ECLI:NL:RBLIM:2018:11860

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
03/700282-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling met een machete, vernieling van eigendommen en psychiatrische behandeling

Op 18 december 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 24 juli 2018 in Landgraaf een poging tot doodslag heeft gepleegd op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De verdachte heeft met een machete [slachtoffer 1] in het gezicht en de hals geslagen en hem in de borst gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. Tevens heeft hij [slachtoffer 2] meerdere keren met de machete geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet toerekeningsvatbaar is vanwege een bipolaire stoornis en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft de verdachte voor een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst en een gebiedsverbod opgelegd voor de buurt waar de slachtoffers wonen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 4], [slachtoffer] en [slachtoffer 5] gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoedingen zijn vastgesteld voor zowel materiële als immateriële schade. De verdachte is veroordeeld tot betaling van deze schadevergoedingen, met wettelijke rente, en de in beslag genomen machete is verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700282-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 december 2018
in de strafzaak tegen
[naam verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [adresgegevens] ,
gedetineerd in Vught PPC te Vught.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. L. Schyns, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 4 december 2018. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:
primair
heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven door hem met een machete in het gezicht en hals te slaan en/of te steken en hem in zijn borstkas te steken;
subsidiair
aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
meer subsidiair
heeft geprobeerd aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 2:
primair
heeft geprobeerd aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar met een machete op het hoofd en tegen het lichaam te slaan;
subsidiair
[slachtoffer 2] heeft mishandeld;
Feit 3:
een voorruit van een auto en een rolluik, beide van [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] , heeft vernield of beschadigd;
Feit 4:
ruiten van een woning van [slachtoffer] heeft vernield.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 24 juli 2018 heeft geprobeerd [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) op 24 juli 2018 van het leven te beroven door hem te slaan en/of te steken met een machete in het gezicht, de hals en de borstkas, zoals primair onder 1 ten laste gelegd. Daartoe heeft zij verwezen naar de aangifte van [slachtoffer 1] , de geneeskundige verklaring en de verklaringen van getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] .
Voorts acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op
24 juli 2018 [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar met een machete op het hoofd en tegen het lichaam te slaan. Voor het bewijs heeft zij verwezen naar de aangifte van [slachtoffer 2] , de geneeskundige verklaring en de verklaringen van getuigen [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] .
De officier van justitie acht verder wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op
24 juli 2018 de voorruit van de auto van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft vernield en een rolluik van de woning aan de [adres 4] te Landgraaf, ook toebehorend aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , heeft beschadigd, zoals ten laste is gelegd onder 3. Daartoe heeft zij gewezen op de verklaringen van [slachtoffer 2] en van [getuige 1] en het verrichte sporenonderzoek.
Ten slotte acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte twee ruiten van de woning aan de [adres 3] te Landgraaf, toebehorend aan [slachtoffer] heeft vernield, zoals ten laste is gelegd onder 4.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1, 3 en 4 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat het handelen van de verdachte, gelet op het bij [slachtoffer 2] geconstateerde letsel en het door de verdachte gebruikte wapen, niet kan worden gekwalificeerd als poging tot zware mishandeling. Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
Getuige [getuige 4] zag, blijkens het proces-verbaal van verhoor, op 24 juli 2018 op de [adres 3] [naam verdachte] . Hij zag dat deze de heer en mevrouw [slachtoffer 1] sloeg. Hij werd daarop in bedwang gehouden tot dat de politie arriveerde. [2]
Op 24 juli 2018 om 19.05 uur werd [naam verdachte] aangehouden op de [adres 3] te Landgraaf. [3]
Uit het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende:
Op 24 juli 2018 bevond ik mij thuis in mijn woning gelegen aan de [adres 4] . Op enig moment was er veel geschreeuw op straat. Een paar minuten later hoorde ik van mijn vrouw dat [naam verdachte] ,
