Aan de hand van dit criterium komt de rechtbank tot het volgende oordeel.
Uit de diverse beschikkingen (verlenging) ondertoezichtstelling van [minderjarige] klinkt als rode draad dat de moeder onvoorspelbaar is in haar handelen, psychisch instabiel is althans dat onvoldoende zicht bestaat op haar psychisch functioneren, dat dat zicht wel moet worden gekregen en dat de moeder in dat verband geen hulpvraag heeft, en verder dat zij met haar omgeving in conflict komt en de oorzaak daarvan bij de ander(en) legt. Dat deze rode draad ten positieve door de moeder is doorbroken, heeft zij ter zitting gesteld, onder verwijzing naar haar contacten met PsyQ, de praktijkondersteuner GGZ en haar hypnotherapeut, maar zij heeft haar algemene verhaal niet concreet handen en voeten gegeven middels het overleggen van verklaringen van haar behandelaars. De GI heeft er in dit verband nog op gewezen dat zij iedere dag en vrijwel iedere minuut e-mails van de moeder krijgt waaruit blijkt dat de moeder niet stabiel is én dat zij het verblijf van [minderjarige] bij de vader niet accepteert. De moeder heeft dat niet gemotiveerd weersproken. Tekenend in dit verband is dat de vader onbestreden naar voren heeft gebracht dat hij door de moeder over van alles wordt beschuldigd zonder enig bewijs én dat hij de medewerking van de moeder in allerlei zaken betreffende [minderjarige] heeft trachten te zoeken maar van haar geen medewerking krijgt. Tegen de achtergrond van deze feiten en omstandigheden is voorzienbaar dat de vader van de moeder geen enkele medewerking zal krijgen bij de beslissingen die hij als hoofdverzorger voor [minderjarige] moet gaan nemen en ook dat zij belangrijke beslissingen zal gaan blokkeren omdat zij (in de visie van de moeder) uit de koker van de vader komen bij wie [minderjarige] ten onrechte het hoofdverblijf heeft.
Daar komt nog het volgende bij. Uit het door de vader overgelegde evaluatieverslag ondertoezichtstelling (pagina 8-9) blijkt dat er een moeder-[minderjarige] contact is geweest op
30 augustus 2018. Tijdens dat contact heeft de moeder, in aanwezigheid van de 3-jarige [minderjarige], na er eerder door de begeleiding erop te zijn gewezen dat niet te doen, hard geroepen “Breng [minderjarige] maar naar die kindermishandelaar, ik hoef haar nooit meer te zien”. De moeder rent de speeltuin uit naar haar auto toe. Tussentijds schreeuwt de moeder richting de begeleiding. De begeleiding loopt met [minderjarige] naar hun auto toe, daarop komt de moeder terug gerend en pakt [minderjarige] uit de handen van de begeleiding. De moeder schreeuwt dat ze [minderjarige] mee wil nemen en roept verwijten naar de begeleiding. Uiteindelijk begint de moeder te huilen en geeft ze [minderjarige] terug aan de begeleiding en krijgt [minderjarige] een kus. (tot zover het evaluatieverslag van de GI).
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit dat de moeder in de eenzijdige strijd over [minderjarige] met de vader volhardt terwijl de vader die strijd niet wenst en ook niet aanmoedigt of gebruikt. Door te handelen als ze op 30 augustus 2018 heeft gedaan, heeft de moeder niet alleen, net zoals op de zitting, duidelijk gemaakt dat ze die strijd niet kan staken maar [minderjarige] ook niet buiten die strijd houdt. [minderjarige] is letterlijk getuige van de strijd die de moeder tegen de vader voert en wordt daarin door de moeder, tegen het belang van [minderjarige] in, betrokken.
Een en ander voert tot de slotsom dat eenhoofdig gezag van de vader in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is.
De rechtbank zal aldus beslissen.