3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 25 april 2017 krijgen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] om 22.02 uur de opdracht om te rijden naar de [adres 1] te Kerkrade waar een knal zou zijn gehoord en een fietser op straat zou liggen. De verbalisanten zijn om 22.06 uur ter plaatse en zij zien dan ter hoogte van nummer [X] een man liggen met een fiets tussen zijn benen. De verbalisanten herkennen de man als de hen ambtshalve bekende [slachtoffer] . Hen is voorts ambtshalve bekend dat [slachtoffer] op het adres [adres 1] woont. Nadat de ambulance ter plaatse is gekomen, knipt het ambulancepersoneel de kleding van [slachtoffer] open. Verbalisant [verbalisant 2] ziet dan een gaatje in het midden van de rug van het slachtoffer met daar omheen een bloedvlek. Van de ambulancebroeder hoort hij dat er een wel een inschot is, maar geen uitschot.
Letsel
Bij forensisch radiologisch onderzoek blijkt later dat [slachtoffer] in zijn rug ter hoogte van de 9de en 10de borstwervel links naast de wervelkolom in de huid een inschotopening heeft.
Er zit een kogelfragment in de borstholte rechts, met een gemiddelde diameter van circa 6.9 mm, en er is een traject waarneembaar vanaf de inschotopening tot aan de kogel. Daarbij is er onder andere schade aan botten en ruggenmerg (dwarslaesie) opgetreden.
Camerabeelden
De politie heeft de beelden bekeken die die dag door diverse beveiligingscamera’s in de [adres 1] en aangrenzende straten zijn gemaakt. Uit die beelden, kan het volgende worden opgemaakt.
Op 25 april 2017 omstreeks 21.44 uur rijdt een donkerkleurige auto zonder verlichting over de [adres 2] , slaat linksaf de [adres 1] in en verdwijnt stapvoets uit het beeld. Een minuut later rijdt een donkerkleurige auto stapvoets door de [adres 1] van links naar rechts. Omstreeks 21.52 uur komt een Mercedes CLK uit de richting van de [adres 3] en stopt ter hoogte van de camera aan de rechterzijde van de [adres 2] . De linker kentekenverlichting is defect.
Na zo’n veertig seconden vertrekt de Mercedes CLK weer en slaat linksaf de [adres 1] in. Bij het afslaan rijdt de Mercedes CLK stapvoets.
Omstreeks 21.55 uur rijdt een fietser over de [adres 1] in de richting van de plaats delict. De fiets lijkt op de fiets van het latere slachtoffer [slachtoffer].
Om 21.57 uur rijdt een donkerkleurige SUV snel door de [adres 2] en wil linksaf de [adres 1] inslaan. Een donkerkleurige auto rijdt stapvoets over de [adres 1] van rechts naar links. De donkerkleurige SUV laat de donkerkleurige auto voorgaan en slaat linksaf de [adres 1] in. Vervolgens is te zien dat een fietser met gestrekte armen rijdt over de [adres 1] van rechts naar links.
Op beelden die vastgelegd zijn door de camera van de [adres 4] is dan te zien dat een donkerkleurige personenauto komt aanrijden uit de richting van de plaats delict. Het kenteken is met “ [kenteken] ” gedeeltelijk in beeld. De auto rijdt in de richting van de [adres 5] . Een andere donkerkleurige auto haalt de auto met kenteken ??-? [kenteken] in. Beide komen uit de richting van de plaats delict en rijden in de richting van de [adres 5] . Een paar seconden later is te zien dat een fiets op de grond valt. Niet te zien is of deze fiets bestuurd wordt.
De rechtbank begrijpt overigens dat deze laatste beelden, gelet op de getuigenverklaring van [getuige 5] en de chronologie van de camerabeelden, gemaakt zijn na 21.57 uur, in tegenstelling tot de vermelding op de camerabeelden van het (gecorrigeerde) tijdstip 21.54 uur.
De getuige [getuige 5] verklaart dat hij in zijn Nissan Qashqai de [adres 1] is ingereden, dat daar toen een langzaam rijdende auto voor hem reed en dat hij deze auto via een parkeerhaven heeft ingehaald. Het was een grote donkere auto die stapvoets reed. Na het inhalen heeft [getuige 5] iemand afgezet. Dit was rond 22.00 uur.
Beeldverbetering en kenteken
De beelden van de camera’s van de [adres 4] en van de [adres 6] van rond het tijdstip van het voorval zijn digitaal verbeterd. Daarna is waar te nemen dat de donkerkleurige auto een Mercedes betreft met het kenteken ??- [kenteken], dat de auto voorzien was van chromen omlijstingen langs de zijramen en dat het linker achterlicht van de kentekenplaat defect is.
De zoektermen ‘Mercedes’, ‘zwart’, ‘ [kenteken] ’ worden op de site van de RDW ingevoerd. Het resultaat van deze zoektermen levert acht resultaten op, waaronder het kenteken [kenteken].
Het kenteken [kenteken] blijkt het enige kenteken te zijn dat behoort bij een Mercedes, en wel een Mercedes CLK. Dit kenteken staat ten tijde van het schietincident op naam van de verdachte.
Huls
Op 26 april 2017 wordt bij de politie gemeld dat de bewoner van het perceel [adres 7] een huls heeft gevonden. De politie gaat ter plaatse en ziet in de goot langs het trottoir voor genoemd perceel een huls liggen. Deze ligt op ongeveer 42 meter afstand van de plaats delict. Het betreft een verschoten huls van kaliber 6.35 mm. Deze huls wordt bemonsterd. Er wordt DNA op de huls aangetroffen en dat blijkt te matchen met het DNA-profiel van de verdachte.
Onderzoek aan de auto
Op 8 mei 2017 wordt er een sporenonderzoek verricht aan de Mercedes CLK met kenteken [kenteken] . Op verschillende plekken in de auto monsters genomen. Deze bemonsteringen zijn onderzocht op de aanwezigheid van schotresten en in al de bemonsteringen zijn deeltjes aangetoond die op basis van hun morfologie en elementsamenstelling in aanmerking komen voor schotresten. Het NFI maakt daarbij een onderscheid tussen zogeheten categorie A deeltjes en categorie B deeltjes. Categorie A deeltjes zijn deeltjes die karakteristiek zijn voor schotresten. Categorie B deeltjes komen in aanmerking voor schotresten, maar van deze deeltjes zijn ook andere bronnen van herkomst bekend. Het NFI merkt in de rapportage op dat in het algemeen de bewijskracht van categorie B deeltjes veel lager is dan die van categorie A deeltjes.
In de bemonsteringen van de auto zijn naast categorie B deeltjes echter ook categorie A deeltjes aangetroffen. En het NFI trekt de conclusie dat de bevindingen van het onderzoek naar de aanwezigheid van schotresten op de bemonsteringen van de auto zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer op de bemonsteringen van de auto schotresten aanwezig zijn dan wanneer op de bemonsteringen van de auto geen schotresten aanwezig zijn.
Bij verder onderzoek aan de Mercedes CLK met kenteken [kenteken] is gebleken dat van deze auto het linker lampje van de kentekenverlichting aan de achterzijde niet functioneerde.
Verklaring verdachte en slachtoffer
Bij de politie heeft de verdachte alleen willen verklaren dat hij op 25 april 2017 in zijn Mercedes met het kenteken [kenteken] heeft gereden en niemand anders. Op verdere vragen omtrent het autogebruik die dag en die avond heeft hij zich hoofdzakelijk beroepen op zijn zwijgrecht. Hij verklaart nog wel dat hij op 25 april 2017 [slachtoffer]
( [slachtoffer] , rechtbank)omstreeks 14.45 uur klem heeft gereden met zijn auto, maar dat dat een grapje was en dat ze even hebben gepraat. Het klopt niet dat er ruzie was en dat hij boos was op [slachtoffer] .
[slachtoffer] verklaart over dat klemrijden dat hij die dag [verdachte]
(verdachte, rechtbank) bij de bushalte tegenkwam. Het was rond twee of drie uur ’s middag. De verdachte reed hem klem, want hij wilde duidelijkheid over een verkrachting die [slachtoffer] met een ander gedaan zou hebben. [slachtoffer] wist van niets en hield zich afzijdig. De ontmoeting duurde ongeveer tien minuten. Daarna zijn ze rechtstreeks naar [slachtoffer] gereden en hebben ze buiten nog een biertje gedronken. [slachtoffer] dacht daarna dat het weer goed was, maar de verdachte ging schreeuwend weg.
Bewijsoverwegingen en conclusies
De bovenstaande bewijsmiddelen brengen de rechtbank tot de volgende overwegingen en conclusies.
[slachtoffer] is op 25 april 2017 rond 22.00 uur beschoten op de [adres 1] te Kerkrade. Door de politie wordt hij liggend op straat aangetroffen, met de fiets nog tussen zijn benen. Op de beelden van de beveiligingscamera op het adres [adres 4] is te zien dat op die 25ste april juist rond dat tijdstip een fiets valt. En juist voordat dat te zien is, is een donkerkleurige personenauto te zien met “ [kenteken] ” in het kenteken.
Een dergelijke donkerkleurige personenauto is ook door andere camera’s in de directe omgeving en rond het tijdstip van het schietincident vastgelegd en daarbij is vastgesteld dat de auto een Mercedes CLK betrof met een kenteken dat eindigt op “ [kenteken] ”. Het blijkt dan dat er op 25 april 2017 maar één auto is met deze kenmerken. En dat is de auto die verdachte op zijn naam heeft staan: een Mercedes CLK met kenteken [kenteken] .
De rechtbank gaat er daarom van uit dat het de auto van de verdachte is geweest die door de camera op het adres [adres 4] is geregistreerd. De rechtbank gaat er daarbij ook van uit dat deze auto op dat moment bestuurd werd door de verdachte, omdat hij bij de politie verklaard heeft dat hij en niemand anders op 25 april 2017 in zijn Mercedes gereden heeft.
De rechtbank gaat er ten slotte van uit dat de vallende fiets op de camerabeelden, de fiets met het dan net beschoten slachtoffer is.
Kortom, het is de verdachte geweest die in de directe nabijheid van het slachtoffer is geweest toen die beschoten werd.
Is het dan de verdachte geweest die geschoten heeft?
Uit het schotrestenonderzoek aan de auto leidt de rechtbank af dat er van uit de auto van de verdachte geschoten is. Een andere aannemelijke verklaring voor het aantreffen van de schotresten heeft de verdachte niet kunnen geven.
Het aantreffen van deze schotresten wil echter nog niet zeggen dat de schotresten zijn ontstaan bij een schietproces dat op
25 april 2017plaatsvond. Toch komt de rechtbank ook tot die conclusie. Op 26 april 2017 is een huls gevonden op de [adres 1] . Uit het DNA onderzoek leidt de rechtbank af dat het het DNA van de verdachte is dat op die huls zit. De huls heeft het kaliber 6.35 mm. En dat kaliber past in de ogen van de rechtbank weer bij de afmeting van de kogel die nog in het lichaam van het slachtoffer zit. Bij radiologisch onderzoek is vastgesteld dat die kogel circa 6.9 mm moet zijn en het komt de rechtbank voor dat het verschil van .55 mm te verklaren is door mogelijke vervorming van de kogel en/of door kleine onnauwkeurigheden bij de bij het radiologisch onderzoek uitgevoerde metingen.
De rechtbank concludeert dan ook dat de kogel die [slachtoffer] getroffen heeft verschoten is met de huls waarop het DNA van de verdachte kleeft en dat, gelet op de plaats en het moment waarop de huls is aangetroffen en gelet op de camerabeelden, het de verdachte is geweest die vanuit zijn auto op [slachtoffer] geschoten heeft.
De verdachte heeft een alternatief scenario geschetst voor het aantreffen van zijn DNA op de huls. Hij heeft verklaard dat hij dit patroon en andere patronen drie jaren geleden heeft weggegeven, maar noemt daarbij geen namen. Mocht het zo zijn dat de verdachte de patronen aan anderen heeft gegeven, dan zou het in de lijn der verwachtingen liggen dat er, behalve het DNA van de verdachte, ook DNA van andere personen op aangetroffen zou zijn, hetgeen niet het geval is. De rechtbank acht dit scenario dan ook niet aannemelijk. Bovendien vindt dit alternatieve scenario zijn weerlegging in de bewijsmiddelen.
Het met een vuurwapen schieten op iemand levert volgens vaste jurisprudentie in ieder geval een poging doodslag op. Wanneer je iemand namelijk met een vuurwapen (gericht) beschiet, aanvaard je in ieder geval de aanmerkelijke kans dat die persoon dodelijk wordt getroffen en heb je daarmee (voorwaardelijk) opzet op de dood van iemand.
De vraag waarvoor de rechtbank zich echter gesteld ziet, is of er sprake is geweest van voorbedachte raad en of er dus gesproken kan worden van een poging tot moord.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet vast komen te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Op de camerabeelden van de diverse beveiligingscamera’s valt vanaf ongeveer 21.45 uur een aantal malen een donkerkleurige auto op. Gelet op de, deels via de camera’s te volgen, rijbewegingen, de elkaar zeer kort opvolgende tijdstippen waarop de auto wordt gezien en de uiterlijke kenmerken van de auto, gaat de rechtbank ervan uit dat het hier telkens dezelfde auto betrof en wel de auto van de verdachte die door de verdachte bestuurd werd.
De verdachte heeft zich dus in het kwartier voor de beschieting van het slachtoffer opgehouden rond de plaats delict. Die plaats delict is de straat waar het slachtoffer woont en blijkens de verklaring van het slachtoffer wist de verdachte ook waar het slachtoffer woonde. Gelet op de rijbewegingen en het een tijdje stilstaan in de buurt van de woning van het slachtoffer, gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte op zoek was naar het slachtoffer en dat, gelet op hetgeen ook gevolgd is, kennelijk met de bedoeling om hem neer te schieten. De rechtbank betrekt daarbij ook dat er eerder die dag al een incident is geweest waarbij de verdachte het slachtoffer heeft klemgereden.
De rechtbank acht het dan zo te zijn dat de verdachte in de tijd voorafgaand aan het schieten, toen hij kennelijk op zoek was naar het latere slachtoffer, de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Het is dan redelijk om aan te nemen dat de verdachte ook van die gelegenheid gebruik heeft gemaakt. Van contra-indicaties of een hevige gemoedsopwelling die aan dit nadenken en rekenschap geven in de weg hadden kunnen staan is in het geheel niet gebleken.
Gelet hierop, is de rechtbank dan ook van oordeel dat er sprake is geweest van voorbedachte raad en dat daarmee het primair tenlastegelegde, poging tot moord, bewezen kan worden.