ECLI:NL:RBLIM:2018:5898

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
21 juni 2018
Zaaknummer
03/659005-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overvallen op restaurant en cafetaria met geweld en bedreiging

De verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan meerdere overvallen in een korte periode, waaronder een overval op een Chinees restaurant en een cafetaria, waarbij slachtoffers zijn mishandeld en bedreigd met nepvuurwapens. De rechtbank heeft op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in deze strafzaak, waarbij de verdachte 52 dagen jeugddetentie met aftrek van voorarrest opgelegd kreeg, evenals een voorwaardelijke PIJ-maatregel met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn gebrekkige ontwikkeling van geestvermogens. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die voortvloeiden uit de gepleegde feiten. De verdachte moet schade vergoeden aan de slachtoffers van de overvallen, en de rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, met inbegrip van immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft de teruggave van in beslag genomen wapens gelast aan de rechthebbenden. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Familie en jeugd
Parketnummer: 03/659005-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken d.d. 19 juni 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S.H.J. van der Linden, advocaat, kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is, nadat de behandeling van de zaak ter zitting van 20 maart 2018 is aangehouden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt, inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 juni 2018. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Tevens zijn gehoord de ouders van verdachte en mevrouw [naam vertegenwoordigster jeugdrecalssering] , vertegenwoordiger van de jeugdreclassering.
Voorts zijn ter zitting verschenen:
de benadeelde partij mevrouw [slachtoffer 1] , vergezeld van haar echtgenoot en de heer [naam medewerker slachtofferhulp 1] van Slachtofferhulp Nederland;
de heer [naam medewerker slachtofferhulp 2] en de heer [naam medewerker slachtofferhulp 3] van Slachtofferhulp Nederland, namens de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: samen met anderen een overval op restaurant [naam restaurant] in Swalmen heeft gepleegd.
Feit 2: samen met anderen heeft geprobeerd een woningoverval in Swalmen te plegen.
Feit 3: heeft geprobeerd het slachtoffer van een overval op cafetaria [naam cafetaria] in Belfeld van het leven te beroven om te kunnen vluchten na het plegen van deze overval, dan wel heeft geprobeerd het slachtoffer van het leven te beroven en samen met anderen een overval op cafetaria [naam cafetaria] in Belfeld heeft gepleegd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het onder feit 1, feit 2 en feit 3 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, overeenkomstig de overgelegde pleitnotities, zich op het standpunt gesteld dat feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw verder aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging dat de verdachte ook de mond van aangeefster heeft dichtgeduwd, omdat hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is in het dossier.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 3 aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van poging doodslag doordat hij aangever [slachtoffer 3] opzettelijk met een hamer of stomp voorwerp tegen het hoofd, nek of rug heeft geslagen. De verdachte dient op dit onderdeel te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met zijn medeverdachten op 10 december 2017 te Swalmen een hoeveelheid geld heeft gestolen van restaurant [naam restaurant] , terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] , op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] ; [2]
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] ; [3]
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
Partiële vrijspraak:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de bedreiging met geweld ook gericht was tegen [slachtoffer 5] , omdat de verklaring van [slachtoffer 5] op dit punt niet wordt ondersteund door de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 4] , de medeverdachte [medeverdachte 1] of de verklaring van de verdachte. Ook de camerabeelden van het restaurant tijdens de overval bieden hierover geen uitsluitsel. De verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2 primair:
[slachtoffer 1]heeft aangifte gedaan [4] en zij heeft het volgende verklaard:
Vandaag, 11-12-2017, omstreeks 22.30 uur bevond ik mij in mijn woning, [adres 1] te Swalmen. Verder was mijn zoon [getuige 1] in de woning. Ik hoorde de deurbel gaan. Kort daarop ging de deurbel weer en ben ik naar de voordeur gelopen. Ik opende de voordeur en zette een stap naar buiten. Op het moment dat ik naar buiten stapte en op het bordes van het trapje stond zag ik rechts van mij twee personen staan. Ik zag dat deze twee personen een bivakmuts droegen. Op het moment dat ik deze twee personen zag, stapte een van deze personen op mij af en duwde mij achteruit de woning in. Deze persoon probeerde mij bij mijn armen vast te pakken. Ik probeerde dat af te weren en begon direct de naam van mijn zoon [getuige 1] te roepen. Op het moment dat ik op mijn zoon [getuige 1] begon te roepen zag en voelde ik dat de persoon die mij naar binnen duwde met zijn hand mijn mond probeerde dicht te houden. Hij hield zijn hand voor mijn mond. Op dat moment kwam mijn zoon [getuige 1] de trap af gerend en zag ik dat beide personen weg renden.
Getuige
[getuige 1]heeft het volgende verklaard [5] :
Vandaag, 11-12-2017, omstreeks 22.30 uur ben ik getuige geweest van een poging diefstal met geweld/overval op onze woning. Terwijl ik in bed lag hoorde ik de voordeurbel gaan. Ongeveer 1 minuut later ging weer de bel. Ik hoorde vervolgens dat de voordeur werd geopend. Direct daarop hoorde ik mijn moeder mijn naam roepen. Ik hoorde de paniek in haar stem. Ik ben direct de trap naar beneden afgerend. Ik zag dat mijn moeder ongeveer halverwege de gang stond en ik zag een persoon vlak voor mijn moeder staan. Ik zag dat die persoon mijn moeder vast had. Ik zag een tweede persoon in de deuropening staan. Voordat ik onder aan de trap was, zag ik dat beide personen naar buiten renden. Ik zag dat ze wegrenden richting het [adres 2] .
Medeverdachte [medeverdachte 1]heeft bij de politie het volgende verklaard [6] :
Ik weet dat het bij het [adres 2] in de buurt was. Ik zat achter [medeverdachte 2] (
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2]) in de auto, [medeverdachte 2] als bijrijder, [medeverdachte 3] (
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3]) als bestuurder en daarachter [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: de verdachte). We hadden dezelfde spullen mee als met de overval op de chinees. Bivakmutsen, handschoenen en wapens waren allemaal hetzelfde. [verdachte] belde aan maar er maakte niemand open. Er werd voor de 2e keer aangebeld en weer niet open gemaakt. We wilden weglopen maar toen ging de deur open. [verdachte] liep toen terug. Ik ging hem achterna. [verdachte] had zijn wapen op haar gericht. Ze begon te schreeuwen. [verdachte] duwde haar naar achter de woning in en duwde een hand voor haar mond. Ik bleef buiten staan en had mijn wapen niet getrokken. Toen hoorde we dat er iemand naar beneden kwam gerend. Toen pakte ik [verdachte] en zijn we weggerend. Toen gingen we direct in de auto zitten. Die was nog open. Toen heb ik [medeverdachte 3] gebeld en zijn we weggereden.
De verdachteheeft bij de politie het volgende verklaard [7] :
We waren als het goed is eerst bij [medeverdachte 3]
(de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3] ). [medeverdachte 3] heeft daar op een parkeerplaats geparkeerd. Toen zijn [medeverdachte 2] (
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2]) en [medeverdachte 3] uitgestapt. [medeverdachte 1] (
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1]) en ik zijn toen naar dat huis gelopen. Toen hebben we bij dat huis aangebeld. Het duurde best lang. Toen deed een vrouw open. Iemand wist waar die vrouw van het postkantoor woonde en dat die vrouw iedere dag de omzet mee naar huis nam. Het was denk ik twee of drie dagen na de overval op het Chinees restaurant. Ik had toen die Bibi gun en [medeverdachte 1] had nu het alarmpistool. Volgens mij had ik de camouflagebivakmuts en [medeverdachte 1] een zwarte. In de buurt van de dierenwinkel heeft [medeverdachte 3] geparkeerd. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] liepen toen in de richting van de oude Jan Linders. Daar konden ze dan zien of er politie aan zou komen. Dan zouden wij meteen weg kunnen. Volgens mij heeft [medeverdachte 1] een keer aangebeld en ik ook een keer. Net toen we weg wilden gaan hoorden we dat de voordeur werd geopend. Toen zijn we terug gerend. Ik liep toen trapjes voor de deur op. Toen heb ik die vrouw vastgepakt. Zeg maar tussen schouder en nek. Ik pakt haar bij de kleding vast. Ik duwde haar iets naar achter. Toen kwam er een [slachtoffer 2] van de trap af gerend en toen zijn we weggegaan. We wilden het geld, de omzet meenemen.
Overwegingen ten aanzien van feit 2:
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met zijn medeverdachten op 11 december 2017 te Swalmen heeft geprobeerd een hoeveelheid geld te stelen van [slachtoffer 1] , terwijl deze poging tot diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld.
De rechtbank is daarbij van oordeel dat ook wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de mond van het slachtoffer heeft dicht gedrukt, omdat de verklaring van het slachtoffer op dit punt wordt ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] .
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3 primair:
[slachtoffer 2]heeft aangifte gedaan [8] en zij heeft het volgende verklaard:
Ik wens aangifte te doen van diefstal met geweld, bedreiging en mishandeling. Op 21 december 2017 was ik werkzaam in cafetaria [naam cafetaria] , welke is gelegen aan de [adres 3] te Belfeld. Samen met mijn [slachtoffer 2] bevond ik mij in de keuken. Mijn dochter bevond zich in het woonhuis boven de cafetaria. Omstreeks 21.40 uur hoorde ik dat de toegangsdeur van de cafetaria werd geopend. Ik ben richting de balie gelopen. Eenmaal bij de balie zag ik twee mannen in de cafetaria staan. Ik zag dat één van de mannen, nader genoemd als persoon 1, een pistool in zijn hand vasthield. Ik zag dat de andere [slachtoffer 2] , nader genoemd als persoon 2, een hamer vasthield. Vervolgens zag ik dat persoon 1 direct doorliep in mijn richting en achter de balie kwam staan ter hoogte van de kassa. Ik hoorde de [slachtoffer 2] roepen: “kassa open, kassa open!”. Ik zag dat terwijl persoon 1 dit riep hij zijn pistool op mij richtte. Hierdoor voelde ik mij ontzettend bedreigd. Hierop liep ik naar de kassa en ontgrendelde de kassalade aan de achterzijde van de kassa. Nadat de kassalade geopend was zag ik dat persoon 1 geld uit de kassalade pakte. Persoon 2 stond tussentijds aan de korte zijde van de balie en hield zich afzijdig. Nadat persoon 1 het geld had gepakt, zag ik dat zowel persoon 1 als persoon 2 richting de uitgang liepen. Op dat moment zag ik dat mijn [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] de keuken uit kwam gelopen. Ik zag dat mijn [slachtoffer 2] persoon 1 vastpakte bij zijn kleding. Omdat ik mijn [slachtoffer 2] wilde helpen, pakte ook ik persoon 1 bij zijn kleding. Hierdoor ontstond er een worsteling. Tijdens deze worsteling werd er door mij geduwd en getrokken aan de kleding van persoon 1. Op enig moment zag ik dat ook persoon 2 zich mengde in de worsteling. Ik zag dat persoon 2 met een hamer mijn [slachtoffer 2] begon te slaan. Ik zag dat hij mijn [slachtoffer 2] met opzet en kracht op het hoofd sloeg. Ik probeerde persoon 2 van mijn [slachtoffer 2] vandaan te duwen. Ik zag dat ik inmiddels werd geholpen door mijn dochter. Ik probeerde persoon 2 van mijn [slachtoffer 2] vandaan te duwen. Terwijl ik dit deed voelde ik op enig moment een klap precies boven op mijn hoofd. Kort daarna zag ik dat persoon 1 en persoon 2 wisten te ontvluchtten en wegrenden in de richting van de Irenelaan.
