ECLI:NL:RBLIM:2018:4097

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 mei 2018
Publicatiedatum
26 april 2018
Zaaknummer
6607632 cv expl 18-478
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende duidelijkheid in verrekenmethode door CAK leidt tot afwijzing vordering

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 2 mei 2018, stond de vordering van het CAK centraal. Het CAK, als publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan, had een vordering ingesteld tegen BB&S B.V., die als bewindvoerder was aangesteld over de goederen van een persoon aangeduid als [X]. De vordering betrof een eigen bijdrage die verschuldigd was in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). De eisende partij vorderde een bedrag van € 191,32, vermeerderd met rente en kosten.

De procedure omvatte een dagvaarding, een conclusie van antwoord, een conclusie van repliek en een conclusie van dupliek. De kantonrechter oordeelde dat, ondanks dat de rechthebbende persoonlijk was gedagvaard, de juiste partij in rechte was opgekomen. Dit was in lijn met een eerder arrest van de Hoge Raad, waarin werd gesteld dat fouten in de dagvaarding zo veel mogelijk informeel hersteld moeten worden.

De kern van het geschil lag in de vraag of de eigen bijdrage voor de maand maart 2017 verschuldigd was. De kantonrechter stelde vast dat deze bijdrage bij besluit van 21 april 2017 op nihil was gesteld, waardoor de vordering van het CAK niet kon worden toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat de verrekeningsmethode die door het CAK was toegepast onduidelijk was en dat het CAK als uitvoerend orgaan van de wettelijke eigen bijdrage regelingen volstrekte duidelijkheid aan zorgafnemers diende te geven. Aangezien dit niet het geval was, werd de vordering afgewezen en werd het CAK veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6607632 \ CV EXPL 18-478
Vonnis van de kantonrechter van 2 mei 2018
in de zaak van:
het publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan met eigen rechtspersoonlijkheid CAK,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eisende partij,
gemachtigde GGN Mastering Credit N.V.,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BB&S B.V., als bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan [X] ,
gevestigd en kantoorhoudende te 5911 CP Venlo,
Straelseweg 30,
gedaagde partij,
in rechte verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Over de goederen van [X] , geboren op [geboortedag X] 1995 is een bewind ingesteld met benoeming van BB&S B.V. tot bewindvoerder.
2.2.
Aan [X] zijn in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en/of de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, zorg, hulpmiddelen en/of voorzieningen verstrekt op grond waarvan een eigen bijdrage is verschuldigd.
2.3.
Eisende partij is belast met de vaststelling en inning van deze eigen bijdrage.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 191,32, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gedaagde partij stelt voorop dat eisende partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu eisende partij er van op de hoogte was dat een bewind was ingesteld over de goederen van [X] met benoeming van BB&S B.V. tot bewindvoerder en eisende partij ondanks deze wetenschap is overgegaan tot dagvaarden van [X] persoonlijk.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat ondanks dat de rechthebbende persoonlijk is gedagvaard toch de juiste partij in rechte is opgekomen tegen de ingestelde vordering. In de lijn van het arrest van de Hoge Raad van 7 maart 2014 dient zo lang nog niet onherroepelijk op de vordering is beslist een gemaakte fout zo veel mogelijk langs informele weg hersteld te worden. Dit betekent dat in geval de bewindvoerder in rechte verschijnt hij alsnog als formele procespartij wordt aangemerkt. De kantonrechter zal daarom BB&S B.V. als gedaagde partij aanmerken in dit geschil. Nu er nog geen waterdicht registratiesysteem bestaat ten aanzien van onderbewindstellingen kan er niet de consequentie van niet ontvankelijkheid aan worden verbonden dat eisende partij de verkeerde partij heeft gedagvaard.
4.3.
In de kern genomen komt het verweer van gedaagde partij er op neer dat de vordering betrekking heeft op factuurnummer 15003783395 betreffende de bijdrage over de maand maart 2017 en deze bijdrage bij besluit van 21 april 2017 op nihil is gesteld.
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat uit de stukken blijkt dat de eigen bijdrage voor de maand maart 2017 inderdaad op nihil is gesteld. Daarmee lijkt de verschuldigdheid van de voor deze periode verstuurde factuur met nummer 15003783395 dan toch te vervallen. Vervolgens maakt eisende partij een serie ingewikkelde berekeningen waarvan het eindbedrag sluit op € 140,40 (productie 5 en 6 bij repliek). Als productie 7 wordt vervolgens een herinnering van 12 mei 2017 overgelegd die sluit op € 159,80, een aanmaning van 12 juli 2017 en een aanmaning van 22 september 2017 die sluit op € 140,40.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat in elk geval vast staat dat er over maart 2017 geen eigen bijdrage is verschuldigd zodat in elk geval de factuur van 20 maart 2017 waarop de vordering is gegrond niet verschuldigd is. Eisende partij heeft diverse verrekeningen doorgevoerd. De kantonrechter is van oordeel dat deze verrekeningsmethode onduidelijk is en van eisende partij als uitvoerend orgaan van de wettelijke eigen bijdrage regelingen in het kader van de AWBZ en WMO verwacht mag wordt dat zij volstrekte duidelijkheid geeft aan zorgafnemers. Dit is in dit geval naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende het geval zodat de vordering zal worden afgewezen.
4.6.
Eisende partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van gedaagde partij worden begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt eisende partij in de proceskosten aan de zijde van gedaagde partij gevallen en tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk en in het openbaar uitgesproken.
type: HM
coll: