ECLI:NL:RBLIM:2018:1203

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 februari 2018
Publicatiedatum
6 februari 2018
Zaaknummer
6142094 cv expl 17-5867
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding afgewezen wegens onvoldoende gemotiveerd verweer tegen exonoratiebeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 7 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap INTERNATIONAL CAR CLEANING PITLO B.V. en TOOLMANIA BV. De eiseres vorderde betaling van schadevergoeding na de aankoop van een hydraulische hefbrug, die volgens haar niet voldeed aan de verwachtingen. De hefbrug, gekocht voor € 1.150,00, was op 26 februari 2016 gemonteerd door een professioneel bedrijf. Tijdens een demonstratie op 14 juni 2016 viel een Dodge Ram 1500 van de brug, wat leidde tot schade. Eiseres stelde dat de hefbrug non-conform was en vorderde een schadevergoeding van € 24.696,44, vermeerderd met rente en kosten.

Gedaagde partij, TOOLMANIA BV, voerde verweer en stelde dat de hefbrug correct was gebruikt volgens de gebruikershandleiding. De kantonrechter oordeelde dat eiseres het verweer van gedaagde onvoldoende had gemotiveerd betwist. De rechter wees op het exonoratiebeding in de algemene voorwaarden van gedaagde, dat aansprakelijkheid uitsloot indien de handleiding niet werd gevolgd. De kantonrechter concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat er sprake was van non-conformiteit of dwaling, en dat het verweer van gedaagde werd gehonoreerd. De vordering van eiseres werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde partij, begroot op € 800,00.