(de rechtbank begrijpt de verdachte)de ruiten van mijn auto aan het vernielen was. Mijn vrouw is vervolgens naar buiten gegaan. Toen ik iets later ook naar buiten ging zag ik dat [naam verdachte] , de voormalige bewoner van een boerderij bij ons in de straat, mijn vrouw sloeg met een soort lat. Ik heb [naam verdachte] geprobeerd vast te pakken om de stok af te nemen. Het was een smalle stok van ongeveer 70 cm lang en de dikte van een plint. [naam verdachte] heeft mij omver geduwd. Ik ben toen op de grond gevallen. [naam verdachte] is toen bovenop mij geklommen en ik voelde toen een hevige steek. Ik voelde toen plots een hevige stekende pijn in de linkerzijde van mijn borst. Hij heeft mij ook aan mijn linkerarm en links in mijn nek geraakt met het mes. [4]
Getuige [getuige 3] , heeft blijkens het proces-verbaal van verhoor, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Ik ben woonachtig op het adres [adres 5] . Op 24 juli 2018 zag ik dat [naam verdachte] , meneer [slachtoffer 1] met het kapmes in het gezicht sloeg en dat meneer [slachtoffer 1] als gevolg hiervan op de grond viel. Ik zag vervolgens dat [naam verdachte] met het kapmes instak op de borst van meneer [slachtoffer 1] . Ik zag dat meneer [slachtoffer 1] in zijn borst was geraakt door het kapmes. Ik zag het kapmes tussen de ribben naar binnen gaan. [5]
Getuige [getuige 2] zag dat de verdachte de machete met twee handen naar beneden en met kracht bracht in de borst van de man stak en dat er kracht werd gebruikt. [6]
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat bij [slachtoffer 1] op 26 juli 2018 een kleine wond voor het oor, doorlopend tot in de hals en een steekverwonding in borstkas links met een klaplong (waarvoor een thoraxdrain is ingebracht) is geconstateerd. [7]
Gelet op de aangifte, de verklaring van getuige [getuige 3] en de geneeskundige verklaring acht de rechtbank bewezen dat de verdachte - kortgezegd - [slachtoffer 1] met een machete in de hals heeft gesneden en in de borst heeft gestoken. De vraag is vervolgens of de verdachte dit heeft gedaan met het opzet om [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
Op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat de verdachte had besloten [slachtoffer 1] om het leven te brengen. Er is dus geen bewijs voor ‘boos’ opzet. De volgende vraag is of hij ‘voorwaardelijk’ opzet had, namelijk of hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] door zijn handelswijze zou komen te overlijden. In dit verband dient eerst de vraag te worden beantwoord of het snijden met een machete in de hals en het daarmee steken in de borstkas, een aanmerkelijke kans op diens overlijden met zich meebrengt. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Als algemeen bekend mag worden verondersteld, dat zich in de hals een slagader en de luchtpijp bevinden en dat zich ook in de romp vitale organen bevinden. Alleen al door met een machete in de romp van [slachtoffer 1] te steken, heeft de verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat één of meer van deze vitale organen zou(den) worden geraakt en dat [slachtoffer 1] hierdoor zou (kunnen) overlijden. Deze aanmerkelijke kans heeft hij bewust aanvaard, omdat hij de machete gericht in het bovenlichaam van [slachtoffer 1] heeft gestoken. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heeft gepoogd [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
Feit 2
Uit het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] met bijgevoegde foto’s van het letsel blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende:
Op 24 juli 2018 bevond ik mij in mijn woning aan de [adres 4] te Landgraaf. Ik hoorde [naam verdachte] schreeuwen. Ik liep naar het einde van de oprit en keek om de hoek van het huis en ik zag [naam verdachte] . Hij kwam op me af en begon mij meteen te slaan. Hij had een plank of iets dergelijks vast van circa één meter lang. Ik voelde en zag dat hij mij op mijn hoofd sloeg en vervolgens ook op mijn arm en knie. Ik zag dat hij meer slaande bewegingen maakte dan stekende. [8]
Getuige [getuige 2] , heeft blijkens het proces-verbaal van verhoor, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende verklaard:
Op 24 juli 2018 was ik thuis in mijn woning aan de [adres 1] . Ik zag een man staan ter hoogte van de metalen poort links van de woning van de vrouw die woont op nummer 74A. Ik zag dat de man een machete vast hield en met een zwaai tegen het hoofd van de vrouw sloeg. Ik zag dat de man uithaalde om de vrouw te raken. [9]
Bij [slachtoffer 2] is op 26 juli 2018 een wond aan de linkerzijde van het gelaat, een wond aan de rechterpols, beide gehecht, en een schaafwond aan de rechterknie geconstateerd. [10]
Op 26 juli 2018 werd een onderzoek ingesteld naar het op 24 juli 2018 ter hoogte van de [adres 3] 97 te Landgraaf in beslag genomen voorwerp. Dit voorwerp is een machete ook wel kapmes genoemd. Een slag/houw of steek kan zeer ernstig letsel veroorzaken, zelfs met de dood tot gevolg. Gelet op de aard van het voorwerp en de omstandigheden waaronder deze machete werd aangetroffen, is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2, eerste lid, Categorie IV sub 7, van de Wet wapens en munitie. [11]
De rechtbank acht op grond van de aangifte van [slachtoffer 2] , de verklaring van [getuige 2] , de geneeskundige verklaring, bewezen dat de verdachte [slachtoffer 2] meerdere malen op het hoofd en tegen het lichaam heeft geslagen.
