ECLI:NL:RBLIM:2018:1466

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 februari 2018
Publicatiedatum
14 februari 2018
Zaaknummer
03/866201-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vervaardigen van amfetamine in een drugslaboratorium te Etten-Leur

Op 12 februari 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen amfetamine en MDMA heeft vervaardigd in een drugslaboratorium in Etten-Leur. De verdachte werd bijgestaan door mr. Th. Boumans en was gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 23 en 24 januari 2018, waarna het onderzoek op 29 januari 2018 werd gesloten. De tenlastelegging omvatte de periode van 23 april 2015 tot en met 21 mei 2015, waarin de verdachte opzettelijk amfetamine en/of MDMA heeft vervaardigd, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en aanwezig heeft gehad.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de productie van synthetische drugs. Dit bewijs was onder andere gebaseerd op getuigenverklaringen, DNA-sporen en sms-verkeer tussen de medeverdachten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een substantiële rol had vervuld in het productieproces en dat zijn activiteiten, waaronder het opruimen van afval, onlosmakelijk verbonden waren aan de vervaardiging van de drugs.

De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en legde een gevangenisstraf van 1 jaar op, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen die schade hadden geleden door de activiteiten van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866201-16
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 februari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. Th. Boumans, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 23 en 24 januari 2018. Het onderzoek ter terechtzitting is op 29 januari 2018 gesloten. De verdachte en zijn raadsman zijn op 23 en 24 januari 2018 verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
in de periode van 23 april 2015 tot en met 21 mei 2015 in Etten-Leur samen met een ander of anderen opzettelijk heeft vervaardigd/verkocht/afgeleverd/verstrekt/vervoerd/aanwezig gehad een hoeveelheid van een materiaal amfetamine en/of MDMA.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde is bewezen.
Zij baseert zich daarbij op het volgende.
In de bedrijfsruimte, gelegen aan de [adres 2] te Etten-Leur, is op 21 mei 2015 een drugslaboratorium aangetroffen. In deze ruimte waren eerder die dag, behalve de verdachte, meerdere personen aanwezig. Zij zijn als medeverdachte gedagvaard. De officier van justitie is van oordeel dat er sprake is van medeplegen.
Zij heeft geconcludeerd dat in het aangetroffen laboratorium gedurende een periode van vier weken amfetamine en/of MDMA is geproduceerd. Zij heeft in het kader daarvan verwezen naar de bevindingen van de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmanteling (hierna: LFO) en het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). De conclusie omtrent de pleegperiode heeft zij gebaseerd op een aantal getuigenverklaringen, te weten:
-de verklaringen van getuige [getuige 1] , werkzaam bij het naastgelegen loodgietersbedrijf, die een maand eerder materialen was komen halen bij het loodgietersbedrijf die te linken zouden kunnen zijn aan het laboratorium, respectievelijk dat hij 1,5 week voordat hij werd verhoord door zes mensen werd tegengehouden toen hij naar het achterste deel van het pand [adres 2] wilde lopen en sinds 1,5 à twee weken een vreemde lucht werd geroken door de medewerkers van het loodgietersbedrijf;
-getuige [getuige 2] , verhuurder van het pand, die heeft verklaard dat hij vier weken vóór 23 mei 2015 in het pand is geweest, dat er toen een wandje werd geplaatst;
-getuige [getuige 3] die enkele weken na 1 april 2015 niet meer overal in het pand mocht komen en drie weken vóór 21 mei 2015 een blauw vat zag staan;
-getuige [getuige 4] die heeft verklaard dat hij een paar weken voor zijn verhoor een grote tank voor het pand van de buren zag staan en op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , inhoudend dat vier weken voor zijn verhoor op 24 mei 2015 geleden een RVS ketel zou zijn aangeleverd.
Voorts heeft de officier van justitie haar oordeel gebaseerd op het volgende:
-aan de achterkant van het pand, gelegen aan [adres 2] , is een schoen aangetroffen. Deze schoen lag er nog niet lang. De verdachte droeg geen schoenen toen hij werd aangehouden en hij rook naar amfetamine;
-medeverdachte [medeverdachte] heeft bij zijn aanhouding gemeld dat er mogelijk nog een man in het pand aanwezig was geweest die er net zo uitzag als de man die al was aangehouden en dat het om broers ging; ook heeft hij verklaard over de aanwezigheid van beide broers [verdachte] op meerdere dagen en dat zij de ruimte van hem hadden gehuurd;
-er is verder niemand in het pand aangetroffen;
-uit sms-verkeer tussen de medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte 2] wordt op 19 mei 2015 gemeld dat “Bro” verder wil, maar dat de verzender wil wachten tot [medeverdachte 2] er is;
-er is DNA van de verdachte aangetroffen op meerdere sporen, aangetroffen op handschoenen in laboratoriumruimte I en II en op een masker;
-de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 23 januari 2018, inhoudende dat hij de afgelopen drie weken als vaste opruimer in het bedrijfspand aanwezig was, maar nog niets had opgeruimd omdat hij bezig was met inventarisatie.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, omdat er te weinig bewijsmiddelen zijn voor een veroordeling.
De raadsman voert aan dat verbalisanten hebben gerelateerd dat zij, nadat zij bij het pand [adres 2] waren aangekomen, een geur waarnamen die zij herkenden als de geur die afkomstig is van een drugslaboratorium. Ook werden er door de politie attributen aangetroffen in het pand, die men in verband bracht met een amfetaminelaboratorium. Van diverse attributen, die werden gerelateerd aan de productie van amfetamine of verontreiniging als gevolg van amfetamine, werden monsters genomen.
Nadat verbalisanten aan de achterzijde van het pand een schoen aangetroffen, werden er twee mensen aangehouden, onder wie de verdachte. Hij zou naar amfetamine ruiken, maar dat is niet verder onderzocht.
Geen van de medeverdachten of getuigen verklaart belastend over de verdachte. Medeverdachte [medeverdachte] heeft ten aanzien van de verdachte slechts verklaard dat hij pas drie weken na 15 april 2015, de datum waarop de huurperiode inging, in beeld kwam en dat hij heeft gezien dat de verdachte er enkele malen met spullen aan het sjouwen was. In de huurovereenkomst wordt niet verwezen naar de verdachte. Verder heeft de verdachte geen sleutel of ander voorwerp dat hem in verband kan brengen met het pand.
