3.3.1In de zaak met parketnummer 03/659018-17
Feit 1
De rechtbank acht de tenlastegelegde bedreiging van [slachtoffer 1] met een vuurwapen wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 16 januari 2017.
Feit 2
De rechtbank acht het tenlastegelegde voorhanden hebben van een vuurwapen en twee knalpatronen wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende wapens, munitie en explosieven van 19 januari 2017.
Feit 3
Op 16 januari 2017 deed [slachtoffer 1] namens de benadeelde [slachtoffer 5] aangifte van vernieling.Hij verklaarde dat hij op 16 januari 2017 om 16:11 uur over de Venloseweg te Venlo reed in de auto van zijn vader, een rode Nissan Micra met het kenteken [nummer] . Hij verklaarde dat de bestuurder uit de auto achter hem uitstapte en naar hem toeliep. Hij zag dat de man naast de auto stond en de loop van een wapen beetpakte en met de kolf tegen de ruit aansloeg. Hij zag en hoorde dat hij drie à vier keer tegen de ruit sloeg. Hierdoor is de ruit beschadigd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 16 januari 2017 te Venlo met een revolver tegen de ruit van de auto van aangever heeft getikt.
Op 18 januari 2017 heeft verbalisant [naam 1] onderzoek verricht aan het voertuig voorzien van het kenteken [nummer] . Hij heeft gerelateerd dat hij op het raam van het bestuurdersportier een aantal krassen heeft waargenomen. Het betroffen oppervlakkige krassen, in het midden van het raam. Hij zag dat de krassen alle een afmeting hadden van ongeveer 2 à 3 centimeter en dat ze zich bevonden binnen een gebied van ongeveer 30 centimeter bij 30 centimeter.
Uit deze bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat buiten redelijke twijfel kan worden gesteld dat verdachte een aantal keren met een hard voorwerp tegen het raam van het bestuurdersportier heeft getikt ten gevolge waarvan er een aantal krassen op de ruit is gekomen. Dat de door de verbalisant waargenomen krassen ook gebruikersschade kunnen zijn, acht de rechtbank gelet op de geclusterde positionering ervan niet aannemelijk.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ruit van de Nissan Micra van [slachtoffer 5] heeft beschadigd, zoals omschreven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
3.3.2In de zaak met parketnummer 03/659054-17
3.3.2.1
Feiten 1, 2 en 6
3.3.2.1.1
Bewijsmiddelen
Op 11 februari 2017 omstreeks 03:15 uur waren verbalisanten [naam 2] ,[slachtoffer 4] ,[slachtoffer 2]en [slachtoffer 3]in Venlo werkzaam als agenten van de politie Eenheid Limburg. [naam 2] en [slachtoffer 4] waren belast met het toezicht in het openbare orde gebied, beiden gekleed in politie-uniform en als zodanig herkenbaar. Zij verplaatsten zich met een opvallende politiebike. Ook [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] waren gekleed in een politie-uniform. Zij verplaatsten zich in een opvallend dienstvoertuig.
Verbalisant
[naam 2]relateerde op ambtseed, zakelijk weergegeven, over hetgeen die nacht plaatsvond en als
feit 6is ten laste gelegd als volgt.
Ik zag dat de bestuurder van een personenauto, een groene Volkswagen Lupo, wilde keren, maar ik had de indruk dat dit niet lukte. Dit leidde ik af uit het feit dat de auto tweemaal enkele centimeters naar voren reed. Ik wilde vragen wat er aan de hand was. Toen ik bij het bestuurdersportier van de personenauto aankwam, tikte ik op het raam. Op dat moment reed de bestuurder de auto juist naar achteren. Ik moest mijn rechterbeen intrekken om te voorkomen dat ik werd geraakt. Ik zag vervolgens dat mijn collega [slachtoffer 4] zijn fiets enkele meters voor het voertuig had geplaatst. Toen de bestuurder de auto had gedraaid, zag ik dat de bestuurder zijn middelvinger naar mij en mijn collega opstak. Vervolgens hoorde ik dat het motorgeluid van de personenauto oplaaide. Het klonk als het geluid wanneer men vol gas geeft wanneer de versnellingspook in neutraal staat. Dit gebeurde ongeveer 2 keer. Vervolgens hoorde ik dat de banden van de personenauto begonnen te piepen, gecreëerd door de spinnende banden van de personenauto. Ik hoorde dat het motorgeluid hierbij eveneens oplaaide. Vervolgens zag ik dat de bestuurder zijn personenauto vooruit reed. Ik zag dat de bestuurder met de hoogst mogelijke snelheid, gezien het motorgeluid, zich verplaatste in de richting van de [adres 3] te Venlo. Ik zag dat de bestuurder hierbij in botsing kwam met de dienstfiets van collega [slachtoffer 4] en ik hoorde een knal. Ik zag dat de dienstfiets als gevolg hiervan met een smak op het trottoir terecht kwam.
Verbalisant
[slachtoffer 4]relateerde op ambtsbelofte, zakelijk weergegeven, over hetgeen die nacht plaatsvond als volgt.
Ik zag dat [naam 2] met zijn fiets naast het bestuurdersportier stopte en dat hij op het raam van het bijrijdersportier klopte. Ik zag dat de bestuurder tegelijkertijd de auto met hoge snelheid achteruit de rijbaan op reed. Ik zag dat [naam 2] hierbij noodgedwongen opzij stapte om te voorkomen dat de linker voorzijde van de Lupo hem raakte. Ik stapte snel van mijn fiets en bevond mij op dat moment aan de voorzijde van de Lupo. Op dat moment keek de bestuurder mij recht aan. Ik zag dat hij beide middelvingers naar mij op stak. Ik zag dat hij ontzettend opgefokt was en had het vermoeden dat hij buitenzinnig was. Ik plaatste snel mijn dienstfiets voor de Lupo. Ik hoorde dat het motorgeluid van de Polo[de rechtbank begrijpt Lupo]
twee tot drie maal hevig oplaaide, gelijkend op het geluid van flink gas geven. Op dat moment bevond ik mij nog recht voor het voertuig. De bestuurder keek mij zodanig agressief en buitenzinnig aan, dat ik sterk het gevoel had dat deze zich door niets of niemand zou laten stoppen. Ik stapte daarop snel naast mijn dienstfiets, om te voorkomen dat de Lupo mij bij het wegrijden zou aanrijden en zag dat de Lupo tegelijkertijd met hoge snelheid en piepende banden voorwaarts reed. Ik zag dat de Lupo met diens voorzijde tegen de rechterflank van mijn surveillancemountainbike reed. Ik zag dat de surveillancemountainbike hierdoor geramd werd en enkele meters voorwaarts door de lucht vloog en op het wegdek terecht kwam. Ik zag dat de Lupo mij op een afstand van minder dan een meter passeerde. Ik liet op dat moment net het stuur van de surveillancemountainbike los.
Ter terechtzitting heeft verdachte over dit incident verklaard dat hij de bestuurder van de Volkswagen Lupo was.De verbalisant die zijn fiets voor de auto zette, heeft hij waargenomen. Hij is daarop weggereden, voorwaarts. Daar stond ook die fiets. Hij heeft gemerkt dat hij de fiets raakte, maar is doorgereden. Hij wilde wegkomen.
Van dit incident zijn camerabeelden. Verbalisant
[naam 3]heeft de camerabeelden bekeken en hetgeen hij heeft waargenomen gerelateerd.Hij relateerde over dit incident, zakelijk weergegeven, het volgende:
Camera 4 genaamd [adres 1] 11/2/17. (…) Vervolgens zie ik dat de andere politieagent van zijn fiets afstapt en deze fiets voor de genoemde groene auto stalt. Op dat moment bedraagt de afstand tussen de auto en deze fiets ongeveer 2 meter. Ik zie dat de genoemde politieagent richting de zijkant van zijn fiets loopt, maar dat hij zijn fiets nog steeds vast heeft. Op dat moment zie ik dat de groene auto gas geeft en wegrijdt de [adres 2] in, gaande richting de [adres 3] .
