ECLI:NL:RBLIM:2018:11294
Rechtbank Limburg
- Wraking
- M.A.H. Span-Henkens
- R.H.J. Otto
- W.E. Elzinga
- R.P.J. Quaedackers
- M.J.W.D. Janssen
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter in civiele procedure met betrekking tot de minister van Infrastructuur en Waterstaat
In deze zaak heeft verzoekster, betrokken in een civiele procedure tegen de minister van Infrastructuur en Waterstaat, een wrakingsverzoek ingediend tegen rechter M.A.H. Span-Henkens. Dit verzoek werd ingediend tijdens de behandeling van het verzet op 4 oktober 2018, waarbij verzoekster zich beklaagd over de vermeende vooringenomenheid van de rechter. Verzoekster stelde dat de rechter een politiek gekleurd standpunt innam door de gemachtigden van de minister het woord te geven, terwijl de minister geen partij was in het verzet. Daarnaast werd er geklaagd over het niet beantwoorden van vragen door de rechter, wat verzoekster de indruk gaf dat de rechter al een oordeel had gevormd.
De rechter heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven dat de zitting bedoeld was voor het toelichten van het verzet en niet voor het beantwoorden van vragen. De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar konden brengen. De wrakingskamer concludeerde dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. De beslissing van de rechter om de gemachtigden van de minister het woord te geven was gebaseerd op de Algemene wet bestuursrecht en niet op vooringenomenheid.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij werd benadrukt dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer oordeelde dat er geen sprake was van een flagrante schending van de goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen, en dat de argumenten van verzoekster niet voldoende waren om de vrees voor partijdigheid te onderbouwen.