ECLI:NL:RBLIM:2018:3064

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
3 april 2018
Zaaknummer
5490805 \ CV EXPL 16-10490
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en onderzoek naar echtheid handtekeningen onder kwitanties

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 4 april 2018, staat de huurachterstand centraal. De eisende partij, een besloten vennootschap, vordert betaling van een huurachterstand van € 25.500,00. De gedaagde partij betwist deze vordering en stelt dat er contante betalingen zijn gedaan, waarvan kwitanties zijn overgelegd. De gedaagde partij stelt dat er in totaal € 21.000,00 is betaald, en dat er nog een betaling van € 3.500,00 is gedaan die niet in het overzicht van de eisende partij is meegenomen. Daarnaast is er een rechtstreekse betaling van € 1.000,00 door de onderhuurder aan de eisende partij gedaan. De eisende partij betwist de echtheid van de kwitanties en de handtekening van de vermeende ondertekenaar.

De kantonrechter heeft een schriftdeskundige ingeschakeld om de handtekeningen op de kwitanties te onderzoeken. De deskundige concludeert dat het waarschijnlijker is dat de handtekeningen van de eisende partij afkomstig zijn dan dat deze door een ander zijn vervaardigd. Ondanks deze conclusie stelt de eisende partij dat de kwitanties niet als bewijs voor de betaling kunnen worden gekwalificeerd, omdat de deskundige geen uitspraak kan doen over de echtheid van de kwitanties zelf. De kantonrechter oordeelt dat de huurachterstand is gereduceerd tot nihil, omdat de betalingen zijn erkend, en wijst de vorderingen van de eisende partij af.

In reconventie vordert de gedaagde partij de opheffing van het conservatoir beslag, maar deze vordering wordt afgewezen omdat er geen belang meer bij is. De kantonrechter veroordeelt de eisende partij in de proceskosten, die zijn begroot op € 3.021,75. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5490805 \ CV EXPL 16-10490
Vonnis van de kantonrechter van 4 april 2018
in de zaak van:

1.[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie, sub 1] ,wonend te [woonplaats eisende partij in conventie, verweerder in reconventie, sub 1] ,

2.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie, sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats eisende partij in conventie, verweerder in reconventie, sub 2] ,
eisende partij in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde Hafkamp Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen:
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie],
wonend [adres gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ,
[woonplaats gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde mr. R.A.J.C. Huijs.
Partijen zullen hierna [eisers in conventie, verweerders in reconventie] en [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 12 april 2017
  • de akte van [eisers in conventie, verweerders in reconventie]
  • de antwoordakte van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie]
  • het rapport van de door de kantonrechter benoemde deskundige
  • de conclusie na deskundigenrapport van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie]
  • de antwoordconclusie van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling in conventie en in reconventie

