ECLI:NL:RBLIM:2018:1487

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 februari 2018
Publicatiedatum
14 februari 2018
Zaaknummer
03/700610-15 en 03/866394-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in drugszaken met betrekking tot amfetamineproductie

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 12 februari 2018, stonden de voorbereidingshandelingen en de vervaardiging van amfetamine centraal. De verdachte werd vrijgesproken van de voorbereidingshandelingen en het vervaardigen van amfetamine in een woning in Hoensbroek, omdat de verklaring van een getuige niet voldoende steun vond in ander bewijs. De rechtbank oordeelde dat de getuigenverklaring van medeverdachte [medeverdachte 4] niet werd ondersteund door andere bewijsmiddelen, waardoor er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten in deze zaak. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine in een chalet in Heerlen, waar hij op 17 november 2015 betrokken was. De rechtbank baseerde deze veroordeling op de bekennende verklaring van de verdachte, de bevindingen van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 15 maanden opgelegd, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en de impact van synthetische drugs op de maatschappij. De rechtbank benadrukte dat de productie van synthetische drugs grote gezondheidsrisico's met zich meebrengt en dat het gebruik ervan leidt tot criminele activiteiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/700610-15 en 03/866394-16 (ter terechtzitting gevoegd)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 februari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [woonadres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de zittingen van 23 en 24 januari 2018. Op de zitting van 29 januari 2018 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten. De verdachte en zijn raadsman zijn op 23 en 24 januari telkens verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
in de zaak met parketnummer 03/700610-15
Feit 1:op 17 november 2015 te Heerlen
( [adres 5] )voorbereidingshandelingen voor het vervaardigen van amfetamine heeft verricht;
Feit 2:al dan niet samen met een ander in de periode van 15 augustus 2015 tot en met
3 september 2015 te Hoensbroek (
[adres 3] )voorbereidingshandelingen voor de bereiding van amfetamine heeft verricht;
in de zaak met parketnummer 03/866394-16
al dan niet samen met een ander in de periode van 1 juli 2015 tot en met 3 september 2015 Hoensbroek (
[adres 3] )amfetamine heeft vervaardigd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de voorbereidingshandelingen en het vervaardigen van amfetamine op de [adres 3] , de zaken met parketnummer 03/700610-15 feit 2 () parketnummer 03/866394-16
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, met dien verstande dat er sprake is van medeplegen.
Ten aanzien van het aantreffen van het amfetaminelaboratorium en de in de tenlastelegging genoemde goederen heeft de officier van justitie verwezen naar de bevindingen van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna: LFO). Ten aanzien van de rol van de verdachte heeft de officier van justitie verwezen naar de volgende bewijsmiddelen:
  • meteen bij binnenkomst van de politie in haar woning op 3 september heeft medeverdachte [medeverdachte 4] verklaard dat sprake is van een derde persoon, die op de bovenverdieping zou wonen;
  • medeverdachte [medeverdachte 4] heeft een zeer gedetailleerde verklaring met specifieke kenmerken van deze betreffende persoon gegeven, te weten de leeftijd van 72 jaar, dat hij twee dochters heeft en [verdachte] heet, dat hij woont op de [adres 5] en eerder is opgepakt. Deze gegevens zijn specifiek en passen bij de persoon van de verdachte;
  • de politie heeft naar aanleiding van bovenstaande informatie een proces-verbaal opgemaakt en is tot de vaststelling gekomen dat het om de verdachte moet gaan;
  • medeverdachte [medeverdachte 4] heeft de verdachte op een foto herkend;
  • medeverdachte [medeverdachte 2] heeft eveneens verklaard dat sprake is van een derde persoon aan wie de bovenverdieping is verhuurd;
  • na onderzoek in de woning van de verdachte aan de [adres 5] heeft de politie ook daar een amfetaminelaboratorium aangetroffen.
Gelet op de gedetailleerde verklaring van medeverdachte [medeverdachte 4] in combinatie met de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] kan het tenlastegelegde naar het oordeel van de officier van justitie bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van de voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine op de [adres 5] , parketnummer 03/700610-15 feit 1
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan de verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van het aantreffen van een volledig gebruiksklare destillatieopstelling die bestemd is voor en volgens haar ook wijst op het eerder destilleren van amfetamineolie, heeft de officier van justitie verwezen naar de bevindingen van het LFO en het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Uit onderzoek blijkt dat er sprake is geweest van de productie van amfetamine, nu de opstelling was aangesloten.
Ten aanzien van betrokkenheid van de verdachte heeft de officier van justitie naar de volgende bewijsmiddelen verwezen:
  • de verdachte woonde op het betreffende adres en is daar ook feitelijk door de politie aangetroffen;
  • de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, inhoudende dat hij het materiaal onder zich had;
  • de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 4] , inhoudende dat de locatie op de [adres 5] te klein was en de verdachte daarom ook een andere ruimte wilde huren voor het vervaardigen van amfetamine en op de [adres 5] inderdaad een amfetaminelaboratorium is aangetroffen.
De officier van justitie heeft voorts naar voren gebracht dat zij ervan uit gaat dat de aangetroffen inrichting aan de verdachte toebehoorde, nu de inrichting was aangesloten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de voorbereidingshandelingen en het vervaardigen van amfetamine op de [adres 3] , de zaken met parketnummer 03/700610-15 feit 2 en parketnummer 03/866394-16
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van de tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft in dit kader aangevoerd dat de feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard op grond van het
unus testis nullus testis beginsel. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de verdenking van betrokkenheid bij het amfetaminelaboratorium op de [adres 3] geheel is gebaseerd op de getuigenverklaring van medeverdachte [medeverdachte 4] . Deze getuigenverklaring wordt door geen enkel bewijsmiddel ondersteund, met als gevolg dat de verdachte moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine op de [adres 5] , parketnummer 03/700610-15 feit 1
De raadsman refereert zich ten aanzien van het tenlastegelegde aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de voorbereidingshandelingen en het vervaardigen van amfetamine op de [adres 3] , de zaken met parketnummer 03/700610-15 feit 2 en parketnummer 03/866394-16
Bewijsmiddelen
Inleiding
Op 2 september 2015 zien verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] een BMW met hoge snelheid in Hoensbroek rijden. Na controle blijkt het kenteken afgegeven te zijn voor een Renault Clio. De verbalisanten hebben vervolgens de achtervolging ingezet en even later wordt de BMW aangetroffen. In de buurt van de BMW wordt de bestuurder aangehouden, te weten medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna te noemen: [medeverdachte 2] ). Tijdens de fouillering worden bij [medeverdachte 2] gripzakjes met poeder, pillen en briefjes met aantekeningen over de productie van drugs aangetroffen. Tijdens het transport ruiken de verbalisanten de geur van amfetamine. Daarnaast worden in de BMW een aantal goederen die te maken kunnen hebben met de productie van drugs, aangetroffen.
Naar aanleiding van bovenstaande bevindingen kreeg de politie het ernstige vermoeden dat [medeverdachte 2] zich bezig hield met de productie van synthetische drugs. Volgens het kadaster was [medeverdachte 2] ten tijde van zijn aanhouding eigenaar van het pand aan de [adres 3] te Hoensbroek. Verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11] zijn op 3 september 2015 naar deze woning gegaan. Medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) was in de woning aanwezig en gaf toestemming aan de verbalisanten om de woning te betreden. Zij gaf aan dat de bovenverdieping werd verhuurd aan een dikkere man voor opslag en dat de verbalisanten op de bovenverdieping konden gaan kijken. Wanneer verbalisant [verbalisant 10] zich op de bovenverdieping bevindt, ziet hij in de badkamer een laboratoriumopstelling staan. Op zolder worden aangesloten vaten met daaromheen warmtedekens aangetroffen. [medeverdachte 4] wordt daarop eveneens door de politie aangehouden.
Ter plaatse
Door de verbalisanten van de LFO wordt op 3 september 2015 op het adres [adres 3] te Hoensbroek een groot aantal goederen en chemicaliën in beslag genomen. De aangetroffen goederen en chemicaliën zijn typische goederen en chemicaliën welke aangetroffen worden op locaties waar synthetische drugs vervaardigd of bewerkt worden. De zolder van deze woning was zeer waarschijnlijk ingericht en in gebruik voor het op grote schaal omzetten van een precursor van BMK (een zout van BMK-Glycidezuur) in BMK. BMK is een grondstof voor (met)amfetamine. De reactievaten ten behoeve van deze omzetting waren ten tijde van de ontdekking in werking. De badkamer was ingericht en gebruikt voor het vervaardigen van synthetische drugs, vermoedelijk amfetamine middels de Leuckart methode met behulp van BMK, welke vermoedelijk ter plaatse was vervaardigd.