[medeverdachte] heeft geen sms-verkeer onderhouden met de verdachte. Ook uit het buurtonderzoek is niet naar voren gekomen dat de verdachte iets met het amfetaminelaboratorium te maken heeft gehad.
In het pand worden DNA-sporen veilig gesteld, zoals handschoenen, blikjes en peuken. Op een blikje, aangetroffen tussen afval van de laboratoriumruimte is DNA aangetroffen, toebehorend aan de verdachte. Een blikje is echter een verplaatsbaar object en de weg die het blikje heeft afgelegd is, evenals de daarmee gemoeide tijdstippen, onbekend. Van de handschoen en de peuk met DNA van de verdachte die in het drugslaboratorium zijn aangetroffen, is ook niet bekend hoe deze in het laboratorium terecht zijn gekomen. Er kan dus in onvoldoende mate worden vastgesteld of de DNA gerelateerde zaken in het laboratorium terecht zijn gekomen op een moment dat daar strafbare feiten werden gepleegd.
Vervolgens heeft de raadsman aangevoerd dat er in de onderhavige zaak geen sprake is van medeplegen of medeplichtigheid. De mogelijke hand- en spandiensten die de verdachte heeft verricht, zijn activiteiten die hebben plaatsgevonden nadat er - wellicht – geproduceerd is. Niet kan worden bewezen dat er in casu nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan met betrekking tot de in de bedrijfsruimte verrichte handelingen.
De raadsman concludeert dat, hoewel hiertoe aanwijzingen zijn, het dossier niet de conclusie toestaat dat er door de verdachte amfetamine of aanverwante stoffen zijn geproduceerd op de [adres 2] . De aanwijzingen zijn immers onvoldoende voor een veroordeling. Het opruimen van overblijfselen van wat in de hal is aangetroffen, een activiteit waarvan de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij deze uitvoerde, valt niet onder hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat niet de gehele tenlastegelegde periode bewezen kan worden verklaard, doch slechts een periode vanaf 1 mei 2015.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van de bewijsmiddelen
Inleiding
Op 21 mei 2015 meldde de getuige [getuige 3] (hierna te noemen: [getuige 3] ) zich aan het politiebureau te Etten-Leur. [getuige 3] verklaarde dat er op het adres [adres 2] te Etten-Leur mogelijk illegale praktijken plaatsvonden, met betrekking tot het dealen, produceren en/of vervaardigen van drugs. [2]
De rechtbank merkt op dat aan het procesdossier een plattegrond van de loods is toegevoegd, waarbij in ‘ruimte A’ (laboratorium I) en ‘ruimte B’ (laboratorium II) het drugslaboratorium en de productieruimte is aangetroffen. [3] Daarnaast is aan het procesdossier een aanvullende fotomap toegevoegd. Op deze foto’s is de gehele situatie ter plaatse in kaart gebracht. Op foto 14 is de deur naar het laboratoriumoratorium in ruimte A zichtbaar. Op foto 36 is de toegang naar laboratoriumruimte B zichtbaar. Op de foto’s 38 en 39 is de nooduitgang aan de zijkant van de loods zichtbaar. [4]
Ter plaatse
De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn naar aanleiding van bovenstaande melding naar [adres 2] te Etten-Leur gegaan. Toen zij ter plaatse kwamen, trof verbalisant [verbalisant 1] een geparkeerde bestelbus van het merk Mercedes Sprinter met het kenteken
[kenteken 2] aan. Deze bestelbus stond met de voorzijde richting de straat en de achterzijde stond met de laadruimte voor een opening van het bedrijfspand. Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben vervolgens het bedrijfspand betreden. [verbalisant 1] rook in de loods een penetrante chemische lucht en herkende deze lucht ambtshalve als de geur van een drugslaboratorium. Op de zolderverdieping van de loods was een afzuiginstallatie aanwezig, die boven een afgesloten ruimte op de begane grond stond. [5]
Verbalisant [verbalisant 4] is eveneens ter plaatse gegaan en heeft gerelateerd dat hij in het pand een chemische lucht rook, welke chemische lucht sterker werd naarmate hij verder het pand betrad. In het achterste gedeelte van het pand was een wand geplaatst, met daarin een deur. Deze deur was afgesloten. De verbalisant is hierop naar de achterzijde van het pand gelopen. Via de achterzijde is hij vervolgens naar de rechterzijde gelopen. Hij zag dat aan de rechterzijde, bijna tegen de achterwand, een toegangsdeur naar het pand was. Deze deur stond open. Uit deze deur kwam een chemische walm die naar zoutzuur rook. Hij zag drie blauwe 100-litervaten en 50 zwarte en 20 blauwe 20-liter jerrycans met gevaaretiketten. Hij hoorde een zoemend geluid dat erop duidde dat een chemisch proces werkzaam was. Aan de achterzijde van het pand was het bedrijfsterrein afgezet met een gaashekwerk. Dit gaashekwerk was kapot getrokken, kennelijk doordat iemand in grote haast erover heen was geklommen. Er lag een bruine werkschoen van het merk Cat onder het hek. Kennelijk had een verdachte, vanuit de achterdeur gevlucht over het hek, een schoen verloren. Deze schoen lag er duidelijk nog niet lang. [6]
[expert 1] , senior LFO-expert, heeft, vergezeld van LFO-collega’s [expert 2] en [expert 3] op 21 mei 2015 een onderzoek ingesteld op de betreffende locatie. Zij zagen:
-links naast de entree aan de voorzijde van [adres 2] te Etten-Leur een witte Mercedes bestelbus, kenteken [kenteken 2] waar achterin negen witte jerrycans tegen de achterwand en de zijdeur waren opgesteld. (Indicatief) onderzoek met identificatieapparatuur van de LFO leverde op dat het zeer waarschijnlijk om formamide ging, zijnde een basisstof voor de vervaardiging van amfetamine, samen met de precursor BMK en mierenzuur;
-achter de roldeur een grote open ruimte waarin twee personenauto’s stonden met kenteken [kenteken 3] respectievelijk [kenteken 4] ;
-nabij de Seat ( [kenteken 4] ) een buitendeur in de zijgevel die open stond. Daar die deur liep een slang van een stoomcleaner naar buiten richting een Mercedes Vito, kenteken [kenteken 1] . Zomer rook in de laadruimte een amfetamine-achtige geur; in de Seat stonden op de achterbank en in de laadruimte drie propaangasflessen en vier jerrycans met heldere vloeistof met de letter F op de jerrycan. (Indicatief) onderzoek met identificatieapparatuur van de LFO leverde op dat het zeer waarschijnlijk formamide betreft;
-achter de personenauto een smalle opening in de wand die toegang gaf tot een tweede deel van de loods waarin een aanhanger met afval stond en een rode heftruck;
-op de eerste verdieping een flinke damp;
-twee luchtzuivering afvoerpompen die via twee pijpen en afvoerslangen vervuilde lucht uit de ruimte achter koelceldelen op de begane grond naar buiten leidden;
-in de ruimte achter de koelcelpaneeldelen een synthetisch laboratorium. Daarin was een kleinere ruimte gecreëerd waarin twee blauwe kunststof 200-litervaten stonden waarin zich een chemische reactie afspeelde en die verwarmd werden met industriële dekens. Er hing een witte zoutzuurdamp.
