In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 27 juni 2018 uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de terugvordering van bijstand op grond van de Participatiewet (Pw). Eiser, die bijstand ontving van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen, had zijn recht op ouderdomspensioen van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) Curaçao niet gemeld. Verweerder heeft op basis van dit nalaten de bijstand herzien over de periode van 1 april 2011 tot en met 29 februari 2016 en een bedrag van € 22.998,00 aan teveel betaalde bijstand teruggevorderd. Daarnaast is er een boete van € 662,46 opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, waarin hij aanvoert dat hij de inlichtingenplicht niet heeft geschonden, omdat hij op het status- en mutatieformulier van maart 2016 had aangegeven dat hij een ouderdomspensioen ontvangt. Hij stelt dat hij door verjaring geen aanspraak meer kan maken op het pensioen vanaf 1 april 2011 en dat hij alles heeft gedaan om zijn recht op pensioen te realiseren. Eiser betoogt verder dat de rechtmatigheid van het staken van de uitbetaling van zijn pensioen door de SVB niet is vastgesteld en dat verweerder zijn bankafschriften ten onrechte niet heeft betrokken in de besluitvorming.
De rechtbank overweegt dat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door niet tijdig melding te maken van zijn recht op ouderdomspensioen. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij voldoende inspanningen heeft verricht om zijn pensioen te verkrijgen en dat zijn stelling dat er strijd is met het motiveringsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht is overgegaan tot terugvordering van de teveel verstrekte bijstand en dat de opgelegde boete gerechtvaardigd is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard.