvoerster geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. De - blote - stelling van de bewindvoerster dat de zaken nodig zijn voor gebruik althans dat in ieder geval de fiets van de dochter nodig is om naar school te gaan, terwijl [naam onderbewindgestelde sub 1] en [naam onderbewindgestelde sub 2] eigenlijk geen geld hebben om op andere manieren vervoer naar school te bekostigen zoals thans gebeurt omdat er geen andere keuze is, maar “het natuurlijk de eindjes aan elkaar knopen is en dat kan niet de bedoeling zijn”, is hiertoe in zijn algemeenheid onvoldoende. Mede bezien in het licht van de feiten dat (i) [naam onderbewindgestelde sub 1] en [naam onderbewindgestelde sub 2] bij het verlaten van de vakantiewoning
zelfzaken hebben achtergelaten, (ii) zij daarna nog in de gelegenheid zijn gesteld deze zaken op te halen en mee te nemen, waarvan zij echter geen gebruik hebben gemaakt, valt zonder nadere motivering, die de bewindvoerster niet heeft gegeven, niet in te zien dat er circa 15 maanden later een spoedeisendheid is, daarin bestaande dat zij de door hen achtergelaten zaken nodig hebben en moeten kunnen gebruiken. Desgevraagd naar het spoedeisend belang betreffende de fiets van de dochter is ter zitting enkel verklaard dat [naam onderbewindgestelde sub 1] en [naam onderbewindgestelde sub 2] sinds 17 juli 2017 “hebben geroeid met de riemen die ze hadden”. Ook hieruit leidt de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang af op grond waarvan [naam onderbewindgestelde sub 1] en [naam onderbewindgestelde sub 2] onmiddellijk de beschikking over deze zaken althans de fiets van de dochter dienen te hebben.
4.2.
Het gevorderde zal wegens het ontbreken van spoedeisend belang worden afgewezen.
4.3.
De bewindvoerster zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten, aan de zijde van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. tot op heden begroot op € 79,00 (griffierecht),
€ 633,00 (salaris advocaat) en € 157,00 (nakosten salaris advocaat).
in reconventie
4.4.
Voor toewijzing van een geldvordering in kort geding is slechts dan aanleiding als het bestaan en de omvang van de vordering waarschijnlijk of voldoende aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is én het risico van onmogelijkheid van terugbetaling bij afweging van de belangen van partijen aan toewijzing niet in de weg staat. Deze vereisten zijn communicerende vaten. Naarmate bijvoorbeeld de vordering meer vast staat en naarmate het risico van onmogelijkheid van terugbetaling minder aanwezig is, is het spoedeisend belang (meer) gegeven.
4.5.
Ter zitting heeft de bewindvoerster de vordering van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. erkend. Ter zitting heeft [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. voorts verklaard dat er geen restitutierisico is. De blote betwisting hiervan door de bewindvoerster wordt niet gevolgd, nu het op haar weg lag het door haar betwiste restitutierisico te onderbouwen, hetgeen zij echter niet heeft gedaan. Voorts staat vast dat [naam onderbewindgestelde sub 1] en [naam onderbewindgestelde sub 2] meermaals gemaakte afspraken niet zijn nagekomen en dat de goederen van [naam onderbewindgestelde sub 1] en [naam onderbewindgestelde sub 2] thans onder bewind staan, waaruit kan worden afgeleid dat hun financiële mogelijkheden beperkt zijn. Ter zitting heeft de bewindvoerster niet althans onvoldoende weersproken dat van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. niet (langer) kan worden verwacht dat hij nog langer op de voldoening van zijn vordering wacht. Gelet op het vooroverwogene is de voorzieningenrechter van oordeel dat hetgeen door [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. omtrent de spoedeisendheid van de vordering en het restitutierisico is gesteld, in dat licht onvoldoende door de bewindvoerster is weersproken om in de weg te staan aan toewijzing van het gevorderde.
4.6.
De bewindvoerster zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten (inclusief de nakosten) van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s., tot op heden begroot op nihil.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerster in de kosten van het geding tot op heden aan de zijde van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. begroot op € 712,00, alsmede in de nakosten (begroot op € 157,00 aan salaris advocaat), te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en - voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor voldoening,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
veroordeelt de bewindvoerster in haar hoedanigheid van bewindvoerster over de goederen van [naam onderbewindgestelde sub 1] en [naam onderbewindgestelde sub 2] om de achterstallige huurtermijnen plus bijkomende kosten, groot € 4.350,00, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente vanaf datum verzuim,
5.5.
veroordeelt de bewindvoerster in haar hoedanigheid van bewindvoerster over de goederen van [naam onderbewindgestelde sub 1] en [naam onderbewindgestelde sub 2] in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. begroot op nihil,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2018. [1]

Voetnoten

1.type: JC