Voor wat betreft het geld dat persoon 1 heeft gepakt, kan ik enkel zeggen dat het biljetten waren. Ik dacht te zien dat hij één biljet van vijftig euro pakte, enkele van twintig euro en tot slot veel biljetten van tien en vijf euro. Op dit moment voel ik een lichte pijn aan de verwonding boven op mijn hoofd. Ik voel ook een lichte verdikking.
opmerking verbalisant: door mij is een lichte verdikking boven op het hoofd van de aangeefster te zien.
[slachtoffer 3]heeft aangifte gedaan [9] en hij heeft het volgende verklaard:
Ik doe aangifte ter zake poging doodslag, zware mishandeling, poging zware mishandeling en mishandeling. Op 21 december 2017 omstreeks 21.40 uur was ik samen met mijn vrouw, genaamd [slachtoffer 2] , aan het werk in ons cafetaria “ [naam cafetaria] ”, gelegen aan de [adres 3] te Belfeld. Wij zaten in de keuken toen wij mensen binnen hoorden komen. Toen ik en mijn vrouw naar voren liepen, zag ik dat er twee personen in onze zaak stonden. Ik zag dat beide personen een bivakmuts droegen en zag dat een van hen een op een vuurwapengelijkend voorwerp vast had, de later te noemen NN1, en de andere een hamer vast had, de later te noemen NN2. Ik hoorde dat NN1 riep: “Overval, overval. Geld!”. Mijn vrouw was angstig. Ik zag dat NN1 ons met het vuurwapengelijkend voorwerp bedreigde en zag dat mijn vrouw de kassalade open deed, het geld uit de kassalade pakte en aan de persoon gaf. Ik was gefocust op NN1 en op het vuurwapengelijkend voorwerp. Het leek voor mij als het voorwerp een nepvuurwapen betrof. Hierop ben ik naar NN1 toe gelopen en pakte NN1 en het vuurwapengelijkend voorwerp vast. Hierdoor ontstond een schermutseling. Ik zag dat de [slachtoffer 2] met de hamer de zaak wilde verlaten, maar zag dat hij terug kwam in de richting van mij en zag en voelde dat hij mij meermaals met de hamer op mijn hoofd en rug sloeg. Hierop konden beide personen wegkomen.
Van de klappen heb ik pijn en letsel overgehouden. Het letsel betreft:
- verwondingen aan de linkerzijde van mijn gezicht. Tevens heb ik hier pijn aan.
- verwondingen op de linkerzijde van mijn rug. Tevens heb ik hier pijn aan.
Aangever
[slachtoffer 3]heeft verder het volgende verklaard [10] :
Ik heb nog last van mijn rug en ik heb nog veel pijn aan mijn hoofd. Gelukkig was de CT-scan goed, maar volgens de behandelend arts houd ik nog zeker enkele weken pijnklachten.
In eerste instantie wisten we niet precies hoeveel weg was genomen, maar toen mijn vrouw de kas had opgemaakt, bleek dat er 285,00 euro weg was. Ik wil bij deze ook aangifte doen van diefstal met geweld gepleegd in vereniging. Het geld is eigendom van mijn vrouw, maar de daders hebben mij mishandeld toen ze wilden vluchten met het weggenomen geldbedrag. Mijn vrouw heeft de kassa onder dwang geopend en toen was overvaller 1 er al meteen bij en die overvaller heeft toen zelf het geld uit de kassa weggenomen.
Getuige [getuige 2]heeft het volgende verklaard [11] :
U vraagt mij wat ik kan verklaren over een overval op onze cafetaria, genaamd “ [naam cafetaria] ”, gelegen aan de [adres 3] in Belfeld. Op 21 december 2017 omstreeks 21:45 uur was ik boven in de woning. Ik hoorde een hard geschreeuw komende vanuit het cafetaria gedeelte. Ik rende meteen naar beneden. Ik zag in de cafetaria nabij de kassa twee personen staan, beide personen droegen bivakmutsen met gaten ter hoogte van de ogen en de mond. Ik zag dat een persoon een hamer in zijn rechterhand had en dat de ander een vuurwapen in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat mijn vader en moeder ook bij de kassa stonden. Ik zag dat de daders geld uit de kassalade pakten. Nadat het geld uit de kassa was en ze wegliepen, wilde mijn vader ze tegenhouden. Hierdoor ontstond er ter hoogte van de uitgang bij het raam en tussen twee tafels in een worsteling tussen mijn vader en de daders. Ik zag dat mijn vader eerst door de [slachtoffer 2] met de hamer meerdere malen op zijn hoofd en op zijn rug werd geslagen. Ik zag dat de [slachtoffer 2] het vuurwapen vervolgens mijn vader zijn bril van zijn gezicht sloeg en ook met het vuurwapen op zijn hoofd en rug sloeg. Mijn moeder probeerde het te stoppen en werd door de [slachtoffer 2] met de hamer boven op haar hoofd geslagen. Na de worsteling zag ik dat de [slachtoffer 2] met het vuurwapen, het vuurwapen met zijn rechter gestrekte arm gericht op mijn vader hield. Dit was op een afstand van ongeveer een meter. Vervolgens renden ze de zaak uit in de richting van de Irenelaan.
Medeverdachte [medeverdachte 1]heeft bij de politie het volgende verklaard [12] :
We gingen naar Belfeld. Ik was toen samen met [medeverdachte 3] (
de rechtbank begrijpt: de verdachte), [medeverdachte 2] (
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2]) en [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [verdachte]). Ik had een legergroene bivakmuts op en [verdachte] had geen bivakmuts. Hij had een zwarte sjaal voor zijn mond. We zijn daarheen gegaan met de auto van [medeverdachte 3] . [verdachte] en ik zijn uitgestapt en richting de frituur gelopen. We hebben gewacht totdat de klant weg was. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben gewacht bij de auto. We zijn er heen gegaan. Ik liep voorop. [verdachte] achter mij met de hamer. Ik rende snel achter de balie. Er was toen niemand op dat moment en de deur was dicht. Ik probeerde de kassa open te maken. Er kwam toen een vrouw van achter gelopen. Ik heb toen mijn geweer op haar benen gericht. Toen zei ik dat ze de kassa moest open maken. Toen kwam een [slachtoffer 2] . Toen hebben we de kassa eerst leeggemaakt. Toen wilden we naar buiten gaan. Toen werd ik vastgepakt. Ik wilde naar buiten. [verdachte] stond bij de deur met de hamer de deur open te houden. We kwamen toen bij het eetgedeelte. Daar duwde ik met het pistool tegen het hoofd van de [slachtoffer 2] . Toen kwam [verdachte] en sloeg die [slachtoffer 2] met de hamer. Ook op zijn hoofd volgens mij. Volgens mij kwam de dochter ook nog naar beneden. [verdachte] sloeg met die hamer tegen die [slachtoffer 2] . Toen liet die [slachtoffer 2] los.
Ik kreeg de kassa niet open. Toen kwam die vrouw en die deed haar handen omhoog. Ik zei dat ze de kassa moest openmaken. Toen maakte ze de kassa open en heb ik het geld gepakt. Het geld stopte ik in mijn jas. Ik probeerde de [slachtoffer 2] weg te duwen. Ik zag geen andere optie om het wapen tegen het hoofd aan te duwen en ook wat meer intimidatie gaf tegen de [slachtoffer 2] . [verdachte] sloeg toen met de hamer. Ik duwde met de onderkant van het wapen. Het kan best zijn dat ik een beetje een tik heb uitgedeeld. [verdachte] haalde echt uit. Hij haalde de hamer echt naar achter en haalde daarna uit. [verdachte] heeft 1 keer op de rug geslagen en 1 keer op het hoofd volgens mij. Dat ging minder hard. Dat was een tikje. Wij zijn daarna direct weggerend, direct naar de auto. Toen we aan kwamen zaten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de auto.
De verdachteheeft bij de politie het volgende verklaard [13] :
We waren bij [medeverdachte 3] (
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3]) thuis. We waren met [medeverdachte 2] (
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2]), [medeverdachte 3] en een vriend van me. [medeverdachte 2] begon over overvallen. Toen gingen we daar mee akkoord. We zijn met de auto van [medeverdachte 3] gegaan. Ik en me vriend zaten achterin. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] voor in. [medeverdachte 3] reed. Die vriend van me zat achter [medeverdachte 3] en ik achter [medeverdachte 2] . Ik had de hamer. De vriend van me had de tas en bb gun. De bivak had de vriend van mij. Ik had een t-shirt voor me gezicht. De auto werd geparkeerd in een zijstraat bij de frituur. Ik en mijn vriend renden erheen. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] bleven in de auto. Dat was zo afgesproken. Toen gingen we naar binnen. Mijn vriend rende naar binnen naar de kluis. Hij pakte het geld. Ik stond in het gangpad. Toen wilde die vriend wegrennen. Toen pakte die [slachtoffer 2] hem vast. Ik sloeg toen met de hamer tegen de [slachtoffer 2] op zijn rug omdat hij [medeverdachte 1] (
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1]) vast had. Hij dreigde met die bb gun. Die vrouw zei dat ze bang was. Die dochter stond bij de trap. Mijn vriend bedreigde die vrouw. Ze maakte de kassa open. Ik zei ook een keer dat ze moest openmaken. Toen mijn maat het geld had wilden we wegrennen. Maar die [slachtoffer 2] rende achter mijn vriend aan. Mijn vriend sloeg die [slachtoffer 2] heel vaak. Daarna sloeg ik die [slachtoffer 2] een keer in de zij. Die [slachtoffer 2] liet toen los. Toen zijn we weggerend. Ik sloeg die [slachtoffer 2] eenmaal tussen zijn zij en zijn rug, zodat mijn vriend vrij kwam. Ik sloeg met de hamer. Toen zijn we naar de auto gegaan en naar huis gereden. Het geld is door 3 gedeeld.