Verbalisant
[slachtoffer 2]relateerde op ambtsbelofte, zakelijk weergegeven, als volgt over hetgeen die nacht vervolgens plaatsvond en als
feiten 1 en 2is ten laste gelegd.
Op 11 februari 2017 omstreeks 03:11 uur zag ik dat een kleine groene auto hard wegreed. Dat hij hard reed zag ik, omdat hij hard van mij reed en ik reed 50 kilometer per uur. Ik zag dat de auto tegen een glazen pui aankwam. Ik parkeerde het dienstvoertuig erachter en mijn collega [slachtoffer 3] en ik stapten uit. Ik zag collega [slachtoffer 3] het voorportier aan de bijrijderszijde openen. Ik wilde naar de bestuurderszijde lopen, maar op het moment dat ik voor mijn dienstvoertuig was, hoorde ik de Volkswagen Lupo gas geven en zag ik dat de Lupo met piepende banden mijn richting op kwam. Ik kon net op het laatste moment wegspringen. Ik hoorde en zag dat de Lupo het dienstvoertuig ramde. Ik voelde dat ik op dat moment aan de dood ontsnapte. Als ik niet weg was gesprongen, had ik tussen het dienstvoertuig en de Lupo gezeten. Ik zag dat tijdens het achteruit rijden mijn collega [slachtoffer 3] werd geraakt door het portier van de Lupo.
Verbalisant
[slachtoffer 3]relateerde op ambtseed, zakelijk weergegeven, over ditzelfde incident als volgt.
Ik zag dat de groenkleurige personenauto tot stilstand kwam. Ons dienstvoertuig werd vlak erachter geparkeerd en toen ben ik uit het dienstvoertuig gestapt en naar de groenkleurige auto gerend. Het dienstvoertuig stond op dat moment enkele meters achter de groenkleurige auto geparkeerd. Ik trok de passagiersdeur open, die vervolgens open bleef staan, en riep de mij onbekende manspersoon aan met de woorden: “Politie, leg je handen op het stuur en doe wat ik je beveel’. Ik zag dat de manspersoon mij aankeek en vervolgens naar mij riep: “ik schijt op jouw politie en flikker op.” Op dat moment stond ik op straat, maar wel nog in de deuropening, voorover gebukt om contact te krijgen met de bestuurder van de Lupo. Ik zag en hoogde dat de Lupo met piepende banden en daarbij fors accelererend achteruit reed waarbij de openstaande passagiersdeur mij raakte aan de rechterkant van mijn lichaam. Ik ondervond hiervan een hevige pijnscheut aan mijn rechterarm. Ik werd door de deur naar achteren gedrukt. Terwijl ik naar achteren werd gedrukt heb ik met mijn lichaam een draai naar links kunnen maken waardoor ik weg ben kunnen komen van de openstaande deur. Als ik niet de kracht had gehad om mijn lichaam tijdens het achteruit drukken naar links te kunnen draaien, was ik onder het voertuig van verdachte gekomen.
Verdachte heeft ter terechtzitting over dit incident verklaard dat hij de bestuurder van de Volkswagen Lupo was.Hij zag de zwaailichten van de politieauto en heeft de verbalisant die de deur van het bijrijdersportier opende gezien en ook gehoord dat de agent iets zei. Hij is daarop naar achteren en vervolgens weggereden.
3.3.2.1.2
Vrijspraak- en bewijsoverweging
Wat is er gebeurd?
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 11 februari 2017 te Venlo omstreeks 03:15 uur als bestuurder van een Volkswagen Lupo allereerst met een aanzienlijke snelheid tegen de fiets van [slachtoffer 4] (een surveillancemountainbike) aan is gereden, waardoor deze fiets enkele meters is meegesleurd. Uit zowel de verklaring van verbalisant [slachtoffer 4] (‘tegelijkertijd’) als het proces-verbaal van de camerabeelden (‘op dat moment’) volgt dat het moment dat verdachte gas gaf en het moment dat [slachtoffer 4] van zijn fiets weg stapte gelijktijdig waren. Naar het oordeel van de rechtbank kan buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte verbalisant [slachtoffer 4] met de auto zou hebben geraakt, indien [slachtoffer 4] niet zelf opzij was gegaan.