De vraag is vervolgens of de verdachte het opzet heeft gehad om aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat de verdachte dat ‘boos’ opzet had. Wel had de verdachte ‘voorwaardelijk’ opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard van het voorwerp waarmee de verdachte [slachtoffer 2] op het hoofd en het lichaam heeft geslagen, te weten een machete met een lang en zeer stevig metalen lemmet, de aanmerkelijke kans bestond op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] . Deze aanmerkelijke kans heeft de verdachte willens en wetens aanvaard door haar meermalen met de machete te slaan, te meer omdat hij haar daarmee op het hoofd heeft geslagen en pas met het slaan is gestopt door ingrijpen van [slachtoffer 1] . De rechtbank acht dan ook de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk aan [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Uit het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende:
Op 24 juli 2018 bevond ik mij in mijn woning aan de [adres 4] te Landgraaf. Ik hoorde [naam verdachte] schreeuwen. Ik hoorde een hoop lawaai. Ik hoorde een geluid dat klonk alsof er met iets hard werd geslagen waardoor er iets kapot werd gemaakt. Ik hoorde dat geluid een keer of drie of vier. Ik hoorde ook een geluid dat er tegen het rolluik werd geslagen. [12]
Getuige [getuige 3] verklaart, zakelijk weergegeven, het volgende:
Ik woon op het adres [adres 5] . Op 24 juli 2018 liep ik vanuit mijn ouders die aan de [adres 3] 70 te Landgraaf wonen terug naar huis. Ik zag dat [naam verdachte] naar de oprit van de familie [slachtoffer 1] liep en met een kapmes op de voorruit van de aldaar geparkeerde auto sloeg. Vervolgens zag ik dat [naam verdachte] met het kapmes op het rolluik aan de voorzijde van de woning van de familie [slachtoffer 1] sloeg. [13]
Uit het op 24 juli 2018 verrichte sporenonderzoek is gebleken dat er op het erf van perceel [adres 4] te Landgraaf links naast de voordeur een Opel type Corsa, wit van kleur en voorzien van het kenteken [kentekennummer] stond. De voorruit van deze auto was beschadigd. Er waren drie concentraties van beschadigingen aan de buitenzijde, toegebracht met een voorwerp, zichtbaar. Verder waren er in het rolluik aan de straatzijde van de woning aan de [adres 4] te Landgraaf twee verticale streepvormige beschadigingen zichtbaar. [14]
Gelet op de aangifte van [slachtoffer 2] , de verklaring van getuige [getuige 3] en het verrichte sporenonderzoek is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat de verdachte op 24 juli 2018 de voorruit van een auto van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft vernield en een rolluik van de woning aan de [adres 4] van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft beschadigd.
Feit 4
Uit het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende:
Ik woon op het adres [adres 3] te Landgraaf. Op 24 juli 2018 kreeg mijn vriendin [vriendin van aangever] een bericht van de overbuurvrouw dat [naam verdachte] onze ramen had vernield. Ik ben toen naar huis gegaan en zag dat het raam naast onze voordeur ingeslagen was en dat het keukenraam kapot was geslagen. [15]
Getuige [getuige 5] verklaart, zakelijk weergegeven, het volgende:
Ik woon op het adres [adres 2] . Op 24 juli 2018 zag ik [naam verdachte] de oprit van het huis van [slachtoffer] en Eveline [slachtoffer 5] op liep. Hij sloeg de ruit naast de voordeur en het keukenraam in. [16]
Uit het op 24 juli 2018 verrichte sporenonderzoek blijkt dat het glas van het raam naast de voordeur van de woning aan de [adres 3] te Landgraaf stuk was en dat er een gat in het glas zat. Ook was het glas van het keukenraam in de zijgevel gebroken. [17]
Gelet op de aangifte van [slachtoffer] , de verklaring van getuige [getuige 5] en het verrichte sporenonderzoek, is bewezen dat de verdachte op 24 juli 2018 twee ruiten van de woning aan de [adres 3] te Landgraaf van [slachtoffer] heeft vernield.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
onder 1
op 24 juli 2018 in de gemeente Landgraaf ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet:
- die [slachtoffer 1] meermalen met een machete in het gezicht en in de hals heeft geslagen en/of gesneden, waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag met een machete in de borstkas van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
onder 2
op 24 juli 2018 in de gemeente Landgraaf ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- die [slachtoffer 2] meermalen met een machete op het hoofd en tegen het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
onder 3
op 24 juli 2018 in de gemeente Landgraaf opzettelijk en wederrechtelijk de voorruit van een auto (type Opel Corsa, kleur wit) en een rolluik behorend bij een woning gelegen aan de [adres 4] , toebehorend aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , heeft vernield of beschadigd;
onder 4
op 24 juli 2018 in de gemeente Landgraaf opzettelijk en wederrechtelijk ruiten behorend bij een woning gelegen aan de [adres 3] , toebehorend aan [slachtoffer] , heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
onder 1
poging tot doodslag
onder 2
poging tot zware mishandeling
onder 3
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en beschadigen, meermalen gepleegd;
onder 4
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Psycholoog drs. [naam psycholoog] heeft over de geestvermogens van de verdachte op 8 oktober 2018 een rapport uitgebracht. Hierin is vermeld dat er bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten een bipolaire-1- stoornis, manische episode met psychotische kenmerken gedeeltelijk in remissie. Dat was ook het geval ten tijde van het tenlastegelegde. Deze stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Uit de stukken komt naar voren dat verdachte in verwarde toestand naar zijn oude woning, de boerderij is gegaan. Hij zou wartaal hebben uitgeslagen wat op sommige momenten niet te volgen was voor anderen. Echter zou hij ook hebben aangegeven dat hij Jezus was en dreigementen hebben geuit. Een agressieve, opgewonden houding worden omschreven. Achterdocht is ook waar te nemen naar anderen (complot denken). De verdachte roept dat anderen hem iets opzettelijks hebben aangedaan en hij dat nu gaat rechtzetten. De verdachte was niet aanspreekbaar en/of te corrigeren in zijn denken en handelen. Agressie volgt als hij daarin geblokkeerd dreigt te worden met acting-out als gevolg. Geadviseerd wordt de verdachte het ten laste gelegde niet toe te rekenen. De symptomen, te weten een verhoogde prikkelbare stemming. Verhoogde energie, verwardheid, versnelde en onsamenhangende spraak, een opgeblazen gevoel van eigenwaarde en een toename van (doelgerichte) activiteit behoren tot een manische episode. Daarnaast zijn er psychotische symptomen te herkennen in de vorm van waanachtige en bizarre gedachten (ik ben Jezus) en verwardheid. De verdachte wordt in zijn denken, doen en handelen volledig aangestuurd vanuit de stoornis. Er was geen beschikking over de vrije wil. De inschatting van het recidive risico is hoog zonder behandeling. Er is geen sprake van ziekte-inzicht en ziekte-besef. De verdachte stelt zich zorgmijdend op waarbij hij geneigd is medicatie te weigeren. Zonder behandeling zal hij ontregelen in een manische of depressieve episode wat een maatschappelijke teloorgang geeft. Binnen een manische episode (met psychotische kenmerken) is er sprake van verhoogde prikkelbaarheid, energie, agressie, achterdocht en waanideeën. Het ontbreekt aan remmingen wat de kans op recidive doet verhogen.
Tevens heeft psychiater prof. dr. [psychiater] over de geestvermogens van de verdachte op19 oktober 2018 een rapport uitgebracht. Hierin is vermeld dat er sprake is van een verwardheidstoestand bij een langer bestaande bipolaire I stoornis. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was deze stoornis aanwezig. Een bipolaire I stoornis betreft een chronisch aanwezige aandoening welke zich niet herstelt. Deze stoornis beïnvloedde gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Het ten laste gelegde is het gevolg van de verwardheidstoestand waarin de verdachte zich bevond. De verdachte leed aan paranoïde waanideeën welke zijn leefwereld in irreële zin beïnvloeden. Deze waanideeën hebben gezorgd voor angst bij de verdachte dat zijn omgeving het slecht met hem voor had, welke zich heeft vertaald in het gedrag dat de verdachte toonde ten tijde van het ten laste gelegde uit zelfbescherming. Dit leidt tot het advies om de tenlastegelegde feiten in het geheel niet toe te rekenen. Het risico op recidive van een manisch psychotische ontregeling bij een bipolaire I stoornis is afhankelijk van de behandeling (denk hierbij aan een combinatie van passende medicatie van zowel, middel, dosering, en toedieningsfrequentie tezamen met reguliere controles door een behandeld psychiater) en hij hiermee een stabiele situatie kan bewerkstelligen is de kans op recidive van een manisch psychotische ontregeling van dusdanige omvang als ten tijde van het ten laste gelegde beperkt. De verdachte toont een beperkt ziekte-inzicht en hiermee samenhangend een gebrekkige motivatie voor behandeling. Deze factoren zullen het risico op recidive in negatieve zin beïnvloeden.
De rechtbank stelt vast dat voornoemde deskundigen uit zijn gegaan van slechts twee tenlastegelegde feiten, te weten het onder 1 en het onder 2 tenlastegelegde. Hun conclusie geldt in beginsel derhalve alleen voor deze twee feiten. Nu de feiten 3 en 4 echter deel uit maken van één feitencomplex, gaat de rechtbank ervan uit dat de conclusies van voornoemde deskundigen ook gelden voor deze feiten. De rechtbank neemt op basis van de in voornoemde rapporten vervatte bevindingen en de daarin vervatte adviezen daarom de conclusie over om de verdachte voor de hem onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde feiten niet toerekeningsvatbaar te achten. De verdachte is dus niet strafbaar voor de bewezen geachte feiten en zal dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor de duur van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst, zoals bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. Tevens heeft de officier van justitie op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht gevorderd dat de verdachte wordt bevolen zich niet op te houden in het gebied tussen de [adres 3] , de [adres 6] , de [adres 7] en de [adres 8] te Landgraaf voor de duur van vijf jaar, zoals weergegeven op de overgelegde kaart.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft voorts verzocht de duur van het gevorderde gebiedsverbod te verkorten, omdat niet onderbouwd is dat een dergelijk verbod voor de duur van vijf jaar noodzakelijk is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte is naar de woning gegaan waar hij vele jaren heeft gewoond en die na het overlijden van zijn vriendin tegen zijn zin is verkocht. Toen hij door de nieuwe bewoner niet werd toegelaten tot de woning heeft hij een machete van zijn bagagedrager gepakt en heeft daarmee de een aantal ruiten van de naast gelegen woning kapot geslagen. Daarna sloeg hij op de vooruit van een auto van een buurtbewoner en op een rolluik van een woning. Toen de bewoonster naar hem toekwam om hem daarmee te laten stoppen, sloeg hij haar met zijn machete op haar hoofd, armen en benen. De echtgenoot die tussen beide kwam heeft hij vervolgens in de hals gesneden en met veel kracht in de borst gestoken. Deze uitbarsting van geweld en het onberekenbare ervan heeft diepe indruk gemaakt op de slachtoffers en de velen die er getuige van waren. De slachtoffers van de aanval met de machete voelen zich niet meer veilig in hun buurt en zijn bang dat zij de verdachte zullen tegen komen. Hun zoon kwam zijn vader te hulp en heeft moeite de aanval op zijn ouders te verwerken.
De rechtbank overweegt dat uit de hiervoor aangehaalde rapportages van de psychiater en de psycholoog blijkt dat de kans dat de verdachte wederom strafbare feiten zal plegen als hij niet behandeld wordt, groot is. Bij de verdachte is sprake van een bipolaire-1- stoornis. Inzicht in zijn ziekte is beperkt bij de verdachte en er is sprake van een gebrekkige motivatie voor een behandeling. Ambulante begeleiding schiet volgens de deskundigen momenteel te kort. Beide gedragsdeskundigen adviseren daarom dan ook om verdachte te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis (voor de duur van maximaal één jaar).
De rechtbank is van oordeel dat de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis noodzakelijk is voor de duur van één jaar. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat is voldaan aan de wettelijke vereisten, te weten dat de strafbare feiten aan de verdachte wegens voornoemde ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kunnen worden toegerekend en dat de veiligheid van verdachte, van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de maatregel eist.
Ter beveiliging van de maatschappij - en in bijzonder de slachtoffers - is het wenselijk dat de verdachte lange tijd niet meer teruggaat naar de straat en de buurt waar hij zijn slachtoffers heeft gemaakt. Daarom is de rechtbank van oordeel dat aan hem een maatregel worden opgelegd die inhoudt dat de verdachte zich niet zal ophouden in het gebied tussen de [adres 3] , de [adres 6] , de [adres 7] en de [adres 8] te Landgraaf, zoals weergegeven op de bij dit vonnis gevoegde kaart. Daarbij zal de rechtbank een week vervangende hechtenis opleggen voor iedere keer dat niet wordt voldaan aan deze maatregel met een maximum van zes maanden. De rechtbank ziet geen reden de door de officier van justitie gevorderde duur van vijf jaar te verkorten, nu namens de verdachte niet gemotiveerd is aangegeven op welke wijze hij in zijn belangen wordt geschaad door deze maatregel. Daarom komt in dit geval zwaarder gewicht toe aan de belangen van de in dit gebied woonachtige slachtoffers dan aan het belang van de verdachte.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partijen
De vordering van [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van in totaal € 16.902,37 ter zake van feit 1 en feit 3 bestaande uit € 1.902,37 aan materiële schade (te weten een ziekenhuisdaggeldvergoeding ad. € 210,00, de eigen bijdrage zorg ad. € 385,00, reis- en parkeerkosten ad. € 91,52, parkeerkosten in verband met controles ziekenhuis ad. € 12,00, huishoudelijke hulp ad. € 590,00, kapot geknipte kleding ad. € 100,00 en de reparatiekosten van de vernielde autoruiten ad. € 513,85) en € 15.000 aan immateriële schade. Ter terechtzitting is namens de benadeelde partij de vordering ter zake de reis- en parkeerkosten aangepast tot een bedrag van € 70,20, omdat het slachtoffergesprek bij het Openbaar Ministerie niet heeft plaatsgehad.
De vordering van [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van in totaal € 3.019,24 ter zake van feit 2 bestaande uit € 519,24 aan materiële schade (te weten de eigen bijdrage zorg in verband met ambulancevervoer ad. € 303,71, taxikosten ad. € 34,00, reiskosten ad.
€ 60,53, parkeerkosten ad. € 21,00 en kapot geknipte kleding ad. €100,00) en € 2.500 aan immateriële schade.
De vordering van [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van in totaal € 3.888,52 ter zake van feit 1 en feit 2 bestaande uit € 388,52 aan materiële schade (reiskosten ad. € 38,53, medische kosten tot op heden begroot op € 250,00 en kapot geknipte kleding ad.
€ 100,00) en € 3500,00 aan immateriële schade.
De vordering van [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 54,48 ter zake van feit 4 in verband met een opgenomen verlofdag voor het opruimen en repareren van de schade.
De vordering van [slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert een schadevergoeding van € 477,79 ter zake van feit 4 bestaande uit materiële schade (te weten drie opgenomen verlofdagen ad. € 217,92 en de eigen bijdrage zorg in verband met de behandeling bij een psycholoog ad. € 259,87)
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering [slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, voor zover de vordering ziet op materiële schade, de vordering moet worden toegewezen, inclusief wettelijke rente en met toewijzing van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De vordering van [slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de materiële schade, afgezien van de gevorderde parkeerkosten ad. € 21,00, moet worden toegewezen. De gevorderde parkeerkosten moeten worden afgewezen, omdat deze kosten zijn verdisconteerd in de ziekenhuisdaggeldvergoeding van [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De vordering van [slachtoffer 4]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, omdat hij geen rechtstreekse schade heeft geleden door feit 1 en feit 2.
De vordering van [slachtoffer]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, voor zover de vordering ziet op de niet gewerkte uren door [slachtoffer] ad. € 54,48, moet worden toegewezen. Voor het overige moet de vordering worden afgewezen, omdat deze kosten niet zijn gemaakt door [slachtoffer] , maar door [slachtoffer 5] .
