Uitspraak
Rechtbank Limburg
1.Het verloop van de procedure
2.De vaststellingen en overwegingen
3.3. De beslissing
de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
Rechtbank Limburg
In deze beschikking van de Rechtbank Limburg, uitgesproken op 22 november 2018, is het verzoek van de vrouw om een provisionele voorziening afgewezen. De vrouw had verzocht om een onderhoudsbijdrage van € 238,64 per maand, te betalen door de man, met ingang van 31 maart 2018. Dit verzoek was ingediend in het kader van een lopende bodemprocedure, geregistreerd onder zaaknummer C/03/256857 / FA RK 18-4181. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende samenhang is tussen het verzoek om een voorlopige voorziening en de bodemprocedure, maar heeft geoordeeld dat de vrouw onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich in een financiële noodtoestand bevindt die een spoedige voorziening rechtvaardigt.
De rechtbank overweegt dat de vrouw sinds 17 november 2017 een AOW-uitkering ontvangt en dat de alimentatie volgens het echtscheidingsconvenant per 31 maart 2018 zou eindigen. De vrouw had moeten anticiperen op het wegvallen van deze alimentatie en heeft geen inzicht gegeven in haar financiële situatie. De man heeft onweersproken gesteld dat de vrouw met haar AOW-uitkering in haar huwelijksgerelateerde behoefte kan voorzien. De rechtbank concludeert dat de vrouw niet in een situatie verkeert waarin zij niet kan wachten op de uitkomst van de bodemprocedure. Daarom is het verzoek tot het treffen van een provisionele voorziening afgewezen.
De rechtbank heeft ook besloten om de proceskosten te compenseren, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken op 6 december 2018, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.