Vervolgens is verdachte tegen een glazen pui gebotst, waarbij hij waarnam dat er een politieauto met zwaailichten achter hem aankwam. Bij de glazen pui is hij vervolgens hard achteruit gereden, terwijl verbalisant [slachtoffer 3] in de deuropening van het bijrijdersportier stond. [slachtoffer 3] werd geraakt, maar niet meegesleurd, omdat hij zijn lichaam nog naar links heeft kunnen draaien. Naar het oordeel van de rechtbank kan ook hier buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte verbalisant [slachtoffer 3] met het portier van zijn auto zou hebben meegesleurd, indien [slachtoffer 3] niet zelf was weggedraaid.
Vervolgens botste verdachte met zijn auto tegen het dienstvoertuig, waarbij [slachtoffer 2] net op tijd heeft kunnen wegspringen om te voorkomen dat hij tussen de beide auto’s werd gedrukt. Naar het oordeel van de rechtbank kan tot slot ook ten aanzien van dit incident buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte verbalisant [slachtoffer 2] met de auto zou hebben geraakt, indien [slachtoffer 2] niet zelf opzij was gesprongen.
Poging doodslag, poging zware mishandeling of bedreiging?
De vraag is vervolgens of deze feiten als poging doodslag, poging zware mishandeling of als bedreiging kunnen worden gekwalificeerd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank ziet allereerst geen aanknopingspunten om te oordelen dat de verdachte kwade opzet had om verbalisanten [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] of [slachtoffer 2] te doden of om hen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord, is (i) of er – naar algemene ervaringsregels – sprake is van een aanmerkelijke kans dat de verbalisanten bij een botsing zouden zijn overleden, dan wel daarbij zwaar lichamelijk letsel zouden hebben opgelopen, en (ii) of verdachte deze kans ook bewust heeft aanvaard.
De rechtbank overweegt in dit verband dat, naar algemene ervaringsregels, de te verwachten gevolgen van een aanrijding van een voetganger door een auto in belangrijke mate worden bepaald door de snelheid van de auto in combinatie met de positionering van de auto ten opzichte van de voetganger. Gelet op de gierende banden en het accelererende geluid heeft verdachte flink gas gegeven, maar de afstand tot de slachtoffers was in alle gevallen kort. Bovendien vertrok verdachte steeds vanuit stilstand. Objectieve meetgegevens zijn echter niet beschikbaar, zodat voor de rechtbank niet duidelijk is geworden met welke snelheid het door verdachte bestuurde voertuig ten tijde van de ‘bijna botsing’ reed. Ook is het voor de rechtbank niet mogelijk om vast te stellen hoe en waar de auto de betreffende verbalisanten precies zou hebben geraakt en of de kans op de dood vervolgens aanmerkelijk zou zijn geweest. Gelet hierop acht de rechtbank de primair ten laste gelegde poging tot doodslag in alle gevallen niet wettig en overtuigend bewezen en zal zij de verdachte hiervan vrijspreken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan wel worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de betreffende verbalisanten zwaar lichamelijk letsel zouden hebben opgelopen. Immers, naar algemene ervaringsregels levert een aanrijding van een voetganger door een auto die met meer dan geringe snelheid rijdt – zoals hier steeds het geval was – de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt.
