Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[gedaagde partij sub 2],
[gedaagde partij sub 3],
[gedaagde partij sub 4],
Rechtbank Limburg
In deze zaak vordert de eiseres, erfgename van de overleden mevrouw [X], de afgifte van een kermisorgel dat zij stelt te hebben geërfd. De eiseres heeft het orgel in bewaring gegeven aan de vennootschap onder firma (vof) van [Z], die op dat moment vennoot was. De gedaagden, bestaande uit de vof en de vennoten, betwisten de eigendom van de eiseres en stellen dat het orgel aan [Z] is geschonken. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak al de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en het toepasselijke procesrecht vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat er een overeenkomst van bewaarneming is tussen haar en de gedaagden. De rechtbank concludeert dat de gedaagden juridisch gezien houder zijn van het orgel, maar dat zij geen eigendom claimen. De rechtbank laat de gedaagden toe bewijs te leveren van hun stelling dat het orgel aan [Z] is geschonken. De zaak wordt aangehouden voor getuigenverhoren.