De vordering van [slachtoffer 5]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat zij geen rechtstreekse schade heeft geleden door feit 4.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De vordering van [slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft zich, voor zover de vordering ziet op de reis- en parkeerkosten ad.
€ 81,68, de ziekenhuisdaggeldvergoeding ad. € 210,00, de reparatiekosten van de vernielde autoruiten ad. € 513,85 en kapot geknipte kleding ad. € 100,00, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor zover de vordering ziet op de eigen bijdrage zorg is deze slechts toewijsbaar voor een bedrag van € 217,48. Voor het overige moet de vordering van de schade ter zake van de eigen bijdrage zorg worden afgewezen, omdat onvoldoende is onderbouwd dat deze kosten zullen worden gemaakt. De gevorderde parkeerkosten ad.
€ 12,00 moeten worden afgewezen, omdat deze kosten zijn verdisconteerd in de eerdergenoemde ziekenhuisdaggeldvergoeding. Ten aanzien van de gevorderde kosten in verband huishoudelijke hulp ad. € 590,00 heeft de raadsvrouw gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat deze kosten niet zijn onderbouwd met een nota en andere voorzieningen voorhanden waren die (gedeeltelijk) worden bekostigd door de gemeente.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade moet [slachtoffer 1] in zijn vordering volgens de raadsvrouw primair niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de beoordeling daarvan te complex is en een onevenredige belasting van het strafgeding vormt. Subsidiair heeft zij gesteld dat de vordering ter zake van immateriële schade moet worden gematigd tot een bedrag van € 5.000,00.
De vordering van [slachtoffer 2]
De raadsvrouw heeft zich, voor zover de vordering ziet op materiële schade, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade moet [slachtoffer 2] in haar vordering volgens de raadsvrouw primair niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de beoordeling daarvan te complex is en een onevenredige belasting van het strafgeding vormt. Subsidiair heeft zij gesteld dat de vordering ter zake van immateriële schade moet worden gematigd tot een bedrag van € 500,00, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De vordering van [slachtoffer 4]
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, omdat hij geen rechtstreekse schade heeft geleden door feit 1 en feit 2.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van de gevorderde reiskosten ad. € 38,53 en kapot geknipte kleding ad. € 100,00 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De medische kosten ad. € 250,00 moeten volgens de raadsvrouw worden afgewezen, omdat deze niet zijn onderbouwd met een nota.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade moet [slachtoffer 4] in zijn vordering volgens de raadsvrouw primair niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de beoordeling daarvan te complex is en een onevenredige belasting van het strafgeding vormt. Subsidiair is de vordering onvoldoende onderbouwd en moet de vordering worden afgewezen, te meer nu de psychische klachten al grotendeels in remissie zijn.
De vordering van [slachtoffer]
De raadsvrouw heeft zich, voor zover de vordering ziet op de niet gewerkte uren door [slachtoffer] ad. € 54,48, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor het overige moet de vordering worden afgewezen, omdat deze kosten niet zijn gemaakt door [slachtoffer] , maar door [slachtoffer 5] .
De vordering van [slachtoffer 5]
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat zij geen rechtstreekse schade heeft geleden door feit 4. Volgens de raadsvrouw blijkt uit de overgelegde stukken niet dat de psychische klachten van [slachtoffer 5] een rechtstreeks gevolg zijn van feit 4 en is het niet aan de werkgever om te beoordelen of [slachtoffer 5] als gevolg van feit 4 niet in staat was haar werkzaamheden als jobcoach uit te voeren. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering moet worden afgewezen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering [slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat, voor zover de vordering ziet op de reis- en parkeerkosten ad. € 70,20, de ziekenhuisdaggeldvergoeding ad. € 210,00, de reparatiekosten van de vernielde autoruiten ad. € 513,85 en kapot geknipte kleding ad. € 100,00, de vordering moet worden toegewezen, omdat deze schadeposten niet zijn betwist door de raadsvrouw. Voor zover de vordering ziet op de eigen bijdrage zorg ad. € 385,00 is de vordering ook toewijsbaar, omdat de [slachtoffer 1] deze kosten voldoende aannemelijk heeft gemaakt en deze kosten door de raadsvrouw onvoldoende zijn betwist. Ook de gevorderde parkeerkosten ad.
€ 12,00 komen voor vergoeding in aanmerking, omdat de kosten van parkeren in verband met controles niet vallen onder de eerdergenoemde ziekenhuisdaggeldvergoeding. De rechtbank acht voorts, gelet op de overgelegde zorg- en dienstverleningsovereenkomst extramuraal d.d. 31 juli 2018, voldoende aannemelijk dat [slachtoffer 1] kosten heeft gemaakt voor huishoudelijke hulp als gevolg van feit 1. Gelet op de gezinssamenstelling, te weten een tweepersoonshuishouden met een volwassen zoon, acht de rechtbank de vordering slechts toewijsbaar voor een bedrag van € 362,00 (2x €181). Voor het overige zal de rechtbank de vordering afwijzen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat door [slachtoffer 1] immateriële schade is geleden als gevolg van feit 1. Bij het vaststellen van de hoogte van deze schade zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven. Daarin is als uitgangspunt bij een zware mishandeling of het toebrengen van snij- of steekverwondingen waarbij inwendige organen en/of vitale structuren zijn geraakt een bedrag van € 5000,00 vermeld. Gelet hierop acht de rechtbank een bedrag van € 5.000,00 voor de tot op heden geleden immateriële schade billijk. Voor het overige zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Tevens zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf
24 juli 2018 tot aan de dag van algehele voldoening. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De vordering van [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat, voor zover de vordering ziet op materiële schade, de vordering voor toewijzing in aanmerking komt, omdat deze niet is betwist door de raadsvrouw.