-naast de kleinere ruimte een stalen ketel in een refluxopstelling, inhoud 600 à 700 liter, twee werkbanken met hardware, een opvangtank en een ketel, twee 25-kilogramzakken met fijn wit poeder, door Zomer herkend als APAAN, vaten en gaspropaanflessen die gebruikt worden in het amfetamineproces en stoffen die qua proces thuishoren bij MDMA.
Er zijn spoedmonsters genomen ter identificatie van de stoffen middels FirstDefender en TruNarc. Daaruit bleek dat de aangetroffen stoffen APAAN, (driemaal) amfetamineolie,
N-formylamfetamine of amfetaminesulfaat betroffen. Monsternummering: A-1, A-2, A-3, A-4, B-1, B-2.
De conclusie van de LFO luidde dat in de loods aan de [adres 2] te Etten-Leur in de achterste ruimte op de begane grond een afgeschermd amfetamine drugslaboratoriumoratorium ofwel een productieruimte in bedrijf was. [7]
Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft geconcludeerd dat in het onderzoeksmateriaal, monster A-1-1a APAAN bevat;, A-3-a bevat N-formylamfetamine en; B-2a bevat amfetamine. [8]
Voorts heeft het NFI geconcludeerd dat in het onderzoeksmateriaal, te weten monsters van de aangetroffen (vloei)stoffen), BMK, PMK, safrol, isosafrol, APAAN, aceton, zwavelzuur, zoutzuur, diëthylether en piperonal is aangetoond. Een groot deel van het onderzoeksmateriaal is kenmerkend voor de vervaardiging van BMK uit APAAN en/of de vervaardiging van amfetamine uit BMK met de Leuckartmethode. Een beperkt deel van het onderzoeksmateriaal is te relateren aan de vervaardiging van PMK en/of MDMA. [9]
Door de technische recherche van de afdeling Forensische Opsporing werden in de voorruimte van het laboratorium en in beide laboratorium sporen veilig gesteld en naar het NFI gezonden. [10] In de voorruimte van het laboratorium werd een aanhangwagen met afval aangetroffen. In het afval bevonden zich een aantal peuken en gebruikte drinkblikjes. Een aantal daarvan werd bemonsterd.
In laboratoriumruimte I stonden linksvoor blauwe en witte vaten. Op de blauwe vaten werd een volgelaatsmasker aangetroffen en bemonsterd. In de laboratoriumruimten I en II werden handschoenen en peuken aangetroffen en bemonsterd. In laboratoriumruimte I werd in een groene ton, gebruikt als afvalbak, een aantal blikjes aangetroffen en bemonsterd.
Ook in de in de loods aangetroffen voertuigen, kenteken [kenteken 3] (Mazda) respectievelijk
[kenteken 4] (Seat), werd sporenonderzoek verricht. [11]
Verilabs heeft onderzoek verricht naar het door hen van het NFI ontvangen materiaal, onder meer bestaande uit een aantal paar handschoenen en een masker. Uit dit onderzoek is gebleken dat op een tweetal rechter handschoenen, op één paar handschoenen en op een linkerhandschoen celmateriaal aanwezig is dat afkomstig kan zijn van de verdachte. De berekende frequentie van het DNA-profiel in de bevolking is niet berekend. Verder is gebleken dat op twee linker handschoenen en een masker celmateriaal is aangetroffen dat afkomstig kan zijn van de verdachte. De berekende frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Uit dit onderzoek is verder gebleken dat op een handschoen die is aangetroffen in laboratoriumruimte I celmateriaal met een DNA-profiel dat overeenkomt met het DNA-profiel dat is aangetroffen van de medeverdachte [medeverdachte 2] , met een berekende frequentie van het profiel is kleiner dan één op één miljard. [12]
Verilabs heeft ook onderzoek verricht naar het door hen van het NFI ontvangen materiaal betreffende de bemonstering van de in de loods op voornoemde plaatsen aangetroffen blikjes en peuken. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat op een blikje Red Bull celmateriaal met een DNA-profiel dat overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte is aangetroffen, de berekende frequentie van het profiel is kleiner dan één op één miljard.
Verder is op een viertal blikjes en op drie peuken, alle op de plaats delict aangetroffen, celmateriaal met een DNA-profiel dat overeenkomt met het DNA-profiel van de medeverdachte [medeverdachte 2] aangetroffen, elk met een berekende frequentie van het profiel kleiner dan één op één miljard. [13]
Aantreffen van de verdachte en de medeverdachten
Op 21 mei 2015 werden de medeverdachten [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) en
[medeverdachte 2] door de politie bij/in de loods aangehouden. [medeverdachte 2] sprong aan de achterzijde van het pand op de bovenverdieping van de bedrijfsruimte achter een doos vandaan. [14] Hij was in het bezit van sleutels van het pand, waaronder de sleutel die toegang gaf tot het de ruimte waarin het laboratoriumoratorium was gevestigd. [15]
Aan [medeverdachte] werd gevraagd of er mogelijk meerdere personen via de achterzijde van het pand waren gevlucht. [medeverdachte] bevestigde dit en gaf aan dat dit de broer van [medeverdachte 2] betrof.