Overwegingen ten aanzien van feit 3 primair:
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met zijn medeverdachten op 21 december 2017 te Belfeld een hoeveelheid geld heeft gestolen van [slachtoffer 2] en cafetaria [naam cafetaria] , terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , waarbij de verdachte [slachtoffer 3] met een hamer op/tegen het hoofd en tegen de nek heeft geslagen.
De rechtbank is van oordeel dat het slaan met een hamer op/tegen het hoofd en tegen de nek moet worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag. Door dergelijk handelen van de verdachte bestaat een aanmerkelijke kans dat het slachtoffer hierdoor komt te overlijden. De verdachte heeft die kans bewust aanvaard. De verdachte heeft zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer daardoor zou kunnen komen te overlijden.
De rechtbank acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1.
op 10 december 2017 te Swalmen, tezamen en in vereniging met anderen, een hoeveelheid geld, dat toebehoorde aan restaurant [naam restaurant] , hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, met dat oogmerk twee op een vuurwapen gelijkende voorwerpen, hebben gericht op genoemde [slachtoffer 4] en daarbij op dreigende toon hebben geroepen: “Snel maak de kassa open, opschieten, snel snel”;
feit 2.
op 11 december 2017 te Swalmen, tezamen met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld van hunner gading, toebehorende aan [slachtoffer 1] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welke bedreiging hierin bestond dat verdachte en zijn mededader:
- met een bivakmuts over hun hoofd bij de woning van die [slachtoffer 1] , gelegen aan de [adres 1] , heeft/hebben aangebeld en
welk geweld hierin bestond dat verdachte:
- nadat [slachtoffer 1] de voordeur had geopend die [slachtoffer 1] heeft geduwd en de mond van die [slachtoffer 1] heeft dicht gedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3 primair.
op 21 december 2017 te Belfeld, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een hamer, op/tegen het hoofd en tegen de nek van die [slachtoffer 3] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke vorenomschreven poging tot doodslag werd vergezeld en voorafgegaan van enig strafbaar feit,
te weten diefstal met geweld in vereniging (ex artikel 312 lid 2 Sr) van een hoeveelheid geld, gepleegd op 21 december 2017 te Belfeld, in elk geval in de gemeente Venlo, ten opzichte van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ,
en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 3 primair:
poging tot doodslag vergezeld of voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog G.A. Ameling heeft over de geestvermogens van de verdachte op
24 april 2018 een rapport uitgebracht. Deze deskundige heeft geconcludeerd dat er bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Hij heeft een moeilijk lerende intelligentie met een disharmonisch profiel. Er is sprake van een normoverschrijdende gedragsstoornis met een dreigende antisociale persoonlijkheidsontwikkeling. Dit was ook het geval ten tijde van het ten laste gelegde. De deskundige heeft geadviseerd het ten laste gelegde in (licht) verminderde mate toe te rekenen.
De psychiater H. van der Lugt heeft over de geestvermogens van de verdachte op 25 april 2018 een rapport uitgebracht. Deze deskundige heeft geconcludeerd dat er bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een autisme spectrum stoornis met een verstandelijke beperking, een normoverschrijdend-gedragsstoornis (ernstig), beginnend in de adolescentie met beperkte prosociale emoties, bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken, leer- en onderwijsproblemen, ouder-kindrelatieproblemen. Dit was ook het geval ten tijde van het ten laste gelegde. De deskundige heeft geadviseerd het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt de adviezen van de deskundigen over en acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
Nu overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die verdachtes strafbaarheid uitsluiten, is de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen 52 dagen jeugddetentie met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de maatregel tot Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van 2 (twee) jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 30 mei 2018.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor het opleggen van een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf in plaats van het voorwaardelijk opleggen van de PIJ-maatregel.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met twee anderen in een korte periode schuldig gemaakt aan een overval op een Chinees restaurant, een poging tot een woningoverval en een overval op een cafetaria. De slachtoffers van deze overvallen zijn daarbij mishandeld en/of bedreigd met nepvuurwapens. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de samenleving in het algemeen. Uit de verschillende slachtofferverklaringen blijkt hoe groot de impact van de overvallen is geweest. De slachtoffers van de overval op cafetaria [naam cafetaria] hebben mede door dit incident zelfs besloten om niet meer door te gaan met hun cafetaria. De verdachte heeft geen rekening gehouden met deze gevolgen, maar heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 mei 2018,
het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 30 mei 2018, de rapportage van psycholoog G.A. Ameling van 24 april 2018, de rapportage van psychiater H. van der Lugt van 25 april 2018 en hetgeen ter terechtzitting omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren is gebracht.
Uit voornoemd rapport van de psycholoog blijkt dat er bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Hij heeft een moeilijk lerende intelligentie met een disharmonisch profiel. Er is sprake van een normoverschrijdende gedragsstoornis met een dreigende antisociale persoonlijkheidsontwikkeling. De verdachte is een impulsieve, beïnvloedbare jongen met een moeilijk lerende intelligentie die niet kritisch nadenkt, onvoldoende zicht heeft op oorzaak en gevolg en zich nauwelijks verplaatst in de ander. Hij voelt zich aangetrokken tot criminele activiteiten, verveelt zich, doet wat een ander hem vraagt en kan en wil zich onvoldoende verplaatsen in de gevolgen van zijn gedrag voor een ander. Hij voelt zich een grote jongen en durft geen grens te stellen uit angst voor gezichtsverlies. Hij laat zich niet waarschuwen, gedraagt zich zelfbepalend en lapt huisregels aan zijn laars. De kans op recidive wordt als bovengemiddeld beschouwd indien geen passende behandeling plaatsvindt. Gezien de ernst van het tenlastegelegde en de vele risicofactoren adviseert de deskundige een voorwaardelijke PIJ om de verdachte een stevige, externe stok achter de deur te geven om zijn leven te beteren nu het nog kan.