De rechtbank is voorts van oordeel dat door [slachtoffer 2] immateriële schade is geleden als gevolg van feit 2. Bij het vaststellen van de hoogte van deze schade zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven. Daarin is als uitgangspunt bij een rechtstreekse bedreiging met een mes met fysiek geweld of het toebrengen van oppervlakkige snij- of steekverwondingen een bedrag van € 2.500,00 vermeld. De rechtbank acht in dit geval gelet op de onderbouwing van de vordering een bedrag van € 2.500,00 voor de tot op heden geleden schade billijk.
Tevens zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf
24 juli 2018 tot aan de dag van algehele voldoening. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De vordering van [slachtoffer 4]
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 4] rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van feit 1, omdat zijn ingrijpen noodzakelijk was om zijn vader te ontzetten. De rechtbank is voorts van oordeel dat, voor zover de vordering ziet op de reiskosten ad. € 38,53 en de kapot geknipte kleding ad. € 100,00, de vordering voor toewijzing in aanmerking komt, omdat deze niet is betwist door de raadsvrouw. De rechtbank is verder van oordeel dat de medische kosten ad. € 250,00 voor vergoeding in aanmerking komen, omdat [slachtoffer 4] , gelet op de overgelegde stukken van onder meer de huisarts, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij deze kosten heeft gemaakt en de raadsvrouw deze kosten ongemotiveerd heeft betwist.
De rechtbank is voorts van oordeel dat door [slachtoffer 1] immateriële schade is geleden als gevolg van feit 1. De rechtbank acht in dit geval een bedrag van € 1.500,00 voor de tot op heden geleden schade billijk. Voor het overige zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Tevens zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf
24 juli 2018 tot aan de dag van algehele voldoening. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De vordering van [slachtoffer]
De rechtbank zal de vordering, voor zover deze ziet op de niet gewerkte uren door [slachtoffer] ad. € 54,48, toewijzen, nu deze kosten door de raadsvrouw niet zijn betwist. Voor het overige moet de vordering worden afgewezen, omdat deze kosten niet zijn gemaakt door [slachtoffer] , maar door [slachtoffer 5] .
Tevens zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf
24 juli 2018 tot aan de dag van algehele voldoening. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De vordering van [slachtoffer 5]
De rechtbank zal de vordering, voor zover deze ziet op één opgenomen verlofdag ad.
€ 72,64, toewijzen, nu aannemelijk is dat zij deze dag nodig heeft gehad voor het opruimen en repareren van de schade. Voor het overige zal de rechtbank de gevorderde kosten in verband met niet gewerkte dagen afwijzen.
Voor zover de vordering ziet op de eigen bijdrage zorg ad. € 259, 87 zal [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, omdat niet is gebleken dat de door haar gestelde schade rechtstreeks het gevolg is van feit 4.
Tevens zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf
24 juli 2018 tot aan de dag van algehele voldoening. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

8.Het beslag

De in beslag genomen machete is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp betreft met betrekking tot welke het feit is begaan.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 37, 38v, 38w, 45, 57, 287, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte niet strafbaar;
  • ontslaat de verdachte ter zake van alle rechtsvervolging;
Maatregel
  • gelast dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de termijn van één jaar;
  • legt op de maatregel dat de verdachte zich voor de duur van vijf jaar niet zal ophouden in het gebied tussen de [adres 3] , de [adres 6] , de [adres 7] en de [adres 8] te Landgraaf, zoals weergegeven op de bij dit vonnis gevoegde kaart;
  • beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval door de verdachte niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden (180 dagen).
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 6.653,05,- (bestaande uit € 5.000,00,- immateriële schade tot heden en
€ 1.653,05,- materiële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 24 juli 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij ter zake de overige materiële schade af;
  • verklaart de vordering van de benadeelde partij ter zake de overige immateriële schade niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot op heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 6.653,05, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 68 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 24 juli 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening.
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 3.019,24,- (bestaande uit € 2.500,00,- immateriële schade tot heden en
€ 519,24 materiële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 24 juli 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot op heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van € 3.019,24,- bij niet betaling en verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 24 juli 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening.
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 1.888,53,- (bestaande uit € 1.500,00,- immateriële schade tot heden en
€ 388,53 materiële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 24 juli 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • verklaart de vordering van de benadeelde partij ter zake de overige immateriële schade niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot op heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] van een bedrag van € 1.888,53,- bij niet betaling en verhaal te vervangen door 28 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 24 juli 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening.