De uitspraak benadrukt het belang van het volgen van gebruikershandleidingen en de gevolgen van het niet naleven daarvan, evenals de rol van exonoratiebedingen in contractuele relaties.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6142094 \ CV EXPL 17-5867
Vonnis van de kantonrechter van 7 februari 2018
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INTERNATIONAL CAR CLEANING PITLO B.V.,
gevestigd te Den Haag,
eisende partij,
gemachtigde mr. M.G. Evers Juridisch Advies,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TOOLMANIA BV,
gevestigd te Sittard,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. M.V. Rekker, Univé Rechtshulp.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek tevens houdende voorwaardelijke vermindering van eis
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eisende partij heeft van gedaagde partij een twee-koloms hydraulische hefbrug met een hefvermogen van 4.000 kg gekocht voor een prijs van € 1.150,00 exclusief btw.
2.2.
De hefbrug is door een professioneel bedrijf, Lindeboom Equipments, op 26 februari 2016 gemonteerd in de bedrijfsruimte van eisende partij.
2.3.
Bij een demonstratie op 14 juni 2016 is een op de hefbrug geplaatste Dodge Ram 1500 gaan schuiven en van de brug geklapt.
2.4.
CED Nederland BV heeft een expertiserapport opgesteld met betrekking tot de schade aan de Dodge Ram en de hefbrug.
2.5.
Bij brief van 29 december 2016 heeft eisende partij de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst tussen partijen per 6 juni 2017 is ontbonden en veroordeling van gedaagde partij tot terugneming van de hefbrug en betaling van € 24.696,44, vermeerderd met rente en kosten.
Eisende partij legt – kort samengevat – aan haar vordering ten grondslag dat er sprake is van non-conformiteit dan wel dwaling en meer subsidiair van wederzijdse dwaling. Van de hefbrug mag verwacht worden dat deze probleemloos tot 4.000 kg kan tillen, terwijl de Dodge Ram 1500 van slechts 2700 kg van de brug is gegleden. Volgens het expertiserapport is er sprake van een eigen gebrek aan de hefbrug.
De schade die eisende partij lijdt begroot zij op een bedrag van € 23.305,94, bestaande uit de kosten van plaatsing van de brug, gemiste omzet en buitengerechtelijke kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer en stelt dat er geen sprake is van een gebrek. Verder betwist gedaagde partij het expertiserapport. Zo is niet onderzocht of het vereiste onderhoud heeft plaatsgevonden en of de bepalingen van de gebruikershandleiding wel zijn nageleefd.
Verder is sprake van rechtsverwerking, is gedaagde partij niet in gebreke gesteld en betwist zij de gevorderde schade.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt het volgende voorop. Gedaagde partij heeft bij conclusie van dupliek een aantal nieuwe producties in het geding gebracht. De kantonrechter laat deze bij de beoordeling van het geschil buiten beschouwing. Eisende partij heeft hierop immers niet kunnen reageren en gedaagde partij had deze reeds bij conclusie van antwoord in het geding kunnen en moeten brengen.
4.2.
Eisende partij heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat er sprake is van non-conformiteit c.q. een gebrek dan wel dat er sprake is van dwaling dan wel wederzijdse dwaling. Daarbij baseert eisende partij zich op het expertiserapport van CED Nederland BV d.d. 2 augustus 2016. De kantonrechter is van oordeel dat dit rapport terzijde moet worden geschoven en wel om volgende redenen. Op de eerste plaats is gedaagde partij niet betrokken geweest bij de totstandkoming van het rapport en heeft de deskundige de mening van gedaagde partij niet gevraagd. Verder geeft het deskundigenrapport geen enkel inzicht in de vraag of de gebruikershandleiding door eisende partij is gevolgd, terwijl ook geen uitleg is gegeven over de houten klossen die zichtbaar zijn op de foto’s in het rapport. De kantonrechter is daarom van oordeel dat een deugdelijke onderbouwing voor de door de deskundige genomen conclusie ontbreekt. Het rapport is onvoldoende gemotiveerd en bovendien gericht op de vaststelling van de schade en niet op de oorzaak van het wegschuiven van de Dodge Ram. De conclusie in het rapport dat de gebruikte materialen waarmee de brug is geconstrueerd niet de kwaliteit bezitten om 4.000 kg te tillen, wordt door de deskundige op geen enkele wijze onderbouwd.
4.3.
Gedaagde partij heeft onder meer als verweer tegen de vordering aangevoerd dat niet vast staat dat de Dodge Ram volgens de gebruikershandleiding op de brug is geplaatst.
Zo kunnen bij de plaatsing en keuring vraagtekens worden geplaatst. Op de foto’s (productie 9 bij conclusie van antwoord) is te zien dat veiligheidsbeugels onder de draagarmen ontbreken, terwijl ook de stalen vloerplaat tussen de brugdelen ontbreekt. Deze plaat beschermt de hydraulische leidingen en staalkabels tussen de twee brugdelen tegen mechanisch beschadigingen, vervuiling en aantasting door agressieve stoffen. Bij onvoldoende bescherming ontstaat er onbalans, waardoor voertuigen van de brug kunnen vallen, aldus gedaagde partij.
Verder kan bij het gebruik van ophoogbussen het hefvermogen van 4.000 kg verminderen. Eisende partij heeft gebruik gemaakt van de ophoogbussen en ter zake verwijst gedaagde partij naar de als productie 2 bij dagvaarding overgelegde foto’s. Ook heeft eisende partij gebruik gemaakt van houten klossen, hetgeen in strijd is met de gebruikershandleiding.
Gedaagde partij wijst verder op het in de gebruikershandleiding opgenomen exonoratiebeding inhoudende dat zij niet aansprakelijkheid is voor schade wegens het niet opvolgen van de handleiding.
4.4.
Eisende partij heeft het verweer van gedaagde partij weersproken en ontkent gebruik te hebben gemaakt van ophoogbussen en houten klossen.
4.5.
De kantonrechter overweegt ten aanzien van het opvolgen van de gebruikershandleiding als volgt. Eisende partij heeft het verweer van gedaagde partij, inhoudende dat een Dodge Ram met sikeskirts niet zonder ophoogbussen gelift kan worden, onvoldoende gemotiveerd betwist. Evenmin heeft eisende partij betwist dat bij gebruik van dergelijke ophoogbussen het hefvermogen van de hefbrug vermindert. Dat eisende partij gebruik heeft gemaakt van ophoogbussen en van houten klossen blijkt overduidelijk uit de door haarzelf in het geding gebrachte foto’s.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden kan niet anders geconstateerd worden dan dat eisende partij in strijd met de gebruikershandleiding heeft gehandeld, althans kan dit niet worden uitgesloten. In deze handleiding sluit gedaagde partij uitdrukkelijk uit dat zij aansprakelijk is voor schade als gevolg van het niet opvolgen van de handleiding.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat niet is komen vast te staan dat er sprake is van non-conformiteit dan wel dwaling. Eisende partij heeft haar stellingen onvoldoende onderbouwd en aangetoond. Het verweer van gedaagde partij dat de gebruikershandleiding niet is gevolgd, wordt gehonoreerd. Dit leidt ertoe dat gedaagde partij niet aansprakelijk te houden is voor de gestelde schade gelet op de in de gebruikershandleiding opgenomen exonoratie.
Nu dit verweer reeds doel treft, behoeven de overige gevoerde verweren geen nadere bespreking. De vordering van eisende partij wordt afgewezen en de kantonrechter ziet geen aanleiding eisende partij toe te laten tot bewijslevering.
4.7.
Eisende partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van gedaagde partij worden begroot op € 800,00 als salaris voor de gemachtigde.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 100,00 aan nakosten salaris.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt eisende partij in de proceskosten aan de zijde van gedaagde partij gevallen en tot op heden begroot op € 800,00,
5.3.
veroordeelt eisende partij onder de voorwaarde dat zij niet binnen 2 weken na aanschrijving door gedaagde partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot aan de voldoening,
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schreurs-van de Langemheen en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: