Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Limburg
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 2 mei 2018, stond de vordering van het CAK centraal. Het CAK, als publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan, had een vordering ingesteld tegen BB&S B.V., die als bewindvoerder was aangesteld over de goederen van een persoon aangeduid als [X]. De vordering betrof een eigen bijdrage die verschuldigd was in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). De eisende partij vorderde een bedrag van € 191,32, vermeerderd met rente en kosten.
De procedure omvatte een dagvaarding, een conclusie van antwoord, een conclusie van repliek en een conclusie van dupliek. De kantonrechter oordeelde dat, ondanks dat de rechthebbende persoonlijk was gedagvaard, de juiste partij in rechte was opgekomen. Dit was in lijn met een eerder arrest van de Hoge Raad, waarin werd gesteld dat fouten in de dagvaarding zo veel mogelijk informeel hersteld moeten worden.
De kern van het geschil lag in de vraag of de eigen bijdrage voor de maand maart 2017 verschuldigd was. De kantonrechter stelde vast dat deze bijdrage bij besluit van 21 april 2017 op nihil was gesteld, waardoor de vordering van het CAK niet kon worden toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat de verrekeningsmethode die door het CAK was toegepast onduidelijk was en dat het CAK als uitvoerend orgaan van de wettelijke eigen bijdrage regelingen volstrekte duidelijkheid aan zorgafnemers diende te geven. Aangezien dit niet het geval was, werd de vordering afgewezen en werd het CAK veroordeeld in de proceskosten.