Uit voornoemd rapport van de psychiater blijkt dat er bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een autisme spectrum stoornis met een verstandelijke beperking, een normoverschrijdend-gedragsstoornis (ernstig), beginnend in de adolescentie met beperkte prosociale emoties, bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken, leer- en onderwijsproblemen, ouder-kindrelatieproblemen. De verdachte legt nauwelijks tot geen verband tussen oorzaak en gevolg. Hij laat zich leiden door eigen impulsen, lijkt nu aanzien te verkrijgen door zijn crimineel getinte levenswijze, komt als bedreigender over dan vóór zijn detentie en heeft in die zin iets te verliezen (ligt er meer uit bij klasgenoten en heeft geen vrienden). Het toch al hoge risico neemt daardoor toe voor agressief getinte incidenten. Als juridisch kader wordt een voorwaardelijke PIJ geadviseerd. De verdachte neemt maatregelen en sancties serieus als die duidelijk zijn gesteld en worden gedekt door een strafrechtelijk kader. Indien de verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt of recidiveert, is hij aanmerkelijk beter af in een JJI dan met een civiele maatregel in de GGZ, die zich weinig raad weet met deze jongens en bovendien genoodzaakt zijn, bij goed gedrag (dat de verdachte op commando toont) de opname af te bouwen.
Uit voornoemd rapport van de Raad voor de Kinderbescherming blijkt dat zowel de jeugdreclassering als ook de Raad zich kunnen vinden in de gegeven adviezen in de rapportages van de psycholoog en de psychiater. De Raad adviseert aan de verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, met een aantal bijzondere voorwaarden.
De rechtbank neemt voornoemde adviezen over en maakt deze tot de hare. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de PIJ-maatregel in voorwaardelijke vorm op te leggen. Bovendien heeft de verdachte zich bovendien bereid verklaard zich te houden aan de te stellen voorwaarden.
De bewezenverklaarde feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
De rechtbank is, op grond van voornoemde rapportages, van oordeel dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en dat daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eisen. De PIJ-maatregel is voorts in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
Deze maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat, in het geval van overtreding van de bijzondere voorwaarden de voorwaardelijke PIJ-maatregel op vordering van de officier van justitie door de rechtbank wordt ten uitvoer gelegd, de verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Alles overwegende zal de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, aan de verdachte opleggen 52 dagen jeugddetentie met aftrek van voorarrest. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een voorwaardelijke PIJ-maatregel met een proeftijd van twee jaren. Aan de voorwaardelijk op te leggen straf zal de rechtbank, naast de algemene voorwaarden de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 30 mei 2018 verbinden.
De rechtbank zal ten slotte het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering ingediend met betrekking tot de geleden immateriële schade als gevolg van het onder feit 1 tenlastegelegde. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.500,00. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering te matigen ter zake de immateriële schade gelet op de zeer jonge leeftijd van de verdachte. De raadsvrouw heeft daarnaast verzocht om de mogelijkheid om het bedrag in termijnen te voldoen indien de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd, gelet op de beperkte financiële draagkracht.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Het onder feit 1 ten laste gelegde feit is bewezen verklaard. Het is een strafbaar feit en aan de verdachte zal voor dat feit een straf worden opgelegd. Door dit feit is aan de benadeelde partij rechtstreeks schade toegebracht. De benadeelde partij is ontvankelijk in haar vordering.
Nu de vordering van de benadeelde partij inhoudelijk niet is betwist, acht de rechtbank de door [slachtoffer 4] gevorderde schade volledig voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de schade dan ook vaststellen op een bedrag van € 1.500,00. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 10 december 2017 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot betaling van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 10 december 2017 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de staat een bedrag van
€ 1.500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de tijd van 2 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf
10 december 2017 tot de dag der algehele voldoening, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 4] , zoals hierna in het dictum genoemd.
De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen, nu verdachte de schade samen met zijn mededaders heeft veroorzaakt.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoor overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
7.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] (feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft een vordering ingediend met betrekking tot de geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het onder feit 1 tenlastegelegde. De benadeelde partij vordert € 405,20 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht het bedrag te vermeerderen met wettelijke rente over dat bedrag.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering te matigen ter zake de immateriële schade gelet op de zeer jonge leeftijd van de verdachte. De raadsvrouw heeft daarnaast verzocht om de mogelijkheid om het bedrag in termijnen te voldoen indien de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd, gelet op de beperkte financiële draagkracht.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Aangezien aan de vordering van [slachtoffer 5] een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor verdachte niet zal worden veroordeeld, dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering ten aanzien van de immateriële schade te worden verklaard.
De rechtbank zal wel de door [slachtoffer 5] gevorderde materiële kosten toewijzen, nu deze kosten betrekking hebben op de schade van het restaurant waarvan [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] samen eigenaar zijn. Dit betreft een bedrag van € 405,20 in totaal voor het weggenomen geld en de kluis.
De rechtbank zal de schade dan ook vaststellen op een bedrag van € 405,20. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 10 december 2017 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot betaling van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 10 december 2017 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de staat een bedrag van
€ 405,20, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de tijd van 2 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf
10 december 2017 tot de dag der algehele voldoening, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 5] , zoals hierna in het dictum genoemd.
De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen, nu verdachte de schade samen met zijn mededaders heeft veroorzaakt.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoor overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
7.3
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering ingediend met betrekking tot de geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het onder feit 2 tenlastegelegde. De benadeelde partij vordert een bedrag van in totaal € 812,99. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering te matigen ter zake de immateriële schade gelet op de zeer jonge leeftijd van de verdachte. De raadsvrouw heeft daarnaast verzocht om de mogelijkheid om het bedrag in termijnen te voldoen indien de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd, gelet op de beperkte financiële draagkracht.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Het onder feit 2 ten laste gelegde feit is bewezen verklaard. Het is een strafbaar feit en aan de verdachte zal voor dat feit een straf worden opgelegd. Door dit feit is aan de benadeelde partij rechtstreeks schade toegebracht. De benadeelde partij is ontvankelijk in haar vordering.
Nu de vordering van de benadeelde partij inhoudelijk niet is betwist, acht de rechtbank de door [slachtoffer 1] gevorderde schade volledig voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de schade dan ook vaststellen op een bedrag van € 812,99. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 11 december 2017 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot betaling van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 11 december 2017 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de staat een bedrag van € 812,99, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de tijd van 2 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf
11 december 2017 tot de dag der algehele voldoening, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1] , zoals hierna in het dictum genoemd.
De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen, nu verdachte de schade samen met zijn mededaders heeft veroorzaakt.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoor overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
7.4
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 3)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering ingediend met betrekking tot de geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het onder feit 3 tenlastegelegde. De benadeelde partij vordert een bedrag van in totaal € 1.785,00. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering te matigen ter zake de immateriële schade gelet op de zeer jonge leeftijd van de verdachte. De raadsvrouw heeft daarnaast verzocht om de mogelijkheid om het bedrag in termijnen te voldoen indien de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd, gelet op de beperkte financiële draagkracht.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Het onder feit 3 ten laste gelegde feit is bewezen verklaard. Het is een strafbaar feit en aan de verdachte zal voor dat feit een straf worden opgelegd. Door dit feit is aan de benadeelde partij rechtstreeks schade toegebracht. De benadeelde partij is ontvankelijk in haar vordering.
Nu de vordering van de benadeelde partij inhoudelijk niet is betwist, acht de rechtbank de door [slachtoffer 2] gevorderde schade volledig voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de schade dan ook vaststellen op een bedrag van € 1.785,00. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 21 december 2017 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot betaling van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 21 december 2017 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de staat een bedrag van € 1.785,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de tijd van 2 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf
21 december 2017 tot de dag der algehele voldoening, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 2] , zoals hierna in het dictum genoemd.
De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen, nu verdachte de schade samen met zijn mededaders heeft veroorzaakt.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoor overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
7.5
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3)
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering ingediend met betrekking tot de geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het onder feit 3 tenlastegelegde. De benadeelde partij vordert een bedrag van in totaal € 2.224,48. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, gelet op de door haar verzochte vrijspraak. De raadsvrouw heeft subsidiair verzocht om de vordering te matigen ter zake de immateriële schade gelet op de zeer jonge leeftijd van de verdachte. De raadsvrouw heeft daarnaast verzocht te bepalen het bedrag in termijnen te mogen voldoen indien de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd, gelet op de beperkte financiële draagkracht.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Het onder feit 3 ten laste gelegde feit is bewezen verklaard. Het is een strafbaar feit en aan de verdachte zal voor dat feit een straf worden opgelegd. Door dit feit is aan de benadeelde partij rechtstreeks schade toegebracht. De benadeelde partij is ontvankelijk in haar vordering.
Nu de vordering van de benadeelde partij inhoudelijk niet is betwist, acht de rechtbank de door [slachtoffer 3] gevorderde schade volledig voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de schade dan ook vaststellen op een bedrag van € 2.224,48. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 21 december 2017 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot betaling van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 21 december 2017 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de staat een bedrag van € 2.224,48, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de tijd van 2 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf
21 december 2017 tot de dag der algehele voldoening, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 3] , zoals hierna in het dictum genoemd.
De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen, nu verdachte de schade samen met zijn mededaders heeft veroorzaakt.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoor overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.

