In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in Heerlen, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de kosten van bewindvoering. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen afgewezen, omdat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij op het opgegeven adres woonde. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 15 maart 2018 de zaak behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 3 maart 2017 algemene bijstand had aangevraagd, maar dat deze aanvraag was afgewezen omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Pas met ingang van 14 april 2017 is eiseres algemene bijstand toegekend. De aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering, die betrekking had op de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017, werd eveneens afgewezen omdat eiseres ten tijde van de aanvraag geen domicilie in Heerlen had.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de bijzondere bijstand terecht is, omdat er op het moment van de kosten geen recht op algemene bijstand bestond. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende onderzoek heeft gedaan en dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand gerechtvaardigd is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 17 april 2018.