Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V. H.O.D.N. INTERPOLIS,
1.De procedure
- het verzoekschrift zoals binnengekomen op 22 november 2017 en de daarbij overgelegde producties 1 tot en met 8,
- het verweerschrift zoals binnengekomen op 24 januari 2018 en de daarbij overgelegde productie,
- de aan de zijde van [verzoeker] overgelegde producties 1 tot en met 4, zoals binnengekomen bij brief van 29 januari 2018,
- de mondelinge behandeling van 31 januari 2018.
2.De feiten
Zonder ongeval zou het bedrijf winstgevend zijn geweest. Het winstniveau zou iets hoger zijn dan de winst in 2014. Bij gelijkblijvende privéonttrekkingen zou het bedrijf levensvatbaar zijn.”
4.De beoordeling
dat [verzoeker] van deze periode waarin hem meer rust wordt gegeven ook gebruik zal maken om zijn verdere herstel voortvarend op te pakken. Daaronder valt het aanvangen met de door zijn artsen geadviseerde therapie of, mocht zijn arts van oordeel zijn dat dat nog niet mogelijk is, het tijdig vragen van een second opinion op dit punt.” Achmea constateert echter dat ook in 2017 niets is vernomen omtrent enige herstel bevorderende behandeling die [verzoeker] zou hebben ondergaan. Zijn verzoek beperkt zich opnieuw, zonder overlegging van enige nadere medische gegevens, tot het verlangen van aanvullende schadevergoeding. Daarmee voldoet [verzoeker] niet aan zijn plicht herstel te bevorderen. Achmea bestrijdt in dat verband dan ook dat de schade die uit de jaarstukken zou blijken, in causaal verband met de klachten als gevolg van het ongeval staat.