Verbalisant [verbalisant 6] is naar aanleiding van de melding dat er mogelijk een verdachte was weggevlucht vanaf het adres [adres 2] te Etten-Leur in de omgeving gaan zoeken. Naar aanleiding van een Burgernet-melding heeft verbalisant [verbalisant 6] in het Oderkerkpark achter Hotel Het witte Paard twee mannen aangetroffen die voldeden aan het signalement van de melding. De mannen roken naar chemicaliën, een penetrante chemische geur die werd herkend als de geur van amfetamine. Zij bleken te zijn de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 3] . Beiden verdachten werden vervolgens aangehouden. [16] Tijdens het vervoeren van de verdachte was de geur van chemicaliën zo sterk dat alle ramen van de auto open moesten. [17]
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting van 23 januari 2018 verklaard dat hij ’s ochtends “ergens” is vertrokken met schoenen aan en dat hij op 21 mei 2015 in de loods, gelegen aan [adres 2] te Etten-Leur, is geweest, met het doel om chemisch afval te verwijderen. Op het moment dat de politie arriveerde bij [adres 2] had hij nog geen afval verwijderd, hij was slechts bezig met inventarisatie. Hij was bezig vet en oliën van het overige afval scheiden op een provisorische wijze om het milieu niet met deze stoffen te belasten. Daarom had hij handschoenen bij zich. Het is mogelijk dat hij het in de laboratoriumruimte aangetroffen volgelaatsmasker heeft opgepakt. Hij is weggelopen toen de politie kwam.
Ook heeft de verdachte verklaard dat het niet de eerste keer was dat hij in het bedrijfspand aanwezig was. Enkele weken vóór 21 mei 2015 is hij er ook een paar keer geweest. Op
21 mei 2015 was zijn broer ook aanwezig in het pand.
Verder heeft de verdachte verklaard dat personen uit Limburg hem hebben benaderd en hij zodoende bij deze zaak betrokken is geraakt. [18]
De verklaringen van de medeverdachte en de getuigen
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij de bedrijfsruimte te Etten-Leur, gelegen aan de
[adres 2] , vanaf 1 april 2015 heeft gehuurd van [getuige 2] . Hij wilde er een bedrijf in vestigen, waarin hij zich zou gaan bezig houden met het “uitdeuken van auto’s zonder spuiten”. Hiertoe nam hij de ruimte op de begane grond in gebruik. Het winkelgedeelte op de eerste etage van de bedrijfsruimte had hij vanaf 1 april 2015 verhuurd aan de heer [getuige 3] , die in deze ruimte een winkel in visbenodigdheden zou vestigen, genaamd “ [bedrijfsnaam 2] ”. [medeverdachte 2] heeft het gedeelte van de begane grond achter de bedrijfsruimte van [medeverdachte] en een gedeelte van de eerste etage, achter de viswinkel, per 15 april 2015 van hem gehuurd. [medeverdachte 2] is meteen met inrichten begonnen. Drie weken daarna kwam de verdachte in beeld. Hij is een paar keer in het pand geweest. Hij hielp met sjouwen. Hij droeg werkkleding.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 2] heeft geholpen met het lossen en verplaatsen van materialen. Hij heeft een roestvrijstalen ketel uitgeladen en met de heftruck naar het achterste gedeelte van de door [medeverdachte 2] gehuurde ruimte gereden en daar neer gezet. Ook heeft hij een paar kleine roestvrijstalen tankjes uit een Mercedes Sprinterbusje gehaald. Verder heeft hij geholpen met het plaatsen van een afscheidingswand en heeft hij een bus gehuurd, de witte Mercedes Sprinter met kenteken [kenteken 2] . Hij heeft ook verklaard dat de stoomreiniger door hem is aangeschaft.
Twee à drie weken voor het verhoor d.d. 24 mei 2015 van [medeverdachte] heeft [medeverdachte] gezien dat een groot, leeg, nieuw, ongebruikt blauw vat voor de deur stond. Dit vat was volgens de verdachte nodig om afvalwater te zuiveren. [medeverdachte] heeft dit vat twee weken later bij [medeverdachte 2] in de ruimte gezet. Ook heeft hij een week of drie voor de datum van genoemd verhoor tien zwarte cans van twintig of dertig liter met opschrift “Brenntag” en een vlaggetje, gebracht op een pallet dat in een witte bus stond, gelost met de heftruck en een week voorafgaand aan het verhoor vier grote, lege, blauwe vaten die waren geleverd voor [medeverdachte 2] , binnen gezet.
Verder heeft [medeverdachte] verklaard dat hij een chemische lucht heeft geroken.
Nadat hij van [getuige 3] heeft gehoord dat deze vermoedde dat in het pand iets niet in de haak was en dat hij de politie zou waarschuwen, heeft [medeverdachte] [medeverdachte 2] gebeld en gezegd dat hij moest komen. Hij zag daarna dat de witte gehuurde Mercedesbus met de achterdeuren gericht naar het pand geparkeerd stond. [medeverdachte 2] , de verdachte en een rossig ventje waren bij het bedrijf. Zij wilden de deur van het door hen gehuurde deel van het pand niet openen. [19] Met betrekking tot de Mazda heeft [medeverdachte] verklaard dat deze in gebruik was bij de gebroeders [verdachte] . [20]
Getuige [getuige 2] , eigenaar van het pand gelegen aan [adres 2] te Etten-Leur heeft verklaard dat hij het pand vanaf april 2015 heeft verhuurd aan [medeverdachte] . Het contract is op 16 maart 2015 getekend. [medeverdachte] heeft toen de sleutel gekregen. De laatste keer dat hij in het pand was, ongeveer vier weken voorafgaand aan het verhoor van 23 mei 2015, waren ze een wandje aan het plaatsen. [21]
Getuige [getuige 3] heeft ongeveer drie weken voor zijn verhoor d.d. 21 mei 2015 een groot blauw vat waar een slang uitkwam op een sokkel zien staan. Tien dagen later stond het ineens achter de viswinkel, met ernaast een pijpje met een stekker. Ook heeft hij verklaard dat [medeverdachte] hem heeft verteld dat “beneden wat Limburgers” zaten. [medeverdachte] was de enige Brabander in die groep.