2.1.
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 12 april 2017. De kantonrechter die het vonnis van 12 april 2017 heeft gewezen is inmiddels werkzaam in een ander rechtsgebied zodat de behandeling van deze zaak door een collega kantonrechter wordt overgenomen. De opvolgend kantonrechter neemt de inhoud van het tussenvonnis van 12 april 2017 over. Bij dat tussenvonnis wordt als volgt geoordeeld:
in conventie
2.1.
Als meest verstrekkende verweer stelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] een viertal contante betalingen te hebben gedaan tot een bedrag van € 21.000,00 en legt kwitanties van deze betalingen over. Over het dan nog resterende bedrag tot de gevorderde hoofdsom van € 25.500,00 blijkt tijdens de comparitie van partijen dat er volgens [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] nog een betaling van € 3.500,00 is gedaan die niet is meegenomen in het overzicht van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] en dat er sprake is van rechtstreekse betaling op verzoek van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] door de onderhuurder van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] tot een bedrag van € 1.000,00. Tijdens de comparitie kan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] de laatste betaling die nog zou zijn gedaan kort voor dagvaarding bevestigen noch ontkennen en betwist niet dat er sprake is geweest van enige rechtstreekse betaling aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] door de onderhuurder. Het geschil spitst zich toe op de kwitanties. De kwitanties zijn voorzien van een firmastempel van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] en gesteld op briefpapier van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] Door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] wordt betwist dat deze van haar afkomstig zijn en dat de handtekening op die kwitanties afkomstig is van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie, sub 1] zoals door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] gesteld. Wat de kantonrechter opmerkelijk voorkomt is dat de naam van eisende partij sub 1, de vermeende ondertekenaar van de kwitanties, onjuist is gespeld, terwijl onderaan op het briefpapier de naam wel juist (met twee ss-en) is vermeld. Gelet op de betwisting door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] dat de handtekeningen onder de kwitanties afkomstig zijn van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie, sub 1] ziet de kantonrechter aanleiding een schriftdeskundige in te schakelen teneinde onderzoek te doen naar de echtheid van de handtekening onder kwitanties. Tijdens de comparitie van partijen hebben partijen reeds te kennen gegeven mee te werken aan een dergelijk onderzoek en hebben geen bezwaar kenbaar gemaakt tegen een gelijke verdeling van het op te leggen voorschot en de kantonrechter gevraagd een deskundige aan te zoeken.
2.2.
De kantonrechter heeft de heer W. de Jong van het Forensisch Schriftonderzoek bureau Niehoff & De Jong te Groningen bereid en in staat gevonden dat onderzoek uit te voeren. De deskundige heeft vervolgens na onderzoek aan de kantonrechter gerapporteerd kort en goed gezegd, dat het waarschijnlijker is, dat de handtekeningen onder de kwitanties van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie, sub 1] zijn, dan dat de betwiste handtekeningen door een ander persoon zijn vervaardigd.
2.3.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] is van mening dat nu de deskundige geen uitspraak kan doen over de echtheid van de kwitanties deze niet als bewijs voor de betaling van het bedrag ad € 21.000,00 gekwalificeerd kunnen worden. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] stelt verder dat sedert mei 2017 geen huur meer is betaald en de huurachterstand inmiddels is opgelopen tot € 64.000,00.
2.4.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] stelt kort gezegd dat uit het onderzoek blijkt dat de handtekeningen van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie, sub 1] afkomstig zijn en hij dus is gekweten en de ontbinding op grond van de gevorderde huurachterstand dient te worden afgewezen en het verhaalsbeslag ten onrechte is gelegd.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de deskundige in de gegeven situatie in redelijkheid tot het oordeel is kunnen komen dat het waarschijnlijker is dat de betwiste handtekeningen onder de kwitanties van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie, sub 1] afkomstig zijn dan dat deze handtekeningen door een ander persoon zijn vervaardigd. De kantonrechter maakt daarom het oordeel van de deskundige tot het hare. Daarmee valt het doek voor de gevorderde huurachterstand immers kan worden vastgesteld dat naast de € 21.000,00 nog € 3.500,00 zijn voldaan, welke niet waren meegenomen in het eerdere overzicht en de door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] gestelde contante betaling van € 1.000,00, door de onderhuurder rechtstreeks aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] , niet wordt weersproken. Nu de huurachterstand is gereduceerd tot nihil is er geen aanleiding meer om de vordering tot ontbinding en ontruiming toe te wijzen. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] stelt weliswaar dat vanaf mei 2017 niets meer is betaald en er inmiddels een huurachterstand bestaat van € 64.000,00. Deze vordering ligt echter niet voor in dit geding. De vorderingen van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] worden afgewezen.
in reconventie
2.6.
In reconventie vordert [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] opheffing van het gelegde conservatoir beslag. Bij deze vordering heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] gelet op hetgeen in conventie wordt geoordeeld geen belang meer zodat afwijzing zal volgen.
in conventie en in reconventie
2.7.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] worden begroot op:
  • voorschot deskundigenrapport € 1.421,75
  • salaris gemachtigde
totaal € 3.021,75
De nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de aanbeveling van het LOVCK&T.

3.De beslissing

De kantonrechter
in conventie en in reconventie
3.1.
wijst alle vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [eisers in conventie, verweerders in reconventie] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] gevallen en tot op heden begroot op € 3.021,75,
veroordeelt [eisers in conventie, verweerders in reconventie] onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk en in het openbaar uitgesproken.
type: HM
coll: