ECLI:NL:RBLIM:2018:5768

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
19 juni 2018
Zaaknummer
6580486 CV EXPL 18-268
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding en ontruiming van huurovereenkomst met onderbewindgestelden

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 6 juni 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de stichting Woonpunt en de gedaagde, die handelt onder de naam van de onderbewindgestelden. Woonpunt vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van € 2.549,28 op het moment van dagvaarden. De huurachterstand was ontstaan bij de onderbewindstelling van de gedaagden, die sinds 5 juni 2017 huurden van Woonpunt. De rechtbank oordeelde dat de huurachterstand ernstig was en dat de gedaagde, in zijn hoedanigheid van bewindvoerder, niet kon aantonen dat de huurachterstand was verminderd. De rechtbank heeft de vordering van Woonpunt toegewezen, waarbij de ontruimingstermijn op veertien dagen werd gesteld. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 6580486 CV EXPL 18-268
Vonnis van 6 juni 2018
in de zaak van
de stichting
STICHTING WOONPUNT,
gevestigd te Heerlen
eisende partij,
gemachtigde Agin Otten gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam [handelsnaam] ,
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan de heer
[naam onderbewindgestelde 1]en mevrouw
[naam onderbewindgestelde 2],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. E.G.W. Hendriks.
Partijen zullen hierna Woonpunt, [gedaagde] , [naam onderbewindgestelde 1] en [naam onderbewindgestelde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 9 januari 2018
  • de conclusie van antwoord
  • de rolbeslissing waarbij een comparitie van partijen is gelast
  • het proces-verbaal van de comparitie d.d. 10 april 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam onderbewindgestelde 1] en [naam onderbewindgestelde 2] huren van Woonpunt sinds 5 juni 2017 de woonruimte aan de [adres] te [woonplaats] . De overeengekomen huurprijs is € 637,32 per maand.
2.2.
Bij beschikkingen van 26 september 2017 zijn de goederen van [naam onderbewindgestelde 1] en [naam onderbewindgestelde 2] onder bewind gesteld.
2.3.
Er is sprake van een huurachterstand die op het moment van dagvaarden (tot en met de maand januari 2018) € 2.549,28 bedroeg. Op het moment van de comparitie bedroeg de huurachterstand € 1.274,64.

3.De vordering en het geschil

3.1.
Woonpunt vordert na eisvermindering:
  • ontbinding van de huurovereenkomst met [naam onderbewindgestelde 1] en [naam onderbewindgestelde 2] ;
  • de veroordeling van [gedaagde] (in zijn hoedanigheid van bewindvoerder) tot - kort gezegd - ontruiming van het gehuurde binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, onder afgifte van de sleutels;
  • de veroordeling van [gedaagde] (in zijn hoedanigheid van bewindvoerder) tot betaling van de huurachterstand (€ 1.274,64) en een vergoeding van buitengerechtelijke kosten (€ 459,72), beide bedragen met rente vanaf datum dagvaarding tot aan de dag van voldoening, alsmede € 637,32 per maand vanaf 31 januari 2018 tot het tijdstip van de ontruiming (tot aan de ontbinding ten titel van huur, daarna ten titel van gebruiksvergoeding), een en ander onder verwijzing van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] betwist de gestelde huurachterstand niet, doch beroept zich erop dat deze vanaf de onderbewindstelling is verminderd. [gedaagde] wenst de ontbinding van de huurovereenkomst te voorkomen. Het gevorderde bedrag aan incassokosten staat volgens [gedaagde] niet in verhouding tot de in dat kader uitgevoerde werkzaamheden (immers slechts één aanmaning).

4.De beoordeling

4.1.
Gezien de erkende (en daarmee in deze procedure vaststaande) omvang van de huurachterstand ten tijde van de dagvaarding, staat vast dat [naam onderbewindgestelde 1] en [naam onderbewindgestelde 2] ernstig tekort geschoten zijn in de nakoming van de verbintenissen die voortvloeien uit de huurovereenkomst. Een huurachterstand van die omvang (ongeveer vier maandtermijnen) rechtvaardigt toewijzing van de gevorderde ontbinding en ontruiming, met dien verstande dat de ontruimingstermijn op veertien dagen wordt gesteld. Dat [gedaagde] doende is de huurachterstand in te lopen, doet daar - wat daar ook verder van zij - niet aan af. Immers maakt dat de op het moment van dagvaarding bestaande ernstige tekortkoming niet met terugwerkende kracht ongedaan. De gevorderde betaling van de huurachterstand alsmede de huur en de gebruikersvergoeding vanaf 31 januari 2018 tot aan de ontruiming zijn eveneens toewijsbaar.
4.2.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal eveneens worden toegewezen nu gebleken is dat Woonpunt genoodzaakt was om kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte te maken, de gestelde daartoe verrichte werkzaamheden niet door [gedaagde] worden betwist en deze het kostenbedrag - berekend volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten - rechtvaardigen. De aanmaningsbrief waarnaar in dit kader door Woonpunt naar wordt verwezen (productie 3 bij exploot) voldoet aan de daaraan in art. 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. Dat Woonpunt ten tijde van verzending van de brief aan [naam onderbewindgestelde 1] en [naam onderbewindgestelde 2] al kon weten dat zij onder bewind waren gesteld, kan niet in rechte worden vastgesteld. Bovendien is van Woonpunt niet vereist dat zij, als huurders spreken over bewind, steeds zelf navraag doet of het bewind inmiddels is ingesteld alvorens zij brieven verzendt.
4.3.
[gedaagde] zal (in zijn hoedanigheid van bewindvoerder) als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Woonpunt tot de datum van dit vonnis begroot op € 927,81, bestaande uit € 350,00 aan salaris gemachtigde, € 476,00 aan griffierecht en € 101,81 aan explootkosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen Woonpunt en [naam onderbewindgestelde 1] en [naam onderbewindgestelde 2] bestaande huurovereenkomst ter zake van de woning aan de [adres] te [woonplaats] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder in het beschermingsbewind van [naam onderbewindgestelde 1] en [naam onderbewindgestelde 2] , om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Woonpunt te stellen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder, tot betaling aan Woonpunt van € 1.734,36 (€ 1.274,64 + € 459,72), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2018 tot aan de dag van voldoening,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder, tot betaling van
€ 637,32 per maand vanaf 31 januari 2018 tot aan de dag van ontruiming, een ingegane maand daarbij gerekend voor een hele maand,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder, tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Woonpunt tot de datum van dit vonnis begroot op € 927,81,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en is in het openbaar uitgesproken.
RK