In de tweede week van april heeft [medeverdachte] een stoomreiniger gekocht, die bij de Limburgers stond. Zij gebruikten de stoomreiniger bijna elke dag. [getuige 3] merkte opeens dat de deuren, zelfs de nooduitgang, vergrendeld waren. [22]
Het sms-verkeer tussen de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte]
Er werd een groot aantal sms-berichten verzonden tussen de telefoon van [medeverdachte]
( [telefoonnummer 1] ) [23] en twee telefoons van [medeverdachte 2] ( [telefoonnummer] en
[telefoonnummer 2] ). [24]
Tijdens enkele van deze gesprekken gaat het onder meer over “bro”:
  • Gesprek 19-5-2015 te 17:50:52”(verzonden): “Nee, morgen is goed, vroeg het omdat
  • Gesprek 11-4-2015 te 9:11:51 (gelezen): Goedemorgen collega. Beetje goed geslapen?
  • 27-3-2015, 17:44:45 (verzonden): Daar ben ik heel blij mee en het mee eens, ik ben ook een voorstander van dat ik jouw assistent wordt en blijft voor het opruimen en bijhouden van alles. Denk dat wij wel als team kunnen functioneren. En dan bedoel ik GOED functioneren.;
  • 19-5-2015, 17:58:31 (verzonden): Hij stuurt mij net dat hij weer aan de slag wilt, neem jij contact met hem op? +31 6 85 66 89 54;
  • 19-5-2015, 18:18:29 (lezen): Zou dat wel het liefste willen maar die f is er pas om 1uur.
Overwegingen ten aanzien van het sms-verkeer
Nu de verdachte en [medeverdachte 2] broers zijn en zij beiden in het pand aan de [adres 2] zijn aangetroffen, acht de rechtbank het aannemelijk dat met
“bro”de verdachte wordt bedoeld.
Uit de hiervoren aangehaalde sms-berichten blijkt niet alleen dat [medeverdachte] heeft samengewerkt met [medeverdachte 2] , maar ook verdachte bij de werkzaamheden betrokken is geweest.
De rechtbank stelt verder vast dat in het sms-verkeer verhullend taalgebruik wordt gebezigd, zoals bijvoorbeeld: “Dat eene is ook geregeld”, “Straks zit die car weer helemaal onder de zakkers” en “die f is er pas om 1 uur”.
Oordeel van de rechtbank met betrekking tot het bewijs
Vervaardigen
Er is een in werking zijnde productielocatie voor synthetische drugs aangetroffen op het adres [adres 2] te Etten-Leur zo blijkt uit de bevindingen van de LFO. Ook werden er een groot aantal materialen en (grond)stoffen bestemd voor de vervaardiging van synthetische drugs aangetroffen. In een geval dat een in amfetaminelaboratorium wordt aangetroffen, waarbij het productieproces nog in volle omvang gaande is, als in casu het geval, dient het geheel van handelingen ten behoeve van de productie onder het begrip “vervaardigen” te worden begrepen. Dat er ter plaatse amfetamine werd vervaardigd, is naar het oordeel van de rechtbank van bovenstaande bewijsmiddelen genoegzaam komen vast te staan. Uit de bewijsmiddelen volgt ook dat verdachte aan de werkzaamheden in het laboratorium kan worden gekoppeld. Hijzelf verklaard dat dit “slechts” het opruimen van afvalproduct zou zijn. Wat daar ook verder van zij, ook opruimactiviteiten zijn onlosmakelijk onderdeel van vervaardigen van synthetische drugs ter plaatse.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat in een geval van een in werkend zijnd amfetaminelaboratorium als in casu, het geheel van handelingen, te weten van de aanvoer van de benodigde (productie)middelen tot en met de afvoer van afvalstoffen onlosmakelijk onderdeel uitmaken van het productieproces van amfetamine en MDMA, en al deze handelingen vallen onder het begrip “vervaardigen”.
Medeplegen
Uit de bovengenoemde bewijsmiddelen kan de rechtbank niets anders concluderen dat de verdachte een substantiële rol heeft vervuld bij de productie van synthetische drugs op de [adres 2] te Etten-Leur. Dat de verdachte ook aanwezig was tijdens het productieproces, blijkt uit het feit dat hij in het laboratorium aanwezig was toen de politie-inval plaatsvond. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de verdachte met spullen heeft zien sjouwen. Verder blijkt uit het uitgebreide sms-verkeer tussen de medeverdachten onderling dat ook de verdachte betrokken was bij werkzaamheden die gerelateerd zijn aan de productie van drugs, nu op verschillende data in de sms-berichten over hem werd gesproken. Ook komt het DNA van celmateriaal dat is aangetroffen in de afgeschermde laboratoriumruimte en voorruimte, overeen met het DNA-profiel van de verdachte. Verdachte zelf heeft verklaard dat in het laboratorium is geweest waar hij afvalproduct zou gaan opruimen. De bewijsmiddelen wijzen naar het oordeel van de rechtbank evenwel op een minder beperkte rol van de verdachte dan hij de rechtbank wil doen geloven. Maar zoals hiervoren aangehaald, ook het opruimen van afvalproduct maakt onlosmakelijk onderdeel uit van het ter plaatse vervaardigen van drugs nu dat dienstig is aan die vervaardiging. Afvoer van afval is noodzakelijk om in het laboratorium te kunnen blijven produceren.
De rechtbank is op basis van bovenstaande bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met
[medeverdachte 2] en [medeverdachte] amfetamine en MDMA heeft vervaardigd in het pand, gelegen aan [adres 2] te Etten-Leur.