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 54,48 (bestaande uit materiële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 24 juli 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij ter zake de overige materiële schade af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot op heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 54,48 bij niet betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 24 juli 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening.
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 72,64 (bestaande uit materiële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 24 juli 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij ter zake de overige niet gewerkte dagen af;
  • verklaart de vordering van de benadeelde partij ter zake de eigen bijdrage zorg niet-ontvankelijk
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot op heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] van een bedrag van € 72,64 bij niet betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 24 juli 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening.
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende in beslag genomen voorwerp:
- machete (1094577).
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. A.M. Schutte en mr. A.H. Hamm- van de Water, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A.J. Wenders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 december 2018.
Buiten staat
Mrs. V.P. van Deventer en A.H. Hamm- van de Water zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 24 juli 2018 in de gemeente Landgraaf ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet:
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een mes (machete), althans een
scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of in de hals, althans het
(boven)lichaam, heeft geslagen en/of gesneden, waardoor die [slachtoffer 1] ten val
is gekomen en/of
- ( vervolgens) terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag met een mes (machete),
althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borstkas, althans in het
(boven)lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 24 juli 2018 in de gemeente Landgraaf aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) snee in het gezicht en/of de hals, althans een open wond in het aangezicht en/of in de hals, en/of de perforatie van de (linker)long/klaplong, heeft toegebracht, met dat opzet:
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een mes (machete), althans een
scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of in de hals, althans het
(boven)lichaam, heeft geslagen en/of gesneden, waardoor die [slachtoffer 1] ten val
is gekomen en/of
- ( vervolgens) terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag met een mes (machete),
althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borstkas, althans in het
(boven)lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gestoken;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 24 juli 2018 in de gemeente Landgraaf ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een mes (machete), althans een
scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of in de hals, althans het
(boven)lichaam, heeft geslagen en/of gesneden, waardoor die [slachtoffer 1] ten val
is gekomen en/of
- ( vervolgens) terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag met een mes (machete),
althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borstkas, althans in het
(boven)lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 24 juli 2018 in de gemeente Landgraaf ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, met een mes (machete), althans een
scherp en/of puntig voorwerp, althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd
en/of op/tegen het lichaam, heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 24 juli 2018 in de gemeente Landgraaf [slachtoffer 2] heeft mishandeld, met dat opzet:
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, met een mes (machete), althans een
scherp en/of puntig voorwerp, althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd
en/of op/tegen het lichaam, heeft geslagen;
3.
hij op of omstreeks 24 juli 2018 in de gemeente Landgraaf opzettelijk en wederrechtelijk de (voor)ruit van een auto (type Opel Corsa, kleur wit) en/of rolluiken behorend bij een woning gelegen aan de [adres 3] 74-A, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 24 juli 2018 in de gemeente Landgraaf opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruiten behorend bij een woning gelegen aan de [adres 3] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700282-18
Proces-verbaal van de openbare zitting van 18 december 2018 in de zaak tegen:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [adresgegevens] ,
gedetineerd in Vught PPC te Vught.
Raadsman/vrouw is mr. L. Schyns, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
Ter terechtzitting van 4 december 2018 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtrecherche Parkstad, proces-verbaalnummer 2018112483, gesloten d.d. 16 oktober2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 192.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige M.J. [getuige 4] , doorgenummerde dossierpagina’s 149 en 150.
3.Het proces-verbaal van aanhouding, doorgenummerde dossierpagina’s 180 tot en 182.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , doorgenummerde dossierpagina’s 44 en 45.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige M.T.P. [getuige 3] , doorgenummerde dossierpagina’s 146 en 148.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige T. [getuige 2] , doorgenummerde dossierpagina’s 142 tot en met 145
7.De geneeskundige verklaring d.d. 27 juli 2018, doorgenummerde dossierpagina 48.
8.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] met bijgevoegde foto’s van het letsel, doorgenummerde dossierpagina’s 78 en 85.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige T. [getuige 2] , doorgenummerde dossierpagina’s 142 tot en met 145.
10.De geneeskundige verklaring d.d. 26 juli 2018, doorgenummerde dossierpagina 88.
11.Kennisgeving van inbeslagneming, doorgenummerde dossierpagina 173 en het omschrijvingsproces-verbaal relaterende een onderzoek aan een machete, doorgenummerde dossierpagina’s 160 tot en 161.
12.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , doorgenummerde dossierpagina’s 78 en 79.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige M.T.P. [getuige 3] , doorgenummerde dossierpagina’s 146 tot en met 148.
14.Het proces-verbaal van sporenonderzoek, doorgenummerde dossierpagina’s 29 tot en met 31 en de daarbij gevoegde foto’s op doorgenummerde dossierpagina’s 39, 40, 42 en 43.
15.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , doorgenummerde dossierpagina’s 114 tot en met 117.
16.Het proces-verbaal van verhoor getuige M.J.M. [getuige 5] , doorgenummerde dossierpagina’s 151 en 152.
17.Het proces-verbaal sporenonderzoek, doorgenummerde dossierpagina’s 29 tot en met 31 en de daarbij gevoegde foto’s op doorgenummerde dossierpagina’s 37 en 38.