Het NFI heeft een onderzoek verricht aan het onderzoeksmateriaal (te weten monsters van de aangetroffen (vloei)stoffen) en heeft op basis van de onderzochte stoffen geconcludeerd dat de zolder van de woning zeer waarschijnlijk is ingericht en in gebruik is voor het op grote schaal omzetten van een precursor van BMK in BMK. Dit is een grondstof voor (met)amfetamine. De reactievaten voor de omzetting waren in werking. De badkamer was ingericht en werd gebruikt voor het vervaardigen van synthetische drugs, vermoedelijk amfetamine via de Leuckart-methode met behulp van BMK. In het onderzoeksmateriaal is APAAN, BMK, amfetamine, MDMA, metamfetamine, zoutzuur en zwavelzuur aangetoond. Ten aanzien van dit onderzoeksmateriaal heeft het NFI geconcludeerd dat een groot deel van het onderzoeksmateriaal gerelateerd is aan de vervaardiging van BMK uit het natriumzout van BMK-glycidezuur en citroenzuur en de vervaardiging van amfetamine uit BMK met de Leuckartmethode.
Het NFI heeft voorts een rapport opgesteld met betrekking tot de capaciteits- en opbrengstschatting. De geschatte hoeveelheid ruwe (ongezuiverde BMK die geproduceerd had kunnen worden uit de in totaal 95 kilogram grondstof die aanwezig is geweest op de locatie is circa 34 liter (circa 17 liter zuivere BMK). De geschatte totale opbrengst van de volgens opgave op deze locatie verbruikte 960 kilogram grondstof is circa 342 liter ruwe, ongezuiverde, BMK (dit is circa 174 liter zuivere BMK). Hiervan was volgens de opgave nog ongeveer 96 liter op de locatie aanwezig.
De rol van de verdachte
Medeverdachte [medeverdachte 4] is een aantal malen door de politie als verdachte gehoord. Zij heeft bij de politie verklaard dat de woning in eigendom toebehoort aan medeverdachte
[medeverdachte 2] en dat zij sinds vier maanden in de woning aan de [adres 3] woont. De bovenverdieping van de woning wordt aan iemand anders verhuurd, te weten aan een dikkere man, voor de opslag van goederen. De geur in de woning komt van de bovenverdieping en is al twee of drie maanden aanwezig. [medeverdachte 4] heeft vervolgens een signalement en een beschrijving van de huurder van de bovenverdieping gegeven. De huurder heet [verdachte] , is 72 jaar oud, heeft twee dochters en woont op de [adres 5] in Hoensbroek.
De politie heeft vervolgens een onderzoek naar deze ‘ [verdachte] ’ ingesteld en is tot de conclusie gekomen dat de persoon die [medeverdachte 4] omschrijft, de verdachte betreft. Aan [medeverdachte 4] wordt alsdan een foto van de verdachte getoond, waarna door [medeverdachte 4] wordt bevestigd dat de verdachte degene is die de bovenverdieping van het pand huurt.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat de bovenverdieping van de woning door een derde persoon werd gehuurd. [medeverdachte 2] wenst de identiteit van deze derde persoon niet prijs te geven.
De verdachte heeft ter terechtzitting ontkend enige betrokkenheid te hebben gehad met het tenlastegelegde.
Het oordeel van de rechtbank naar aanleiding van de bewijsmiddelen
Uit vaste jurisprudentie volgt dat de vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is voldaan, zich niet in algemene zin laat beantwoorden. Daarbij moeten telkens de concrete feiten en omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. De bepaling van artikel 342, tweede lid, Sv strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Wanneer het bewijs praktisch gesproken uitsluitend berust op de verklaring van een getuige moet gemotiveerd worden waarom het verantwoord is de bewezenverklaring op die ene verklaring te baseren. Het oordeel of de verklaring van een getuige betrouwbaar is, moet dus met objectieve gegevens worden onderbouwd.
De rechtbank stelt vast dat de bewijsconstructie van de officier van justitie in beslissende mate steunt op de getuigenverklaring van [medeverdachte 4] , die de rechtbank betrouwbaar acht, omdat deze informatie wat betreft de
persoonvan de verdachte juist is gebleken . De rechtbank stelt echter vast dat die verklaring over de
rolvan de verdachte bij de productie op deze locatie niet wordt ondersteund door enig ander bewijs. Daarom komt de rechtbank tot het oordeel dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten te kunnen komen. Verdachte moet om die reden van de voorbereidingshandelingen en het vervaardigen van amfetamine op de [adres 3] , de zaken met parketnummer 03/700610-15 feit 2 en parketnummer 03/866394-16
worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine op de [adres 5] , parketnummer 03/700610-15 feit 1 [1]
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 17 november 2015 in de gemeente Heerlen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de vervaardiging van amfetamine, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting; [2]
- de bevindingen van de LFO; [3]
- de bevindingen van het NFI. [4]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 03/700610-15
op 17 november 2015 in de gemeente Heerlen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen en bereiden van
amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen onder meer voorhanden heeft gehad:
-een destillatie/kookopstelling met een 20L driehals rondbodemkolf in een
elektrische verwarmingsmantel en een bolkoeler aangesloten op de kraan
van de wastafel, en
-een rondbodemkolf en een hoeveelheid vatenpompjes en een kunststof
schenkbeker, en
-een 25L jerrycan met inhoud formamide, en
-een hoeveelheid emmers met inhoud 56,84 kilogram APAAN en
-een ph-meter, en een hoeveelheid laboratoriumglaswerk, en een koelspiraal, en een vacuümpomp, en een scheitrechter,
waarvan verdachte wist, dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 03/700610-15
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk dient te worden gesteld aan het reeds ondergane voorarrest. Daarnaast kan aan de verdachte een taakstraf worden opgelegd. Bij de bepaling van de straf dient voorts rekening te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn leeftijd en zijn slechte gezondheid.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van synthetische drugs grote gezondheidsrisico’s met zich meebrengt voor de gebruikers van deze drugs. Immers het gebruik van deze drugs kan leiden tot een lichamelijke of geestelijke verslaving en, bij overdosis, zelfs tot de dood van de gebruiker. Eenmaal verslaafd plegen de gebruikers veelal misdrijven om aan geld te komen om in hun verslaving te kunnen voorzien, waardoor er in de maatschappij “criminele inktvlekken” ontstaan. Daarnaast brengt deze productie vrijwel altijd schade toe aan de eigenaren van de onroerende zaken die voor deze productie gebruikt worden. Het chemisch afval dat ontstaat bij deze productie wordt vrijwel altijd illegaal gedumpt, waardoor het milieu schade ondervindt en belast wordt en waarbij er in de regel veel geld, tijd en energie geïnvesteerd moet worden om de negatieve gevolgen voor het milieu zoveel mogelijk te mitigeren. Bovendien legt het opsporen, ontmantelen en vervolgen van de producenten van synthetische drugs een fors beslag op het opsporingsapparaat, als gevolg waarvan de opsporing van andere misdrijven in het geding kan komen. Kortom, de productie van synthetische drugs heeft op meerdere niveaus van de maatschappij een forse negatieve invloed. Aan dit alles heeft de verdachte door zijn handelen een bijdrage geleverd.
Als uitgangpunt voor de strafoplegging neemt de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden bij een werkend amfetaminelaboratorium . In dit geval is echter tenlastegelegd en wordt bewezen verklaard dat verdachte voorbereidende handelingen voor de productie van amfetamine heeft verricht.
Het vervaardigen van drugs is in het algemeen risicovol gezien de kans op ontploffingen of andere ongewenste neveneffecten. Als dit risico zich verwezenlijkt in een chalet op een camping, zoals in dit geval, kunnen de gevolgen voor de eigendommen en levens van derden, zoals de aldaar verblijvende campinggasten zeer groot zijn. Dit ziet de rechtbank als een strafverzwarende omstandigheid.
Bij de strafoplegging weegt als strafverzwarend eveneens mee dat hij eerder is veroordeeld voor druggerelateerde feiten tot onder meer een lange gevangenisstraf, maar dat deze eerdere veroordelingen kennelijk geen indruk op hem hebben gemaakt, getuige het feit dat de verdachte opnieuw voorbereidingen voor de productie van amfetamine heeft getroffen.
In de leeftijd of de gezondheid van de verdachte, ziet de rechtbank geen reden tot strafvermindering, te minder, nu zijn leeftijd en gezondheid hem er ook niet van hebben weerhouden het tenlastegelegde feit te plegen.
Als strafverminderende omstandigheid zal de rechtbank rekening houden met het feit dat de redelijke termijn waarbinnen verdachte berecht had moeten worden, is overschreden.
Het doel van de op te leggen straf
De hierna op te leggen straf dient niet alleen om verdachte daadwerkelijk leed toe te voegen vanwege de schade die hij aan de maatschappij heeft toegebracht, maar dient ook als signaal naar andere (potentiele) producenten om met deze illegale activiteiten te stoppen, althans daar niet aan te beginnen.
Gelet op het wettelijk strafmaximum gesteld op de bewezen verklaarde feiten, het uitgangspunt bij de strafoplegging, de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, de strafverzwarende omstandigheden en rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, komt de rechtbank tot de slotsom dat een gevangenisstraf voor 15 maanden met aftrek van het voorarrest als bepaald in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht een passende sanctie vormt.

7.Het beslag

Bij het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat met toepassing van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering meerdere goederen onder de verdachte in beslag zijn genomen. Deze voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen het onder feit 1 tenlastegelegde feit in de zaak met parketnummer 03/700610-15 is gepleegd.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van feit 2 in de zaak met parketnummer 03/700610-15 en het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03/866394-16;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder feit 1 tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 in de zaak met parketnummer 03/700610-15 tot een gevangenisstraf van 15 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
2 2.00 STK Verdovende Middelen
AMFETAMINE
719049
3 1.00 STK Verdovende Middelen
AMFETAMINE
719051 rondbodemkolf
4 2.00 STK Verdovende Middelen
AMFETAMINE
719053 vatenpompjes
5 1.00 STK Beker
719054
6 1.00 STK Jerrycan
719058
7 1.00 STK Jerrycan
719061
8 1.00 STK Jerrycan
719063
9 1.00 STK Jerrycan
719065
10 4.00 STK Jerrycan
719070
11 1.00 STK Jerrycan
719071
12 1.00 STK Jerrycan
719074 in vuilniszak
13 1.00 STK Jerrycan
719079
14 1.00 STK Jerrycan
719080
15 3.00 FLS Fles
719084
16 6.00 STK Emmer
719088
17 1.00 STK Jerrycan
719094
18 1.00 STK Trechter
719096
19 1.00 STK diverse goederen
ph-meter
719088
20 1.00 STK diverse goederen
719099 plastic bak met inh. laboratoriumglasw
21 1.00 STK diverse goederen
koelspiral
719100
22 1.00 STK Fust
719102 vat mer kraantje
23 1.00 STK Pomp
719103
24 1.00 STK Jerrycan
719105
25 1.00 STK Trechter
719109
26 1.00 STK Tas
719113 inh.afval en etiketten
27 3.00 STK Glas
719114
28 4.00 FLS Fles
719118.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. C.M.W. Nobis en
mr. I.P. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth en
mr. K.J.M. Voncken, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 februari 2018.