De periode
Naar het oordeel van de rechtbank kan worden vastgesteld dat de verdachte in de tenlastegelegde periode betrokken was bij de vervaardiging van amfetamine en MDMA in het drugslaboratoriumoratorium. Zij baseert haar oordeel op de verklaringen van:
  • [medeverdachte] , inhoudend dat de verdachte drie weken na 15 april 2015 in beeld kwam;
  • de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, inhoudend dat hij op 21 mei 2015 niet voor het eerst in het bedrijfspand aanwezig was, maar er enkele weken voor deze datum ook een paar keer is geweest;
  • de verklaring van [getuige 2] , inhoudend dat ongeveer vier weken vóór 23 mei 2015 een wandje is geplaats in de bedrijfsruimte;
  • de verklaring van [getuige 3] , inhoudend dat hij drie weken vóór 21 mei 2015 een groot blauw vat waar een slang uitkwam, op een sokkel zag staan en dat vanaf de tweede week van april dagelijks een stoomreiniger die bij de Limburgers stond, werd gebruikt, alsmede de verklaring van [getuige 3] dat hij in het begin van de huurperiode overal in het pand kon komen, maar op een gegeven moment niet meer omdat er sloten op de deuren waren geplaatst.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de periode van 23 april 2015 tot en met 21 mei 2015 in de gemeente Etten-Leur tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft vervaardigd een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en MDMA, zijnde amfetamine en MDMA middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder D, van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het aangetroffen laboratoriumoratorium was veel groter dan de kleinere laboratoriumoratoria waarbij de verdachte betrokken is geweest, voor welke betrokkenheid hij in december 2017 terecht heeft gestaan. Dit is maatgevend voor de strafmaat. De officier van justitie heeft aangevoerd dat zij bij de strafeis in behoorlijke omvang rekening heeft gehouden met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht de gevorderde straf te hoog. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte op 22 december 2017 terecht heeft gestaan wegens - onder meer - bereiding van amfetamine op diverse plaatsen en dat de officier van justitie in die zaak een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren heeft geëist. In de onderhavige zaak, waarbij aan de verdachte slechte een enkel feit is tenlastegelegde en waarbij hij - als hij er al bij betrokken is geweest, hetgeen de raadsman niet bewezen acht - een kleine rol in het geheel heeft gespeeld, is de strafeis in vergelijking met de zaak waarin op 22 december 2017 vonnis is gewezen, veel te hoog. Ook in vergelijking met de strafeis die in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 2] is geëist, vindt de raadsman de eis tegen de verdachte, gezien de kleine rol die hij in de onderhavige zaak heeft gespeeld, disproportioneel. Bovendien is volgens de raadsman onvoldoende rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, nu hij zich niet kan voorstellen dat indien de onderhavige zaak gelijktijdig zou zijn behandeld met de zaak waarin op 22 december 2017 vonnis is gewezen, de strafeis van de officier 30 maanden hoger dan de geëiste zes jaren zou zijn geweest.
Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat de officier van justitie onvoldoende rekening heeft gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, waarbinnen een verdachte dient te zijn berecht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft samen met anderen amfetamine en MDMA vervaardigd.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van synthetische drugs grote gezondheidsrisico’s met zich meebrengt voor de gebruikers van deze drugs. Immers het gebruik van deze drugs kan leiden tot een lichamelijke of geestelijke verslaving en, bij overdosis, zelfs tot de dood van de gebruiker. Eenmaal verslaafd plegen de gebruikers veelal misdrijven om aan geld te komen om in hun verslaving te kunnen voorzien, waardoor er in de maatschappij “criminele inktvlekken” ontstaan. Daarnaast brengt deze productie vrijwel altijd schade toe aan de eigenaren van de onroerende zaken die voor deze productie gebruikt worden. Dat is ook hier het geval. Het chemisch afval dat ontstaat bij deze productie wordt vrijwel altijd illegaal gedumpt, waardoor het milieu schade ondervindt en belast wordt en waarbij er in de regel veel geld, tijd en energie geïnvesteerd moet worden om de negatieve gevolgen voor het milieu zoveel mogelijk te mitigeren. Ook hier is bodemverontreiniging ontstaan door het illegaal op en in de bodem van afvalproduct. Bovendien legt op het opsporen, ontmantelen en vervolgen van de producenten van synthetische drugs een fors beslag op het opsporingsapparaat, als gevolg waarvan de opsporing van andere misdrijven in het geding kan komen. Kortom, de productie van synthetische drugs heeft op meerdere niveaus van de maatschappij een forse negatieve invloed.
De vervaardiging van de synthetische drugs heeft plaatsgevonden in een gehuurd bedrijfspand. De als drugslaboratorium ingerichte ruimte van dit pand was groot en de gebruikte productiemiddelen en –apparatuur waren op professionele wijze opgeslagen en opgesteld. Niet kan worden vastgesteld hoeveel amfetamine is bereid, maar gezien de aanwezige goederen betrof het een grootschalig productieproces. Een gedeelte van dat pand werd onderverhuurd aan de heer [getuige 3] , die er zijn winkel in visbenodigdheden had gevestigd. Het lijkt er op dat hij als dekmantel is gebruikt, voor de illegale activiteiten van de verdachten. Nadat de politie in het pand is ingevallen en het laboratorium ontdekte, is het pand voor de termijn van een jaar door de gemeente gesloten. Dit heeft verregaande gevolgen gehad voor zowel de verhuurder de heer [getuige 2] , die zijn pand gedurende een jaar niet kon verhuren, alsook voor de heer [getuige 3] , die zijn nieuw opgezette winkel op deze locatie niet kon voortzetten. Ook hebben de heren [getuige 2] en [getuige 3] imagoschade geleden, doordat openbaar bekend werd dat in het betreffende pand een drugslaboratorium werd aangetroffen hoewel zij daarmee in het geheel niets te maken hadden. De verdachte heeft aangegeven het afval te zullen “opruimen”. Niet gebleken of aannemelijk geworden is dat dit op een milieuverantwoorde wijze zou geschieden. De dump van afval kan bovendien gevaarzettend zijn voor bijvoorbeeld spelende kinderen of voor dieren. Uit de vordering van [getuige 2] blijkt dat er daadwerkelijk bodemverontreiniging heeft plaatsgevonden. Ook neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Als uitgangspunt voor de strafoplegging neemt de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden bij een werkend amfetaminelaboratorium.
Het vervaardigen van drugs is in het algemeen risicovol gezien de kans op ontploffingen of andere ongewenste neveneffecten. Als dit risico zich verwezenlijkt, kunnen de gevolgen voor de eigendommen en levens van derden zeer groot zijn. Dit ziet de rechtbank als een strafverzwarende omstandigheid.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging acht geslagen op het strafblad van de verdachte d.d. 28 november 2017. Op dit strafblad staan geen veroordelingen voor soortgelijke feiten vermeld, maar de rechtbank is er ambtshalve van op de hoogte dat de verdachte op 22 december 2017 voor soortgelijke feiten – drugslabs op drie locaties - is veroordeeld tot drie jaren gevangenisstraf. Nu het onderhavige feit is gepleegd vóórdat genoemde veroordeling is uitgesproken, zal de rechtbank toepassing geven aan artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank houdt er bij de strafoplegging rekening mee dat de rol van de verdachte in de onderhavige zaak minder groot ten opzichte van de medeverdachten. Verder houdt zij rekening met het feit dat er niet lang drugs zijn geproduceerd en dat de redelijke termijn waarbinnen verdachte berecht had moeten worden, is overschreden.
