3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte gedurende een langere periode, meermalen geslachtsgemeenschap heeft gehad met aangeefster [slachtoffer] , die destijds 15 jaar oud was. De rechtbank acht eveneens wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte kinderporno van aangeefster heeft vervaardigd en in zijn bezit heeft gehad.
De rechtbank acht feit 2, zowel primair als subsidiair, en feit 4 niet bewezen en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Hieronder zal de rechtbank per feit de bewijsmiddelen bespreken en motiveren waarom zij ten aanzien van de feiten 2 en 4 tot een vrijspraak komt.
Feit 1
Op 29 april 2015 heeft aangeefster (geboortedatum [geboortedatum] )aangifte gedaan tegen de verdachte omdat hij toen zij 15 jaar oud was, meerdere malen met haar geslachtsgemeenschap heeft gehad. Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar op 29 december 2012 voor het eerst via facebook berichten stuurde met als inhoud dat hij haar een mooi meisje vond. Hij had tegen haar gezegd dat hij 21 jaar oud was. De verdachte wilde aangeefster geld geven omdat hij haar een mooi meisje vond. Aangeefster wilde in eerste instantie niet met hem afspreken. Uiteindelijk heeft ze hem haar telefoonnummer gegeven. Ze hebben via WhatsApp contact gehad. Een half jaar voordat aangeefster 16 jaar zou worden heeft ze voor het eerst met de verdachte afgesproken. Het eerste seksuele contact heeft ongeveer 3 maanden voor haar zestiende verjaardag plaatsgevonden. Ze hadden elkaar toen ongeveer 15 keer gezien. Aangeefster en de verdachte hebben geslachtsgemeenschap gehad in de auto van de verdachte ergens op een parkeerplaats in Nederland en in de slaapkamer van de woning van de verdachte in [woonplaats] .
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij vaker geslachtsgemeenschap heeft gehad met aangeefster. Hij wist dat aangeefster toen pas 15 jaar oud was. De leeftijd van aangeefster blijkt ook uit de berichten die de verdachte en aangeefster via facebook naar elkaar hebben gestuurd.
De rechtbank zal in de bewezenverklaring de begindatum stellen op 1 april 2013. Uit de facebook berichten blijkt dat op 17 maart 2013 nog geen ontmoeting tussen de verdachte en aangeefster heeft plaatsgevonden.Aangeefster heeft verklaard dat zij ongeveer 4 á 6 maanden na het eerste contact op 29 december 2012, voor het eerst geslachtsgemeenschap heeft gehad met de verdachte.Op 6 september 2013 is aangeefster 16 jaar oud geworden.
Feit 3
Tijdens zijn verhoor bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij met gebruikmaking van zijn computer opnamen heeft gemaakt van zijn handelingen met aangeefster.Deze videobeelden zijn in beslag genomen.In een besloten bijeenkomst voorafgaand aan de terechtzitting heeft de rechtbank deze opnamen bekeken. Het betreft een zestal video’s. Op de beelden is te zien dat aangeefster en de verdachte zich uitkleden, op bed gaan liggen en seksuele handelingen bij elkaar verrichten. De seksuele handelingen bestaan onder meer uit het aanraken van de billen van aangeefster door de verdachte.Voorts is te zien dat aangeefster en de verdachte geslachtsgemeenschap hebben met elkaar.De video is op
21 mei 2013 opgenomen in de slaapkamer van de woning van de verdachte te [woonplaats] . Op die dag was aangeefster 15 jaar oud.
Ter terechtzitting heeft de verdachte bekend dat hij de opnamen heeft gemaakt en dat op deze opnamen is te zien dat hij geslachtsgemeenschap heeft met aangeefster.
Feit 2
Onder feit 2 is aan de verdachte tenlastegelegd dat hij aangeefster nadat zij de leeftijd van 16 jaren had bereikt, meermalen heeft verkracht dan wel heeft aangerand. Naar het oordeel van de rechtbank kan de verkrachting of aanranding niet wettig en overtuigend worden bewezen en moet de verdachte daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op de terechtzitting heeft de verdachte toegegeven dat er tussen hem en aangeefster, nadat zij 16 jaar was geworden, meerdere keren seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster. De verdachte stelt zich evenwel op het standpunt dat deze seksuele handelingen met instemming en op initiatief van aangeefster hebben plaatsgevonden en dat er geen sprake is geweest van dwang.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of onder de gegeven omstandigheden sprake is geweest van ‘dwang’ in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. Voor een bewezenverklaring van ‘dwang’ is vereist dat de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat aangeefster het seksueel binnendringen van haar lichaam tegen haar wil heeft ondergaan en dat die dwang heeft plaatsgevonden door middel van geweld of een andere feitelijkheid, dan wel bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid.
Over het ten laste gelegde seksueel binnendringen heeft aangeefster verklaard dat de verdachte – toen zij voor het eerst seks hadden – vroeg of hij in haar broek mocht, zij aangaf dat ze dat niet wilde en begon te huilen. Hij is toen toch met zijn hand in haar broek gegaan en heeft aan haar vagina gezeten. Vervolgens is hij op haar gekropen en heeft hij zijn penis in haar vagina gestopt. Indien zij haar mond niet zou houden, zou de verdachte haar familie iets aan doen. Ook heeft de verdachte gedreigd met het op internet plaatsen van de videobeelden, aldus aangeefster.
De verdachte heeft ter terechtzitting – en tijdens zijn verhoren bij de politie – de verklaring van aangeefster op voornoemde punten ten stelligste ontkend. Volgens hem heeft aangeefster geheel vrijwillig de seksuele handelingen ondergaan en heeft zij op geen enkel moment kenbaar gemaakt dat er iets tegen haar wil gebeurde.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster dat zij door de verdachte werd gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, onvoldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen om tot een bewezenverklaring van de voor verkrachting noodzakelijke dwang te kunnen komen. Zij overweegt daartoe als volgt.
Op de beelden die de rechtbank achter gesloten deuren heeft bekeken is te zien dat de verdachte en aangeefster direct voorafgaand aan de seksuele handelingen grapjes maken en samen lachen. Het initiatief bij de seksuele handelingen komt ook van aangeefster. Op geen enkele wijze blijkt uit de videobeelden dat de seksuele handelingen tegen de wil van aangeefster plaatsvinden.
Het digitale berichtenverkeer in het dossier kan evenmin dienen als steunbewijs voor de verklaring van aangeefster, omdat uit deze berichten blijkt dat aangeefster openstaat voor seksuele handelingen als de verdachte daarom vraagt.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de seksuele handelingen tegen de wil van aangeefster hebben plaatsgevonden en dat er sprake is geweest van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de onder feit 2 primair aan hem tenlastegelegde verkrachtingen van aangeefster nadat zij 16 jaar was geworden.
Aan de verdachte is onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde dat hij aangeefster meerdere keren heeft aangerand nadat zij 16 jaar was geworden. Voor een veroordeling op grond van artikel 246 Wetboek van Strafrecht is dwang of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid van de zijde van de verdachte, waardoor de aangeefster de ontuchtige handelingen tegen haar wil heeft ondergaan, vereist. De rechtbank acht onvoldoende bewijs aanwezig dat de aangeefster de handelingen tegen haar wil als gevolg van (dreiging met) geweld of (dreiging met) een andere feitelijkheid van de kant van de verdachte heeft ondergaan. Niet is gebleken van een situatie waarin de verdachte, anders dan door het uitvoeren van de ontuchtige handelingen zelf, geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft aangewend om aangeefster tot het ondergaan van die handelingen te dwingen. De rechtbank acht daarmee niet bewezen dat de verdachte opzettelijk door (bedreiging met) dwingende feitelijkheden aangeefster tot het ondergaan van de ontuchtige handelingen heeft gebracht.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en zal de verdachte ook hiervan vrijspreken.
Feit 4
Aan de verdachte is onder feit 4 tenlastegelegd dat hij meermalen pornografisch materiaal heeft heeft vervaardigd en in zijn bezit heeft gehad van personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet hebben bereikt. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit feit niet wettig en overtuigend worden bewezen verklaard. De rechtbank zal de verdachte van dit feit vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Door een tweetal gecertificeerde zedenrechercheurs is op 20 april 2017 een aanvullend proces-verbaal opgemaakt waarin is beschreven wat op de videobestanden met bestandnaam [bestandsnaam 7] , [bestandsnaam 4] en [bestandsnaam 5] is te zien. De zedenrechercheurs schatten de leeftijd van de meisjes op de beelden tussen de 16 en de 18 jaar oud.
De rechtbank is gelet op bovengenoemde van oordeel dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de meisjes op de beelden kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet hebben bereikt. De mogelijkheid bestaat dus dat de meisjes 18 jaar oud zijn.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is van kinderporno en zal de verdachte van het tenlastegelegde onder feit 4 vrijspreken.