8.Het beslag

Teruggave aan de rechthebbende(n)
De rechtbank gelast de teruggave van de volgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen: wapen TJ Harrington (goednummer 1027646), wapen Oklahoma (goednummer 1027650) en wapen Diana (goednummer 1027652) aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 288 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
PIJ-Maatregel
- legt op aan de verdachte de
maatregel van Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen voorwaardelijk, met een
proeftijd van twee (2) jaren;
- bepaalt dat de maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van een proeftijd de algemene voorwaarden of de bijzondere voorwaarden heeft overtreden;
  • stelt als algemene voorwaarde(n) dat de veroordeelde
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en,
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
-
stelt als bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde
- zich gedurende de proeftijd op door de gecertificeerde instelling te weten
Bureau Jeugdzorg Limburg, te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, waarvan het eerste deel van de begeleiding bestaat uit
  • zijn medewerking verleent aan een ambulante behandeling binnen een
  • zich dient te houden aan een zeer intensief behandel- en begeleidingstraject vanuit
- draagt de gecertificeerde instelling Bureau Jeugdzorg Limburg op toezicht te houden op naleving van deze voorwaarden en veroordeelde daarbij te begeleiden;
-
heft ophet
geschorste bevel tot voorlopige hechtenismet ingang van heden;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
-
wijst toede vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4], tot een bedrag van
1.500,00 euro;
  • veroordeelt verdachte, die evenals zijn mededader(s),
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door zijn mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van 1.500,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 10 december 2017 tot de dag der algehele voldoening, subsidiair
  • bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van 1.500,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 10 december 2017 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door zijn mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
-
wijst toede vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 5], tot een bedrag van
405,20 euro, zijnde materiële schade;
  • veroordeelt verdachte, die evenals zijn mededader(s),
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door zijn mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van 405,20 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 10 december 2017 tot de dag der algehele voldoening, subsidiair
  • bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van 405,20 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 10 december 2017 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door zijn mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 5] niet-ontvankelijkin de vordering ten aanzien van
de gevorderde immateriële schade;
-
wijst toede vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1], tot een bedrag van
812,99 euro;
  • veroordeelt verdachte, die evenals zijn mededader(s),
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door zijn mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van 812,99 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 11 december 2017 tot de dag der algehele voldoening, subsidiair
  • bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van 812,99 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 11 december 2017 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door zijn mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
-
wijst toede vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2], tot een bedrag van
1.785,00 euro;
  • veroordeelt verdachte, die evenals zijn mededader(s),
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door zijn mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van 1.785,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 21 december 2017 tot de dag der algehele voldoening, subsidiair
  • bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van 1.785,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 21 december 2017 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door zijn mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
-
wijst toede vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3], tot een bedrag van
2.224,48 euro;
  • veroordeelt verdachte, die evenals zijn mededader(s),
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door zijn mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van 2.224,48 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 21 december 2017 tot de dag der algehele voldoening, subsidiair
  • bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van 2.224,48 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 21 december 2017 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door zijn mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Beslag
- gelast de
teruggavevan de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende(n):
  • wapen TJ Harrington (goednummer 1027646);
  • wapen Oklahoma (goednummer 1027650);
  • wapen Diana (goednummer 1027652).
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M.C. van de Winkel, voorzitter, mr. J.J.M. Wassenberg en mr. F.L.G. Geisel, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juni 2018.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 10 december 2017 te Swalmen, in elk geval in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld (ongeveer 300 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of aan restaurant [naam restaurant] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met dat oogmerk twee, althans een of meer pistolen, in elk geval (een) op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), heeft/hebben getoond aan en/of gericht op genoemde [slachtoffer 4] en daarbij op dreigende toon heeft/hebben geroepen: "Snel maak de kassa open, opschieten, snel snel", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 11 december 2017 te Swalmen, in elk geval in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hunner gading,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welke bedreiging hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- met een (bivak)muts op/over zijn/hun hoofd bij de woning van die [slachtoffer 1] , gelegen aan de [adres 1] , heeft/hebben aangebeld en/of
welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- nadat [slachtoffer 1] de voordeur had geopend die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of de mond van die [slachtoffer 1] heeft/hebben dicht gedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 21 december 2017 te Belfeld, in elk geval in de gemeente Venlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een hamer, in elk geval een hard en/of stomp voorwerp, op/tegen het hoofd en/of op/tegen de nek van die [slachtoffer 3] heeft
geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke voorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit,
te weten diefstal met geweld in vereniging (ex artikel 312 lid 2 Sr) van een hoeveelheid geld, gepleegd op 21 december 2017 te Belfeld, in elk geval in de gemeente Venlo, ten opzichte van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ,
en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 21 december 2017 te Belfeld, in elk geval in de gemeente Venlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een hamer, in elk geval een hard en/of stomp voorwerp, op/tegen het hoofd en/of op/tegen de rug van die [slachtoffer 3] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 21 december 2017 te Belfeld, in elk geval in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en/of aan cafetaria/restaurant [naam cafetaria] ,
heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welke bedreiging hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een hamer, in elk geval een hard en/of stomp voorwerp, heeft/hebben getoond aan en/of gericht op genoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- daarbij op dreigende toon heeft/hebben geroepen: "Overval, overval, geld!" en/of "Kassa open, kassa open!", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of
welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- genoemde [slachtoffer 2] met een hamer, in elk geval een hard en/of stomp voorwerp en/of een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft/hebben geslagen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg-Noord, Districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, BVH-registratienummer 2017196580/2017196581-2017197059-2017202252/2017202290, gesloten d.d. 16 februari 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 443.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 11 december 2017, pagina’s 32 tot en met 34.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 10 december 2017, pagina’s 35 tot en met 37.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 12 december 2017, pagina’s 70 tot en met 72.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 12 december 2017, pagina’s 73 en 74.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 januari 2018, bijlage V.3.6.3.
7.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d. 12 januari 2018, bijlage V.2.6.5.
8.Proces-verbaal van aangifte d.d. 22 december 2017, pagina’s 89 tot en met 92.
9.Proces-verbaal van aangifte d.d. 22 december 2017, pagina’s 93 tot en met 96.
10.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 29 december 2017, pagina’s 97 tot en met 100.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 december 2017, pagina’s 112 en 113.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 januari 2018, bijlage V.3.6.3.
13.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d. 10 januari 2018, bijlage V.2.6.4.