De hierna op te leggen straf dient niet alleen om verdachte daadwerkelijk leed toe te voegen vanwege de schade die hij aan de maatschappij heeft toegebracht, maar dient ook als signaal naar andere (potentiele) producenten om met deze illegale activiteiten te stoppen, althans daar niet aan te beginnen.
Bij het opleggen van de straf wil de rechtbank ook voorkomen dat de verdachte weer in de fout gaat.
Gelet op het wettelijk strafmaximum gesteld op de bewezen verklaarde feiten, de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, het uitgangspunt voor de strafoplegging en alle hiervoor genoemde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank uiteindelijk tot de slotsom dat een gevangenisstraf van 1 jaar met aftrek van het voorarrest als bepaald in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht een passende reactie vormt.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [getuige 2] vordert terzake van feit een schadevergoeding van
€ 77.203,- bestaande uit materiële kosten tot een bedrag van € 67.203,- en immateriële kosten van € 10.000,-.
De benadeelde partij [bedrijfsnaam 2] , vertegenwoordigd door [getuige 3] , vordert terzake van feit 1 een schadevergoeding van in totaal € 44.755,80, bestaande uit materiële kosten tot een bedrag van € 34.755,80 en immateriële kosten van € 10.000,-.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat zij van oordeel is dat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Zij verzoekt de rechtbank te bepalen dat de vordering niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank te beslissen overeenkomstig het verzoek van de officier van justitie.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de benadeelde partij [getuige 2]
Vast staat dat [getuige 2] slachtoffer is geworden van het door verdachte gepleegde strafbare feit. Het door hem verhuurde bedrijfspand is na ontdekking van het drugslaboratorium door de gemeente Etten-Leur gesloten in het kader van het Damoclesbeleid. [getuige 2] heeft tegen de sluiting van het pand bezwaar aangetekend bij voornoemde gemeente. Dit bezwaar is ongegrond verklaard. Ook heeft hij verzocht het pand slechts partieel te sluiten, maar ook aan dit verzoek is niet voldaan. De rechtbank stelt vast dat [getuige 2] redelijkerwijs alles heeft gedaan wat in zijn macht lag om de schade te beperken.
De verdachte(n) heeft/hebben zonder toestemming van [getuige 2] een drugslaboratorium in zijn pand ingericht en daarmee inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [getuige 2] . Hiermee heeft/hebben verdachte(n) zich jegens [getuige 2] onbetamelijk en daarmee onrechtmatig gedragen.
[getuige 2] heeft schade geleden door het toepassen van het Damoclesbeleid door de gemeente, omdat hij hierdoor zijn pand niet heeft kunnen verhuren. Ook heeft hij materiele schade geleden als gevolg van verontreiniging van het pand en de daarbij behorende tuin. Deze schade wordt niet vergoed door de verzekeringsmaatschappij, omdat de sluiting plaatsvond vanwege een drugsgerelateerd feit.
Deze schade is het rechtstreeks gevolg is van het handelen van de verdachte en de medeverdachten
[medeverdachte 2] en [verdachte] . Immers zonder dit handelen zou deze schade niet zijn ontstaan.
Die schade is ook aan verdachte(n) toe te rekenen, nu de Damoclesmaatregel en de noodzakelijke opruim- en saneringswerkzaamheden te voorzien waren.
De rechtbank zal derhalve een deel van de vordering, hierna nader gespecificeerd, aan de benadeelde partij toewijzen. Bij de opgegeven bedragen zal zij de BTW van het toe te wijzen bedrag aftrekken,
nu die BTW voor [getuige 2] verrekenbaar is en dus geen schadepost vormt
De toe te wijzen schade kan als volgt worden gespecificeerd:
-bodemsanering tuin € 8.804,-, exclusief BTW € 7.276,44
-reiniging vloer pand € 726,-, exclusief BTW € 600,00
-huurderving van 1 juni 2015 tot 1 juli 2016
€ 27.000,00
Totaal toe te wijzen materiële schade:
€ 34.876,44
De rechtbank is van oordeel dat de post “niet betaalde huur” geen rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit, evenmin als de door [getuige 2] opgegeven huurderving van de periode nadat het pand weer verhuurd mocht worden maar er nog geen nieuwe huurder was.
Betreffende de post “reparatie vernielingen binnen” is onvoldoende duidelijk gebleken in hoeverre deze post rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde strafbare feit, nu deze post onvoldoende is onderbouwd. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in het thans niet toegewezen deel van de vordering niet-ontvankelijk is. Dat deel van de vordering kan [getuige 2] bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts heeft [getuige 2] een immateriële schadevergoeding van € 10.000,- gevorderd wegens psychische schade. De rechtbank acht deze vordering niet onderbouwd, nu een psychisch ziektebeeld, bijvoorbeeld in de vorm van een psychologische en/of een psychiatrische rapportage, niet is aangetoond. De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk is en dat zij dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [bedrijfsnaam 2] , vertegenwoordigd door [getuige 3]
Verdachte heeft zonder toestemming [getuige 3] een drugslaboratorium ingericht in hetzelfde gebouw, waarvan een deel door [getuige 3] werd gehuurd. Vanwege het potentieel schade toebrengend effect dat een dergelijk laboratorium voor de omgeving in het algemeen, maar voor [getuige 3] in het bijzonder, kan hebben en had, gelet op de chemische dampen die door de politie op de verdieping waar [bedrijfsnaam 2] was gevestigd, is het enkel reeds oprichten en instandhouden van dit laboratorium maatschappelijk onbetamelijk en derhalve onrechtmatig jegens [getuige 3] .
heeft schade geleden door toepassing van het Damoclesbeleid van de gemeente, omdat hij hierdoor zijn net nieuw ingerichte winkel heeft moeten sluiten.
Hierdoor heeft hij onder andere verhuisschade geleden.
Deze schade is voor een deel, te weten voor € 10.000,00 vergoed door zijn verzekeraar, [verzekeraar] .