De vraag is dan vervolgens of de verdachte deze aanmerkelijke kans willens en wetens heeft aanvaard.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ten aanzien van alle drie de verbalisanten bevestigend. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, namelijk allereerst worden opgemaakt dat het rijgedrag van de verdachte veeleer erop was gericht om koste wat kost te voorkomen dat de politie hem zou aanhouden, ook indien dat betekende dat hij anderen daarmee in gevaar bracht. Ten aanzien van zowel [slachtoffer 4] als [slachtoffer 3] heeft verdachte voorts verklaard dat hij deze verbalisanten heeft waargenomen en ondanks deze waarneming hard is wegereden. Daarbij heeft de verdachte het erop laten aankomen dat beide verbalisanten zelf tijdig zouden wegkomen, waarmee hij de aanmerkelijke kans voor lief heeft genomen dat – als dat niet zou gebeuren – verbalisanten [slachtoffer 4] én [slachtoffer 3] door de aanrijding, die dan zou zijn gevolgd, zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Ten aanzien van het geval van [slachtoffer 2] , die zich achter de auto van verdachte bevond en niet door verdachte is gezien, overweegt de rechtbank dat verdachte rekening ermee had moeten houden dat er nog een agent achter zijn auto stond. Verdachte heeft immers verklaard dat hij zich ervan bewust was dat er een politieauto met zwaailichten in de buurt was en hij had op het moment van achteruit rijden verbalisant [slachtoffer 3] ook al gezien. Als hij achteruit had gekeken, had hij zowel de auto als verbalisant [slachtoffer 2] kunnen zien staan. Door echter met aanzienlijke snelheid achteruit te rijden zonder zich er eerst van te vergewissen dat de weg vrij was, terwijl de verbalisant [slachtoffer 3] zich bovendien deels in het voertuig van verdachte bevond, heeft verdachte welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard en op de koop toegenomen dat hij [slachtoffer 2] zou raken en dat hij daarbij ernstig letsel zou kunnen oplopen.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande dan ook de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen, zoals omschreven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
3.3.2.2
Overige feiten
Feit 3 (bedreiging van verbalisant [slachtoffer 6] )
Op 11 februari 2017 was verbalisant [slachtoffer 6] werkzaam als agent van de politie Eenheid Limburg. Hij kreeg samen met zijn collega [naam 5] het verzoek om verdachte, die zojuist was aangehouden, over te brengen naar het cellencomplex in Venlo. Over hetgeen verdachte tijdens het transport tegen hem zei, relateerde hij het volgende:
Vanaf het moment dat ik achterin bij de verdachte in het dienstvoertuig ben gestapt tot en met de insluiting van de verdachte in de observatiecel hoorde ik dat ik constant bedreigd werd door de verdachte. Ik weet dat de verdachte dit tegen mij riep, omdat hij iedere keer in mijn richting keek. Letterlijk zei hij:
-
Ik snij je strot door, kankermongool, (…)
-
Ik sla je hartstikke kapot, kankerkop, (…)
-
Ik snij je nek door, kankerflikker; (…)
-
Ik zie jou wel op straat, ik zweer het je, ik maak je kapot (…).
Ik voelde me ernstig bedreigd. Het incident heeft behoorlijke indruk op mij gemaakt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij erg boos was en dat hij dit soort woorden gezegd heeft.
De rechtbank overweegt dat de bewoordingen op zichzelf bedreigend zijn en ze hebben verbalisant [slachtoffer 6] ook vrees aangejaagd. Dat verdachte dit wellicht niet zo had bedoeld en zich enkel heel boos en onmachtig voelde, doet hieraan niet af. Gelet op de letterlijke inhoud van de bewoordingen, leveren deze naar het oordeel van de rechtbank bedreigingen
gericht tegen het leven op.
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder feit 3 bewezen, zoals omschreven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
Feit 4 (bedreiging van verbalisanten [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] )
Op 11 februari 2017 waren verbalisanten [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] werkzaam als agent van de politie Eenheid Limburg. Zij waren belast met een inzet “vrijheidsbeperkende middelen” en legden die bij verdachte aan, omdat hij diende te worden onderzocht in het VieCuri Medisch Centrum te Venlo, maar alle medewerking weigerde. Tijdens het aanleggen van de middelen hoorden zij dat verdachte voortdurend bedreigingen uitte in hun richting. Over hetgeen verdachte tegen hen zei, relateerden zij het volgende:
Wij voelden ons door de bedreigingen van verdachte bedreigd. Wij hoorden dat verdachte in ieder geval, diverse malen, de volgende bedreigingen uitte:
De volgende keer dat jullie bij mij aan de deur staan schiet ik die .38 op jullie leeg (…);
Vanavond ga je naar huis, relaxed met je vrouwtje en kinderen. Maar een keertje kom je op het verkeerde adres, jongen (…);
Zet maar in de computer: de volgende keer dat jullie bij mij aan de deur komen, ik open vuur. Denk eraan.