Buiten staat
Mr. C.M.W. Nobis, mr. I.P. de Groot en mr. K.J.M. Voncken zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 03/700610-15 ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 17 november 2015 in de gemeente Heerlen, in elk geval
binnen het arrondissement Limburg,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen en/of bereiden en/of bewerken
en/of verwerken
en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van
amfetamine en/of MDMA en/of methamfetamine en/of tenamfetamine en/of N-ethyl
MDA, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of methamfetamine en/of tenamfetamine
en/of N-ethyl MDA (een) middel(len) vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst I
voor te bereiden en/of te bevorderen (ondermeer) voorhanden heeft gehad :
-een destillatie/kookopstelling met een 20L driehals rondbodemkolf in een
elektrische verwarmingsmantel en/of een (bol)koeler aangesloten op de kraan
van de wastafel, en/of
-een rondbodemkolf en/of een hoeveelheid vatenpompjes en/of een kunststof
schenkbeker, en/of
-een 25L jerrycan met inhoud formamide, en/of
-een hoeveelheid emmers met inhoud 56,84 kilogram, althans een hoeveelheid,
APAAN, en/of
-een ph-meter, en/of een hoeveelheid laboratoriumglaswerk, en/of een
koelspiraal, en/of een vacuümpomp, en/of een scheitrechter,
waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden, dat die bestemd
was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2015 tot en met 03 september
2015 te Hoensbroek, gemeente Heerlen, in elk geval binnen het arrondissement
Limburg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken
en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van
amfetamine en/of mdma en/of metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende amfetamine en/of mdma en/of metamfetamine, zijnde
amfetamine en/of mdma en/of metamfetamine, (een) middel(en) vermeld op de bij
de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
een aantal goederen voorhanden heeft gehad, (waaronder ondermeer)
op de zolderverdieping van het pand aan [adres 3] :
-een 220L klemdekselvat (Z1) omwikkeld met een elektrische verwarmingsdeken
ingesteld op 100 graden Celsius en in gebruik voor de omzetting van een
precursor in BMK met inhoud 25 liter BMK en/of (het natriumzout van) BMK
glycidezuur, en/of
-een 220L klemdekselvat (Z2) omwikkeld met een elektrische verwarmingsdeken
ingesteld op 130 graden Celsius en in gebruik voor de omzetting van een
precursor in BMK met inhoud 25 liter BMK en/of (het natriumzout van) BMK
glycidezuur, en/of
-een elektrische vloeistofpomp voorzien van een stuk geribbelde slang met aan
het uiteinde een filter gebruikt voor het leegpompen van reactievaten Z1 en
Z2, en/of
-een speciekuip, en/of een waterslang en/of een hoeveelheid maatbekers, en/of
-een hoeveelheid gripzakken (Z5) met inhoud 960 kilogram van het natriumzout
van BMK-glycidezuur en 700 kilogram citroenzuur, en/of
-een kunststof verzamelvat gevuld met ongeveer 6 liter BMK en/of (het
natriumzout van) BMK-glycidezuur, en/of
-een hoeveelheid jerrycans (Z10) met inhoud 40 liter BMK en/of (het
natriumzout van) BMK-glycidezuur, en/of
-een hoeveelheid 25KG-zakken (Z12) met inhoud 125 kilogram citroenzuur en/of
citroenzuur monohydraat, en/of
-een hoeveelheid gripzakken (Z15) met inhoud 95 kilogram natriumzout van BMK
glycidezuur,
EN/OF
op de badkamer 1e etage van het pand aan [adres 3] :
-een jerrycan (B1) met inhoud 5 liter (geconcentreerd) zwavelzuur, en/of
-een jerrycan (B4) met inhoud 8 liter formamide, en/of
-een jerrycan (B11) met inhoud 20 liter N-formylamfetamine, en/of
-een jerrycan (B12) met inhoud 18 liter methanol, en/of
-een gemodificeerde behangstoommachine, en/of
-een elektrische verwarmingsmantel, en/of
-een hoeveelheid laboratoriumglaswerk en/of jerrycans, en/of maatbekers,
en/of een erlenmeyer, en/of een scheitrechter en/of een maatfles, en/of een
vloeistofpomp, en/of
-een fles met inhoud 0,5 liter (verdund) zoutzuur,
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van dat/die
feit(en);
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 03/866394-16 ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2015 tot en met 3 september 2015 te Hoensbroek, gemeente Heerlen, in elk geval binnen het arrondissement Limburg,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
opzettelijk heeft vervaardigd en/of geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of mdma en/of metamfetamine, zijnde amfetamine en/of mdma en/of metamfetamine, (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie arrondissement Limburg, Politie Eenheid Limburg, team ondermijning, proces-verbaalnummer 2015165768, gesloten d.d. 23 maart 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 132.
2.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 23 januari 2018.
3.Proces-verbaal van LFO d.d. 25 januari 2017, pagina’s 27 tot en met 30 van de doornummering.
4.Rapport ‘Drugsonderzoek aan materialen, aangetroffen op de [adres 6] te Heerlen, 17 november 2015’ van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 4 januari 2016, pagina’s 59 tot en met