De (resterende) schade is een rechtstreeks gevolg van het handelen van verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [verdachte] . Immers zonder dit handelen zou deze schade niet zijn ontstaan.
Die schade is ook aan verdachte toe te rekenen, nu de sluiting van het pand en daarmee deze verhuizing te voorzien was.
De rechtbank zal derhalve een deel van de vordering, te weten dat deel dat het rechtstreekse gevolg is van het onrechtmatig handelen van verdachte en zijn medeverdachten, zoals hierna gespecificeerd, aan de benadeelde partij toewijzen:
-verpakken en verhuizen € 7.500,00
-inrichten winkelruimte en inhuizen goederen, samen € 6.500,00
-reiskosten, inhoudend 1xZegge-Etten-Leur (34km)
Vergoeding à 0,19 eurocent per kilometer
€ 6,46
Totaal: € 14.006,46
Dit bedrag wordt verminderd met het door de verzekeringsmaatschappij [verzekeraar] aan benadeelde partij uitgekeerd bedrag van € 10.000,- zodat per saldo resteert
€ 4.006,46.
De rechtbank zal de volgende posten niet-ontvankelijk verklaren, nu zij deze onvoldoende onderbouwd acht en niet duidelijk is in hoeverre deze posten rechtstreeks verband houden met het strafbare feit.
-belangderving;
-reclamecampagne;
-diverse incassokosten;
-werk gemist.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de posten “niet voldane rekening” en “advocaatkosten” afwijzen, nu deze geen rechtstreeks verband hebben met het bewezenverklaarde feit.
Voorts heeft [getuige 3] een immateriële schadevergoeding van € 10.000,- gevorderd wegens psychische schade. De rechtbank acht deze vordering niet onderbouwd, nu zij niet heeft kunnen vaststellen dat een psychische schade is in de vorm van een erkend psychiatrisch ziektebeeld, dat is aangetoond door een psychologische en/of een psychiatrische rapportage. De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij ook in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk is en dat zij dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Het toegewezen schadebedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2015 tot aan de dag van de volledige voldoening, zal hoofdelijk worden opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte (hoofdelijk) jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die aan hen is toegebracht. De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen, opdat de staat de vergoeding van de schade aan het slachtoffer bevordert.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van hetgeen meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [getuige 2] , wonende te Breda, gedeeltelijk toe (de posten bodemsanering tuin, reiniging vloer pand en huurderving van 1 juni 2015 tot 1 juli 2016) en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 34.876,44, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 21 mei 2015 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [getuige 2] ten aanzien van de posten niet betaalde huur, huurderving van de periode nadat het pand weer verhuurd mocht worden maar er nog geen nieuwe huurder was, reparatie vernielingen binnen en immateriële schade niet ontvankelijk is en dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [getuige 2] , van € 34.876,44, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 209 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 21 mei 2015 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [bedrijfsnaam 2] , vertegenwoordigd door [getuige 3] , wonende te Zegge, gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 4.006,46, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 21 mei 2015 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [bedrijfsnaam 2] ten aanzien van de posten belangderving, reclamecampagne, diverse incassokosten, werk gemist en immateriële schade niet ontvankelijk is en dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • wijst af de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de posten niet voldane rekening en advocaatkosten, nu deze geen rechtstreeks verband hebben met het bewezenverklaarde feit;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op € 64,98;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [bedrijfsnaam 2] , van € 4.006,46, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 50 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 21 mei 2015 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. C.M.W. Nobis en
mr. I.P. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth en
mr. K.J.M. Voncken, griffiers.
Buiten staat
mr. C.M.W. Nobis, Mr. I.P. de Groot en mr. K.J.M. Voncken zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 23 april 2015 tot en met 21 mei 2015 in de gemeente Etten-Leur, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervaardigd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld – gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Politie Zeeland-West-Brabant, Regionaal Hennepteam, proces-verbaalnummer ZBRAA15009, gesloten op 3 november 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 500 en apart genummerde pagina’s betreffende het Forensisch Technisch Onderzoek, pagina 1 tot en met pagina 228.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 45 van de doornummering.
3.De Bestuurlijke rapportage Etten-Leur van de Politie, Integraal Ondermijningsteam Zeeland-West Brabant, pagina 230 tot en met 234 van de doornummering.
4.De aanvullende fotomap drugslab Etten-Leur, [adres 2] d.d. 21-5-2015 van de Landelijke Eenheid Landelijke Faciliteit Ontmantelen, ongenummerd toegevoegd aan het dossier;
5.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 60 en 61 van de doornummering.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 52 van de doornummering.
7.Het proces-verbaal van Politie Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Operationele Samenwerking, met fotobijlage, pagina 74 tot en met 85 van de doornummering.
8.Het spoedrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, pagina 86 tot en met 88 van de doornummering.
9.Het onderzoek naar vermoedelijke vervaardiging synthetische drugs, [adres 2] te Etten-Leur, 21 mei 2015, Rapport NFI d.d. 22 december 2015, pagina 86 tot en met 95 van het Forensisch onderzoek, apart genummerd van pagina 1 tot en met 228.
10.Het forensisch onderzoek, pagina 22 tot en met 32 van de doornummering.
11.Het forensisch onderzoek, pagina 4, 5 en 8 tot en met 20 van de doornummering.
12.Het forensisch onderzoek, pagina 59 tot en met 65 van de doornummering, Verilabs, Forensisch DNA Rapport d.d. 8 juli 2015.
13.Het forensisch onderzoek met bijlagen, pagina 74 tot en met 81 van de doornummering, Verilabs, Forensisch DNA Rapport d.d. 24 augustus 2015.
14.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 49 en 50 van de doornummering.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 66 en 67 van de doornummering.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 99 en 100 van de doornummering.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 101 van de doornummering.
18.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2018.
19.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte] , pagina 435 tot en met 455 van de doornummering.
20.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] , pagina 432 tot en met 445 van de doornummering.
21.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 106 en 107 van de doornummering.
22.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , pagina 120 tot en met 123 van de doornummering.
23.Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoon, pagina 177 van de doornummering.
24.Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoon en de hierbij behorende bijlage 2, pagina 176 tot en met 218 van de doornummering. In bijlage 2 is vermeld dat [medeverdachte] sms’t naar beide telefoonnummers van [medeverdachte 2] .