Ons is ambtshalve bekend dat “.38” een kaliber van een handvuurwapen betreft.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij erg boos was en dit soort woorden gezegd heeft.
De rechtbank overweegt dat de bewoordingen op zichzelf bedreigend zijn en de verbalisanten hebben zich hierdoor ook bedreigd gevoeld. Dat verdachte dit wellicht niet zo had bedoeld en zich enkel heel boos en onmachtig voelde, doet hieraan niet af. Gelet op de letterlijke inhoud van de bewoordingen, leveren deze naar het oordeel van de rechtbank bedreigingen
gericht tegen het leven op.
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder feit 4 bewezen, zoals omschreven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
Feit 5 (vernieling dienstfiets en personenauto)
Vrijspraak beschadiging dienstauto
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier volgt dat de dienstauto schade heeft opgelopen. Er zijn echter twee momenten geweest waarop de auto van verdachte en de dienstauto zijn gebotst, namelijk ter hoogte van de glazen pui en ten tijde van de aanhouding van verdachte. Bij de eerste botsing is verdachte tegen de dienstauto gebotst, bij de tweede botsing was dit andersom. Slechts in het eerste geval zou kunnen worden gesteld dat eventuele schade opzettelijk en wederrechtelijk door verdachte is veroorzaakt. De rechtbank kan op basis van het dossier echter niet vaststellen dat de geconstateerde schade aan de dienstauto het gevolg is van de eerste botsing, reden waarom zij verdachte van dit ten laste gelegde vrijspreekt.
Beschadiging dienstfiets
Op 13 februari 2017 heeft
[naam 4]namens de politie Limburg aangifte gedaan van vernieling van een dienstfiets.Hij verklaarde dat collega [slachtoffer 4] op 11 februari [
de rechtbank begrijpt van het jaar 2017]getracht heeft verdachte de doorgang te belemmeren. Hierbij plaatste [slachtoffer 4] zijn dienstfiets voor de auto van verdachte. Vervolgens reed verdachte met zijn voertuig weg en raakte hij met de voorzijde van zijn voertuig de dienstfiets. Als gevolg hiervan raakte de fiets beschadigd.
Verbalisant
[slachtoffer 4]relateerde, zakelijk weergegeven, over hetgeen die nacht plaatsvond als volgt.
Ik zag dat de Lupo met diens voorzijde tegen de rechterflank van mijn surveillancemountainbike reed. Ik zag dat de surveillancemountainbike hierdoor geramd werd en enkele meters voorwaarts door de lucht vloog en op het wegdek terecht kwam. Bij de aanrijding tussen de Volkswagen Lupo en mijn surveillancemountainbike is de surveillancemountainbike beschadigd geraakt. Op het eerste oog zag ik in ieder geval dat de rechterflank van de fiets verbogen was en dat er een drietal deukjes zaten aan de rechterzijde van de stang van het frame. Op een van deze deukjes was groenkleurige lak te zien, gelijkend op de kleur van de lak van de Volkswagen Lupo.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de dienstfiets heeft beschadigd. Gelet hierop acht de rechtbank het ten laste gelegde onder feit 5 bewezen, zoals omschreven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
Feit 7 (weigering bloedafname)
De rechtbank acht de tenlastegelegde weigering om medewerking te verlenen aan een bloedproef wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [naam 6] , van 11 februari 2017;
- de mededeling als bedoeld in artikel 130 Wegenverkeerswet 1994, opgemaakt door [naam 7] op 11 februari 2017.