Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs ten aanzien van het primair tenlastegelegde
- de gedragingen van de verdachte, bestaande uit het slaan en duwen met een kapot glas tegen respectievelijk in de hals van het slachtoffer en het vervolgens slaan met een kapot glas tegen het hoofd/oor van het slachtoffer;
- het aan het slachtoffer toegebrachte letsel, met name de licht tot matig diepe snijwond in de hals op een geringe afstand van de halsslagader;
- het kapotte glas waarmee is geslagen;
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
‘Op een gegeven moment, ik weet niet precies meer wanneer, leek het alsof ik mijn hoofd op de grond stootte. Ik kan me slechts vlagen herinneren van wat er daarna is gebeurd. Ik heb nog wel meegekregen dat ik geslagen werd. Daarna lijkt het alsof ik bewusteloos ben geraakt.’ (proces-verbaal van verhoor verdachte op pagina 29).Verdachte heeft ter zitting verklaard zich nog steeds niets te kunnen herinneren van het gebeuren. Hij kan zich ook niet herinneren eerder die avond tegen getuige [getuige 2] te hebben gezegd dat hij zich stoorde aan het (handtastelijke) gedrag van [slachtoffer] , omdat dit hem deed denken aan het gedrag van zijn alcoholistische vader en dat zijn handen zouden jeuken (proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] op pagina 132).
6.De straf en/of de maatregel
- hij door de pijn aan de wonden en het feit dat hij geen werk mocht verrichten, drie weken lang niet heeft kunnen werken;
- hij veel pijn heeft gehad en het nog steeds moeilijk is om normaal te slapen;
- zijn oor nog steeds erg gevoelig is en de huid erg strak aanvoelt;
- hij bang is om de verdachte tegen te komen;
- hij veel aan het incident denkt en er slecht van kan slapen;
- de wetenschap dat het veel slechter had kunnen aflopen er bij hem erg heeft ingehakt;
- hij sindsdien snel geïrriteerd is.
Deze behandelingen zouden, samen met een reclasseringstoezicht, opgelegd kunnen worden in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel.
7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
8.Het beslag
9.De wettelijke voorschriften
10.De beslissing
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte voor het primair bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf van 733 dagen, waarvan 730 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
- zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
- veroordeelt de verdachte voor het primair bewezenverklaarde voorts tot een taakstraf voor de duur van 240 uren;
- beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer] , wonende te [V] , gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 1.666,19, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 19 maart 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer] , van € 1.666,19, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 26 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 19 maart 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
- glasscherven met bloed (voorwerpnummer 920417);
- glasscherven zonder bloed (voorwerpnummer 920418).